Op 18 september 2017 heeft de meervoudige kamer van de Rechtbank Midden-Nederland in Utrecht een wrakingsverzoek behandeld van een verzoeker uit Bulgarije. Dit verzoek was gericht tegen de rechters E.M. de Stigter, E. Akkermans en R.L.M. van Opstal, die betrokken waren bij de behandeling van een strafzaak met parketnummer 16/800233-12. De verzoeker stelde dat de rechters de schijn van vooringenomenheid hadden gewekt door een getuige niet te horen, ondanks dat deze getuige mogelijk belastende informatie had kunnen geven. Tijdens de zitting was ook de officier van justitie, M.R.A. van IJzerdoorn, aanwezig, evenals de raadsman van de verzoeker, mr. J. Peters.
De rechters hebben in hun schriftelijke reactie op het wrakingsverzoek aangegeven dat hun beslissing om de getuige niet te horen voldoende gemotiveerd was en geen blijk gaf van vooringenomenheid. De wrakingskamer heeft de argumenten van de verzoeker en de rechters zorgvuldig afgewogen. De wrakingskamer oordeelde dat de beslissing om de getuige niet te horen een procesbeslissing was, die op zichzelf geen grond voor wraking opleverde, tenzij deze beslissing onbegrijpelijk zou zijn. De wrakingskamer concludeerde dat de feiten en omstandigheden die door de verzoeker naar voren waren gebracht, geen grond vormden voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid in het geding was.
Uiteindelijk verklaarde de wrakingskamer het verzoek tot wraking ongegrond en droeg de griffier op om deze beslissing aan alle betrokken partijen toe te zenden. De zaak van de verzoeker met parketnummer 16/800233-12 dient voortgezet te worden in de stand waarin deze zich bevond op het moment van de schorsing vanwege het wrakingsverzoek.