6.4.Risicofactoren betreffende de psychische gesteldheid van aanvragers of houders van een wapenverlof met het oog op potentieel misbruik van een (legaal) vuurwapen zijn onder meer:
stressvolle omstandigheden (problemen in relationele sfeer, problemen in de arbeidssfeer of opleiding, gebrekkig sociaal steunsysteem en stressvolle levensomstandigheden).
7. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) heeft in meerdere uitspraken geoordeeld dat degene aan wie een jachtakte is verleend zich in een uitzonderingspositie bevindt ten opzichte van de overige burgers, voor wie het algemene verbod op het voorhanden hebben en dragen van wapens en munitie geldt. Deze uitzonderingspositie brengt mee dat in de houder van een jachtakte het vertrouwen moet kunnen worden gesteld dat hij zich strikt aan de toepasselijke regels zal houden en dat hij zich onthoudt van overtredingen die kunnen worden beschouwd als een tamelijk ernstige aantasting van de rechtsorde. Geringe twijfel aan het verantwoord zijn van de gemaakte uitzondering is reeds voldoende grond om daaraan een einde te maken (zie bijvoorbeeld de uitspraak van 27 maart 2013, ECLI:NL:RVS:2013:BZ74447). 8. De rechtbank komt tot de volgende beoordeling. Verweerder heeft zijn standpunt dat er aanwijzingen zijn dat aan eiser het voorhanden hebben van wapens en munitie niet langer kan worden toevertrouwd (en dat derhalve te vrezen valt voor misbruik) gebaseerd op de uitlatingen en gedragingen van eiser blijkend uit het mutatierapport van 19 mei 2016 en het verslag van het gesprek op 18 mei 2016. De rechtbank is van oordeel dat op basis van deze informatie voldoende feiten en omstandigheden voorhanden zijn om te concluderen dat eiser onder psychische druk stond en dat hij zichzelf niet in de hand had vanwege een arbeidsconflict waarvoor hij onder behandeling was bij een psycholoog. Uit de politiële informatie blijkt dat eiser erg emotioneel was en dat hij in eerste instantie weinig kon uitbrengen. Verder heeft hij tegenover de politie verklaard dat hij gek van zichzelf werd, zich geen raad meer wist en dat hij zich geestelijk en lichamelijk niet 100% fit voelde om deel te nemen aan de jacht. Daarnaast gebruikt hij medicatie om rustig te blijven (Oxazepam) en om in slaap te komen (Temezapam). Eiser heeft deze verklaringen op zichzelf niet weersproken. Of eiser wel of niet, zoals hij zelf stelt, een alcoholprobleem heeft, maakt dit niet anders. De hiervoor beschreven feiten en omstandigheden zijn in samenhang bezien al voldoende grondslag voor verweerders oordeel dat het voorhanden hebben van wapens en munitie eiser niet langer kan worden toevertrouwd.
9. De rechtbank ziet in de door eiser overgelegde verklaringen van de bedrijfsarts en de journaalregels van de huisarts geen aanleiding voor een ander oordeel. De bedrijfsarts schrijft in het advies van 2 augustus 2016 weliswaar dat de spanningen op het werk duidelijk zijn verminderd en dat eiser weer stapsgewijs werkzaamheden kan gaan opbouwen, maar daaruit kan naar het oordeel van de rechtbank nog niet worden geconcludeerd dat eiser niet meer onder psychische druk staat of stond. Uit het advies van 21 januari 2017 blijkt verder dat de bedrijfsarts geen medische beperkingen meer ziet voor volledige werkhervatting, maar dat eiser nog wel spanningen ervaart binnen zijn eigen team. De bedrijfsarts heeft daarbij vooral een oordeel gegeven over de mogelijkheden van eiser in het kader van zijn re-integratie. In deze verklaringen is door de bedrijfsarts echter niet specifiek ingegaan op de vraag of de problemen van eiser in de arbeidssfeer niet langer een belemmering vormen om de intrekking van de jachtakte en het wapenverlof ongedaan te maken. Ook uit de journaalregels van eisers huisarts valt niet op te maken dat eisers psychische gemoedstoestand zodanig is verbeterd dat hem het voorhanden hebben van vuurwapens weer kan worden toevertrouwd. De rechtbank concludeert dat de verklaringen van beide artsen niet voldoen aan de strenge eisen die de Cwm 2016 stelt. Eiser heeft bovendien geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid die hem in administratief beroep is geboden, om een wel toereikende verklaring van een psychiater in te dienen. Aan de ter zitting naar voren gebrachte omstandigheid dat eiser inmiddels goed is hersteld en hij vanaf 1 september 2017 met vervroegd pensioen is gegaan, kan tenslotte niet de betekenis worden toegekend die eiser wil. Voor het antwoord op de vraag of de handhaving van de primaire besluiten tot intrekking van de verleende jachtakte en het verlof in rechte stand kunnen houden, is namelijk uitsluitend de situatie ten tijde van de bestreden besluiten van belang. De beroepsgrond slaagt niet.
