11.2Uitgaande van de verhouding van het kengetal € 1.248,- behorend bij het archetype ‘Dagverblijf-/dagopvang’ en het kengetal € 1.523,- bij het archetype ‘Dagopvang op medische gronden’ dient de door verweerder in beroep getaxeerde waarde van het dagverblijf, waarbij de grond buiten beschouwing wordt gelaten, met circa 20% te worden verlaagd. Dat leidt voor het belastingjaar 2015 tot een lagere waarde dan de vastgestelde waarde. Voor het belastingjaar 2016 leidt dat niet tot een lagere waarde dan de vastgestelde waarde.
12. Gelet op wat hiervoor is overwogen, heeft verweerder niet aannemelijk gemaakt dat de door hem vastgestelde woz-waarde voor het belastingjaar 2015 niet te hoog is vastgesteld. Het beroep UTR 16/4205 is gegrond en de bestreden uitspraak op bezwaar I moet worden vernietigd.
13. De rechtbank is van oordeel dat eiseres de door haar bepleite waarde voor het belastingjaar 2015 evenmin aannemelijk heeft gemaakt. Gelet op de feiten en omstandigheden ziet de rechtbank daarom aanleiding de waarde van het object voor het belastingjaar 2015 naar de waardepeildatum 1 januari 2014 in goede justitie vast te stellen op € 1.900.000,-.
14. De rechtbank is van oordeel dat, gelet op het voorgaande, geen aanleiding bestaat de juistheid van de door verweerder vastgestelde waarde voor het belastingjaar 2016 in twijfel te trekken. Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat deze waarde te hoog is.
Het beroep UTR 16/4207 is daarom ongegrond.
15. Nu het beroep in de procedure UTR 16/4205 gegrond is, ziet de rechtbank aanleiding verweerder te veroordelen in de proceskosten van eiseres, bestaande uit kosten voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand en de kosten van de taxateur.
16. De rechtbank begroot op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht de kosten voor door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand in de beroepsfase op € 990,-
(1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 495,-). De rechtbank heeft een wegingsfactor 1 toegekend. Tevens dient verweerder het griffierecht te vergoeden.
17. De kosten die eiseres in verband met het beroep UTR 16/4205 heeft moeten maken voor het opstellen van een taxatierapport stelt de rechtbank, onder verwijzing naar de ‘Richtlijn van de belastingkamers van de gerechtshoven inzake vergoeding van proceskosten bij WOZ-taxaties’, op € 314,60,-, inclusief omzetbelasting. Uitgegaan wordt daarbij van 4 uur voor de opname ter plaatse en het opstellen van een taxatierapport, zoals door eiseres ter zitting is toegelicht en door verweerder niet onaannemelijk geacht. De rechtbank gaat daarbij verder uit van het uurtarief voor taxatie van courante niet-woningen van € 65,- per uur. De rechtbank ziet geen aanleiding af te wijken van dat uurtarief en eiseres te volgen in haar stelling dat voor de berekening uitgegaan moet worden van een uurtarief van € 110,-, omdat sprake zou zijn van een taxatie van een incourante niet-woning.