In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 1 februari 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen een minderjarige eiser en Dexia Nederland B.V. De vader van de eiser had op 20 september 1999 een effectenleaseovereenkomst afgesloten op naam van de minderjarige, zonder de vereiste machtiging van de kantonrechter. De moeder van de eiser heeft deze overeenkomst op 5 september 2005 vernietigd op grond van artikel 1:347 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Dexia heeft de vernietiging betwist en stelde dat de restitutievordering van de eiser verjaard was. De kantonrechter oordeelde dat de overeenkomst rechtsgeldig was vernietigd, maar dat de restitutievordering van de eiser was verjaard, omdat de verjaringstermijn was aangevangen op de dag na de vernietiging. De kantonrechter heeft de vordering van de eiser tot terugbetaling van de betaalde bedragen afgewezen, evenals de nevenvorderingen tot wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat iedere partij haar eigen kosten draagt.