10. Ten aanzien van het eerdere incident uit 2014 heeft verweerder gesteld dat dit incident geen zelfstandige grondslag heeft gevormd voor de intrekkingen, maar dat het wel bijdraagt aan de beeldvorming. De rechtbank ziet niet in waarom verweerder dit incident niet heeft mogen betrekken in de besluitvorming. Hierbij is van belang dat de tijd die tussen het eerste en het tweede incident ligt niet dusdanig lang is dat er geen enkel verband meer aannemelijk is en bovendien blijkt ook niet dat de beoordeling in het kader van de Cwm 2016 het meewegen van eerdere voorvallen uitsluit. Alhoewel eiser de juistheid van het betreffende mutatierapport op een aantal punten bestrijdt, is van belang dat hij wel heeft erkend dat hij zich in een stilstaande auto op de openbare weg bevond, in het bezit van een wodkafles en dat zijn vrouw hem heeft moeten ophalen, omdat hem een rijverbod van acht uur is opgelegd.
11. Eiser stelt zich ook op het standpunt dat met het tijdelijk in bewaring nemen van de wapens/munitie de veiligheid afdoende was gewaarborgd, omdat er ten tijde van de inname al zicht bestond op verbetering van zijn situatie. Intrekking van de jachtakte en het verlof was dan ook niet meer nodig en is in strijd met het proportionaliteits- en subsidiariteitsbeginsel. Daarnaast zijn de bestreden besluiten onevenredig in strijd met zijn belangen genomen, nu hij zowel de schietsport als de schadebestrijding niet langer kan uitoefenen. Hij moet nu anderen inhuren om schadebestrijding te verrichten op zijn jachtveld. Verder zorgt de intrekking voor reputatieschade.
12. Ten aanzien van de intrekking van de jachtakte overweegt de rechtbank dat de korpschef, gelet op het dwingende karakter van artikel 41, eerste lid, aanhef en onder c, van de Ffw, de jachtakte dient in te trekken indien er aanwijzingen zijn dat aan de houder het voorhanden hebben van wapens en munitie niet langer kan worden toevertrouwd. Voor een belangenafweging of een minder vergaande maatregel is daarom in dat geval geen plaats. De rechtbank verwijst in dit kader naar een uitspraak van de Afdeling van 14 oktober 2009 (ECLI:NL:RVS:2009:BK0114). Bij de intrekking van het wapenverlof geldt dat de in artikel 7, tweede lid, van de Wwm neergelegde bevoegdheid strekt tot bescherming van de veiligheid van de samenleving. Het besluit is geen sanctie. Bij geringe twijfel aan het verantwoord voorhanden hebben van wapens en munitie is er een zwaarwegend algemeen veiligheidsbelang in de samenleving. De stelling van eiser dat ten tijde van de inname al zicht bestond op verbetering van zijn situatie, maakt niet dat verweerder aanleiding had moeten zien voor een ander oordeel dan wel dat hij had moeten volstaan met het tijdelijk in bewaring nemen van de wapens. Daarbij is van belang dat het in bewaring nemen van de wapens op vrijwillige basis gebeurt en dat eiser op elk moment terug had kunnen komen van het geven van zijn medewerking daaraan. Dat eiser door de intrekking van het verlof de schietsport en schadebestrijding niet meer kan uitoefenen en dat zijn lidmaatschap bij zijn schietvereniging is opgezegd, is daarbij van ondergeschikt belang en een onvermijdelijk gevolg van de intrekking van het verlof. Verweerder hoefde de gevolgen voor eiser niet onevenredig te achten in verhouding tot de aan de zijde van de maatschappij betrokken belangen.
13. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat verweerder tot de conclusie heeft kunnen komen dat in het geval van eiser geringe twijfel gerechtvaardigd was over het verantwoord voorhanden hebben van wapens en munitie. Op basis van die twijfel heeft verweerder dan ook tot intrekking van de jachtakte en het verlof kunnen besluiten.
14. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.