Bureau Integriteit en [gedaagde sub 2] hebben als verweer aangevoerd dat [L] op dinsdag 14 februari 2012 een e-mailbericht aan [C] heeft gestuurd, waarbij [L] [C] hartelijk heeft bedankt voor de ‘gastvrijheid van gisteravond’, met daarbij de opmerking “wordt vervolgd” – met daarachter een smiley. Dienaangaande hebben Bureau Integriteit en [gedaagde sub 2] gesteld dat een dergelijk bericht niet heel erg waarschijnlijk is, als een paar uur daarvoor een al dan niet seksueel intimiderende opmerking aan het adres van [L] is gedaan. In de dagen na 13 februari 2012 zijn er diverse bijeenkomsten ge-weest, waarbij raadsleden - waaronder [eiser] - aanwezig waren. Gedurende die bijeen-komsten, als ook tijdens het verjaardagsfeest van de burgemeester op 18 februari 2012, is met geen woord gerept over de vermeende (seksuele) intimidatie. Eerst op zondagavond omstreeks 22.00 uur, vlak na het vertrek van de burgemeester naar zijn vakantieadres, heb-ben [eiser] en [G] de raadsvragen ingediend en daarbij ook de media opgezocht. Het had op de weg van [eiser] en [G] gelegen om deze ernstige beschuldigingen eerst bij de burgemeester en/of de griffier (als vertrouwenspersoon) en/of [B] zelf aan de orde te stellen, aldus Bureau Integriteit en [gedaagde sub 2] .
Bureau Integriteit en [gedaagde sub 2] hebben ten aanzien van de conclusies in het rapport gesteld dat deze in overeenstemming zijn met de aan hen verleende opdracht, ter zake waarvan de burgemeester overleg heeft gevoerd met de fractievoorzitters, en dat [P] geen invloed heeft gehad op de beoordelingen en conclusies van Bureau Integriteit.
Ter zake de totstandkoming van het rapport hebben Bureau Integriteit en [gedaagde sub 2] gesteld dat het door (onder meer) [G] en [eiser] gewenste bredere nadere onderzoek naar de bestuurscultuur binnen de gemeente veel ruimer is dan de opdracht die zij van de burge-meester hebben gekregen en een andere onderzoeksmethodiek vergt, waarmee een aanzien-lijk langere doorlooptijd is gemoeid, hetgeen gelet op de aard en de inhoud van de beschul-digingen ongewenst is. In dit kader hebben Bureau Integriteit en [gedaagde sub 2] voorts aange-geven dat acht van de twaalf aanwezigen bij de nazit hebben verklaard dat zij de beweerde-lijk gemaakte seksueel intimiderende opmerkingen niet hebben gehoord en dat zij, als de op-merkingen zouden zijn gemaakt, deze vanwege de tafelschikking gehoord zouden hebben en daartegen ook geprotesteerd zouden hebben. Van een dergelijk protest hebben de gehoorde getuigen geen melding gemaakt. Verder hebben Bureau Integriteit en [gedaagde sub 2] nog ge-wezen op de verklaringen van twee personen ( [O] en [M] ), die bij de nazit aanwezig waren, maar die geen medewerking hebben verleend aan het onderzoek, waaruit blijkt dat zij de vermeende opmerkingen niet hebben gehoord. Deze verklaringen zijn afge-legd in het kader van de procedure bij de Accountantskamer. Gelet hierop is vermeld dat het onwaarschijnlijk is dat de opmerkingen zijn gemaakt.
Bureau Integriteit en [gedaagde sub 2] hebben voorts verwezen naar de vaststellingsovereen-komst, waarbij aan [eiser] , [G] en [L] een bedrag van € 120.000,00 is betaald en waarin is neergelegd dat het bedoeling van partijen was om verdere juridisering en langlopende gerechtelijke procedures te voorkomen.
Bureau Integriteit en [gedaagde sub 2] hebben tevens nog aangevoerd dat [eiser] op 6 mei 2015 een Twitterbericht heeft verzonden met de volgende inhoud:
“Niet onpartijdige #burgemeester #raadsleden & “integriteits”onderzoeker Deden mij gisteren denken aan ’n NSB-er & ’n kampbeul in de oorlog.”
In andere Twitterberichten heeft [eiser] [gedaagde sub 2] een ‘sociopaat’ en een ‘arrogante inte-griteitsonderzoeker’ genoemd.
Ten slotte hebben Bureau Integriteit en [gedaagde sub 2] gesteld dat de rechtbank een zelfstandige beoordeling moeten maken, die losstaat van het oordeel van de tuchtrechter.