In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 25 augustus 2017 uitspraak gedaan in een geschil over de weigering van een omgevingsvergunning voor het gebruik van een bijgebouw als gastenverblijf. Eiser, de eigenaar van het bijgebouw, had eerder een vergunning gekregen voor de bouw van het bijgebouw, maar de vergunning voor het gebruik als gastenverblijf werd geweigerd. De rechtbank oordeelde dat eiser niet aannemelijk had gemaakt dat het bijgebouw in de periode van 2007 tot en met 2013 met enige regelmaat als gastenverblijf was gebruikt. De rechtbank stelde vast dat de onderbreking van het gebruik te lang was om te kunnen spreken van voortgezet gebruik onder het overgangsrecht van het bestemmingsplan. Eiser had aangevoerd dat hij recht had op de vergunning op basis van het gebruiksovergangsrecht, maar de rechtbank oordeelde dat hij niet voldoende bewijs had geleverd om dit te onderbouwen. De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond en bevestigde de beslissing van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Eemnes om de vergunning te weigeren. De uitspraak benadrukt het belang van het aantonen van continuïteit in het gebruik van een pand om aanspraak te kunnen maken op het overgangsrecht.