Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De procedure
2.De beoordeling
€ 15.500,00.
3.Toepasselijke wettelijke voorschriften
4.De beslissing
€ 15.500,00;
€ 15.500,00ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
Rechtbank Midden-Nederland
In deze ontnemingszaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 18 april 2017 uitspraak gedaan over de vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel van een veroordeelde in verband met een hennepkwekerij. De veroordeelde, geboren in Brazilië, was eerder op dezelfde dag veroordeeld voor het medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet en diefstal door twee of meer verenigde personen. De officier van justitie stelde dat de veroordeelde een wederrechtelijk voordeel had verkregen van € 253.599,04, gebaseerd op rapporten over de opbrengsten van de hennepkwekerij en een hennepstekkerij. De verdediging betwistte echter dat het genoemde bedrag was verdiend en stelde dat de veroordeelde slechts een bedrag van € 15.000,00 à € 16.000,00 had ontvangen.
De rechtbank beoordeelde de vordering en kwam tot de conclusie dat het wederrechtelijk verkregen voordeel, na afweging van de bewijsstukken en de verklaringen van de veroordeelde, geschat moest worden op € 15.500,00. De rechtbank oordeelde dat er geen aanwijzingen waren dat de veroordeelde niet in staat zou zijn om aan haar betalingsverplichting te voldoen. De beslissing om het bedrag vast te stellen op € 15.500,00 werd genomen op basis van artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, en de rechtbank legde de veroordeelde de verplichting op om dit bedrag aan de Staat te betalen.