Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
[eiser sub 2],
1.De procedure
- het incidenteel vonnis van 1 juni 2016
- de conclusie van antwoord in conventie en van eis in reconventie
- de conclusie van repliek in conventie en van antwoord in reconventie
- de conclusie van dupliek in conventie en van repliek in reconventie
- de conclusie van dupliek in reconventie
- de pleidooien en de ter gelegenheid daarvan overgelegde stukken.
2.De feiten
- Een poging om de geschillen te beslechten vooralsnog zonder gebruik te maken van een 3e arbiter;
- Indien 2 arbiters geheel of op zelfstandige onderdelen, tot gemeenschappelijke uitspraak komen zal deze (deel) uitspraak bindend zijn voor partijen en zullen partijen deze uitspraak onmiddellijk tot uitvoering moeten brengen.
- Indien geen invulling wordt gegeven aan de uitvoering van het gezamenlijke bindend advies door de 2 arbiters door een van de partijen, dan kan de andere partij de 2 arbiters opdracht geven alsnog een 3e arbiter te benoemen om te komen tot uitspraak van de arbiters die juridisch afdwingbaar is. De kosten hieraan verbonden komen volledig voor rekening van de partij die in gebreke is gebleven;
- Eerst indien de 2 arbiters niet tot gemeenschappelijk standpunt kunnen komen wordt een 3e arbiter benoemd.
3.Het geschil
in conventie
4.De beoordeling
in conventie
[gedaagde] heeft wel aangevoerd dat de procedure niet met de waarborgen van een dagvaardingsprocedure was omkleed, maar zij heeft niet concreet gemaakt waar het haar in dit geval aan heeft ontbroken, qua processueel debat en/of de mogelijkheid tot bewijslevering.
Alle geschillen, die tussen de partijen (waaronder ook: de erfgenamen en rechtverkrijgenden) mochten bestaan, zowel juridische als feitelijke, ongeacht de aard van het geschil, en ongeacht als een geschil slechts door één der partijen als zodanig wordt aangemerkt, zullen met uitsluiting van de gewone rechterlijke macht ter beslissing worden onderworpen aan de arbiters.”Verder is op pagina 5 van de overeenkomst vermeld dat
“z.s.m. de aangedragen limitatieve geschillen waarover arbiters moeten oordelen door partijen (…) wordt aangedragen”.Dat de ontvlechting van de belangen van partijen in de besloten vennootschap niet kan worden meegenomen in de arbitrage volgt niet uit deze afspraken. In het inbrengdocument van [eiseres sub 1] c.s. van 1 maart 2011 en de notitie van [A] (respectievelijk productie 8 en 7 bij conclusie van repliek in conventie) zijn namelijk geschilpunten met betrekking tot de besloten vennootschap vermeld die beslechting behoeven. Er waren dus tijdig geschilpunten met betrekking tot de besloten vennootschap aangedragen.
1.808,00(4,0 punten × tarief € 452,00)
5.De beslissing
- dat de tussen partijen gesloten overeenkomst van 3 februari 2011 een rechtsgeldige arbitrageovereenkomst is;
- dat, gelet op de inmiddels in kracht van gewijsde gegane beschikking van de Rechtbank Midden-Nederland van 3 juni 2015, de afwikkeling van de tussen partijen gerezen geschillen betreffende de ontvlechting van de tussen hen bestaand hebbende maatschappen en de besloten vennootschap dient plaats te vinden middels arbitrage, eindigend met één (of meer) arbitraal/arbitrale vonnis(sen);
- dat partijen zijn gehouden hun volledige medewerking aan de afwikkeling van de arbitrage door de arbiters te verlenen en daartoe aan alle verzoeken van arbiters – zoals onder meer, doch niet uitsluitend, tot het geven van informatie, het overleggen van stukken en/of het betalen van voorschotten en/of kosten – gehoor te geven;