In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 28 augustus 2015 uitspraak gedaan in een kort geding tussen de Stichting GGZ Momentum en verschillende zorgverzekeraars, waaronder Menzis Zorgverzekeraar N.V. De zaak betreft de vraag of het cessieverbod in de Algemene Voorwaarden van Menzis onrechtmatig is jegens Momentum, een niet-gecontracteerde zorgaanbieder. Momentum biedt specialistische geestelijke gezondheidszorg aan, maar heeft geen overeenkomst met Menzis. Dit betekent dat patiënten van Momentum, die verzekerd zijn bij Menzis, de zorgkosten zelf moeten declareren, wat leidt tot administratieve complicaties en financiële risico's voor zowel de patiënten als Momentum.
Momentum heeft gesteld dat het cessieverbod, dat sinds 1 januari 2015 van kracht is, hen en hun patiënten onterecht benadeelt. De rechtbank heeft geoordeeld dat Menzis onvoldoende heeft aangetoond dat het cessieverbod noodzakelijk is om administratieve lasten te verminderen. De rechtbank heeft de belangen van Momentum en de patiënten zwaarder laten wegen dan de door Menzis aangevoerde administratieve belangen. De rechter heeft Menzis verboden om het cessieverbod te hanteren en hen opgedragen om cessie door patiënten van Momentum toe te staan, zodat zorgkosten rechtstreeks aan Momentum kunnen worden overgemaakt.
De rechtbank heeft Menzis ook veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op € 1.550,34, te vermeerderen met wettelijke rente. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat Menzis onmiddellijk aan de uitspraak moet voldoen, ook al kan er nog hoger beroep worden ingesteld. De uitspraak benadrukt de zorgvuldigheid die zorgverzekeraars moeten betrachten in hun contractuele relaties met zorgaanbieders en de belangen van patiënten.