In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 11 september 2017 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen [eiseres] B.V. en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Houten. Eiseres, gevestigd op een perceel in [vestigingsplaats], produceert en verkoopt biologische diervoeders. De rechtbank behandelt een beroep van eiseres tegen een besluit van verweerder, waarin eerder opgelegde lasten onder dwangsom zijn herbevestigd. Verweerder had in een eerder besluit van 6 juli 2016 de verzoeken van omwonenden om handhavend op te treden tegen de bedrijfsactiviteiten van eiseres afgewezen. Echter, in een later besluit van 29 november 2016 heeft verweerder het bezwaar van de omwonenden gegrond verklaard en het primaire besluit herroepen, waarbij hij handhavend optrad tegen overtredingen met betrekking tot geluid, geur en stof.
Eiseres heeft tegen dit bestreden besluit beroep ingesteld, maar de rechtbank oordeelt dat het bestreden besluit niet gericht is op rechtsgevolg en derhalve niet als een besluit in de zin van de Algemene wet bestuursrecht kan worden aangemerkt. De rechtbank verklaart het beroep van eiseres niet-ontvankelijk, omdat het bestreden besluit geen wijziging in de rechtspositie van eiseres teweegbrengt ten opzichte van het eerdere besluit. De rechtbank ziet aanleiding voor een proceskostenveroordeling en veroordeelt verweerder tot vergoeding van de proceskosten van eiseres, vastgesteld op € 495,-, en het betaalde griffierecht van € 333,-. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun rechtsmiddelen.