In deze zaak vorderde een niet-gecontracteerde zorgaanbieder, aangeduid als [naam], in kort geding dat Zilveren Kruis Zorgverzekeringen N.V. zou worden verboden om een cessieverbod te hanteren. Dit cessieverbod, dat sinds 1 januari 2015 van kracht is, staat verzekerden niet toe om hun vorderingen op Zilveren Kruis over te dragen aan de zorgaanbieder. De zorgaanbieder stelt dat dit verbod onrechtmatig is, omdat het leidt tot financiële problemen voor zowel de zorgaanbieder als haar patiënten, die vaak sociaal en psychisch kwetsbaar zijn. De zorgaanbieder heeft eerder een contract gehad met Zilveren Kruis, maar na 2014 is er geen overeenkomst meer gesloten, waardoor zij als niet-gecontracteerde zorgaanbieder opereert.
De voorzieningenrechter heeft de vordering van de zorgaanbieder afgewezen. De rechter oordeelde dat Zilveren Kruis een rechtens te respecteren belang heeft bij het handhaven van het cessieverbod, omdat dit bijdraagt aan de effectiviteit van haar controletaak en de rechtmatige besteding van zorggelden. De rechter wees erop dat de zorgaanbieder onvoldoende had aangetoond dat het cessieverbod onredelijk bezwarend was of dat het daadwerkelijk leidde tot ernstige financiële problemen. Bovendien werd opgemerkt dat Zilveren Kruis met andere niet-gecontracteerde zorgaanbieders wel betaalovereenkomsten aangaat, wat de stelling van de zorgaanbieder ondermijnt dat het cessieverbod onterecht is.
De rechter concludeerde dat de belangen van Zilveren Kruis bij het cessieverbod zwaarder wegen dan de belangen van de zorgaanbieder, en dat het cessieverbod niet onrechtmatig is. De zorgaanbieder werd veroordeeld in de proceskosten van Zilveren Kruis, die op € 1.434,00 werden begroot.