ECLI:NL:RBMNE:2017:3687

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
18 april 2017
Publicatiedatum
17 juli 2017
Zaaknummer
16/707070-15 (ontneming)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel in verband met hennepstekkerij

In deze ontnemingszaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 18 april 2017 uitspraak gedaan over de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel van een verdachte die betrokken was bij een hennepstekkerij. De verdachte, geboren in 1971 en woonachtig in [woonplaats], was eerder veroordeeld voor het opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet en poging tot oplichting. De officier van justitie vorderde een bedrag van € 253.599,04 als wederrechtelijk voordeel, gebaseerd op rapporten over de hennepkwekerij en hennepstekkerij in [woonplaats]. De verdediging betoogde dat er sprake was van onrechtmatig binnentreden en voerde een alternatieve berekening aan van het wederrechtelijk voordeel, dat uitkwam op € 141.088,03. De rechtbank heeft de berekening van de verdediging gevolgd, omdat deze niet door de officier van justitie werd weersproken. De rechtbank concludeerde dat de verdachte een wederrechtelijk verkregen voordeel had van € 141.088,03 en legde hem de verplichting op dit bedrag aan de Staat te betalen. De beslissing is genomen op basis van artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/707070-15 (ontneming)
Vonnis van de rechtbank d.d. 18 april 2017
in de ontnemingszaak tegen
[veroordeelde] ,
geboren te [geboorteplaats] op [1971] ,
wonende te ( [postcode] ) [woonplaats] , [adres] .

1.De procedure

De procedure blijkt onder meer uit het volgende:
- de vordering, die binnen de in artikel 511b van het Wetboek van Strafvordering genoemde termijn aanhangig is gemaakt;
- het strafdossier onder parketnummer 16/707070-15, waaruit blijkt dat [veroordeelde] op 18 april 2017 door de meervoudige kamer van deze rechtbank is veroordeeld ter zake van
in de uitoefening van een beroep of bedrijf opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, en poging tot oplichting, tot de in de uitspraak vermelde straf;
- het rapport berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel hennepstekkerij ex art 36e 2e lid Sr van 30 september 2015 (pagina’s 404 tot en met 410 van het proces-verbaal met nummer PL 0900-2016022214);
- de bevindingen tijdens het onderzoek ter terechtzitting d.d. 4 april 2017;
- de overige stukken.
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 4 april 2017.

2.De beoordeling

2.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte een wederrechtelijk voordeel heeft verkregen van € 253.599,04. De officier van justitie heeft zich daarbij gebaseerd op de berekening zoals neergelegd in het rapport van berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel ter zake van een hennepkwekerij in [woonplaats] (feiten 1 en 2) van € 67.807,54, en op de berekening zoals neergelegd in het rapport van berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel ter zake van een hennepstekkerij in [woonplaats] (feiten 3 en 4) van € 185.791,50.
2.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair betoogd dat sprake was van onrechtmatig binnentreden van de woning in [woonplaats] , hetgeen op grond van artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering moet leiden tot bewijsuitsluiting, en in het verlengde daarvan tot vrijspraak, zodat de vordering dient te worden afgewezen.
Subsidiair heeft de verdediging een berekening gemaakt van het wederrechtelijk voordeel die resulteert in € 141.088,03 in totaal en, met een ponds-pondsgewijze verdeling over drie verdachten, in € 47.029,34 voor verdachte.
2.3
Het oordeel van de rechtbank
Het uitgangspunt van deze berekening is het hiervoor genoemde strafdossier met daarin het rapport “berekening wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij”, en het vonnis van deze rechtbank van 18 april 2017. Verdachte is in dit vonnis veroordeeld voor - voor zover relevant en kort gezegd - :
Feit 3.
in de uitoefening van een beroep of bedrijf opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod;
Feit 4.
poging tot oplichting.
De rechtbank ontleent aan de inhoud van de bewijsmiddelen het oordeel dat de verdachte door dit handelen een voordeel als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht heeft gehad.
Verdachte is in het vonnis van 18 april 2017 vrijgesproken van hetgeen hem ten laste is gelegd ter zake van de hennepkwekerij in [woonplaats] .
2.3.1
De berekening
De rechtbank gaat bij de vaststelling van het wederrechtelijk verkregen voordeel ten dele uit van de berekening in het rapport “berekening wederrechtelijk verkregen voordeel hennepstekkerij” van 30 september 2015, met bijlage. [1] In dit rapport is voor de berekening uitgegaan van de normen, zoals weergegeven in het rapport Berekening wederrechtelijk verkregen voordeel hennepstekkenkwekerij van december 2006. [2]
Periode
In het rapport is de ontnemingsperiode vastgesteld van 16 april 2013 tot en met 27 januari 2015. Op 16 april 2013 waren de meterstanden correct genoteerd en zaten de correcte zegels op de meterkast. Bij het aantreffen van de hennepstekkerij op 27 januari 2015 zaten er valse zegels op de meter bevestigd. [3]
Tijdens de doorzoeking van de woning en de garage is administratie in beslag genomen waaruit naar voren kwam dat verdachte in 2012 en 2013 bijzonder veel aankopen heeft gedaan bij [bedrijfsnaam] ( [bedrijfsnaam] ), een Growshop die goederen verkoopt die nodig zijn voor het opzetten van een hennepkwekerij dan wel hennepstekkerij. [4]
De rechtbank ziet, gelet op bovenstaande aanwijzingen, geen aanleiding om van de in het rapport vastgestelde periode af te wijken.
Eerst ter zitting heeft de verdediging naar voren gebracht dat verdachte een handelsonderneming heeft gehad die ‘kweekartikelen’ inkocht bij [bedrijfsnaam] en deze doorverkocht aan particulieren. Omdat verdachte dit gegeven op geen enkele wijze heeft onderbouwd, ziet de rechtbank geen aanleiding om van de vastgestelde periode af te wijken.
Berekening wederrechtelijk verkregen voordeel
Ter terechtzitting heeft getuige [getuige] verklaard dat indien in de berekening van de kosten van de hennepstekkerij de kosten van de moederplanten niet zijn opgenomen, zij bij de opstelling van het kostenplaatje de kosten van de moederplanten niet heeft meegenomen. [5]
De rechtbank acht de door de verdediging gemaakte berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel, reëel, en zal – nu deze alternatieve berekening niet door de officier van justitie is weersproken - de verdediging hierin volgen, en uitgaan van een wederrechtelijk verkregen voordeel van € 141.088,03.
De rechtbank is in het vonnis van 18 april 2017 in de strafzaak er vanuit gegaan dat verdachte in de hennepstekkerij de enige verdachte is. Verder zijn er geen aanwijzingen dat verdachte de opbrengst met anderen heeft gedeeld. Voor een door de verdediging voorgestelde verdeling van het genoten voordeel, ziet de rechtbank derhalve geen aanleiding.
2.3.2
Wederrechtelijk verkregen voordeel en betalingsverplichting
Op grond van het vorenstaande wordt vastgesteld dat verdachte een wederrechtelijk verkregen voordeel heeft gekregen van
€ 141.088,03.
Het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt door de rechtbank dan ook geschat op
€ 141.088,03.
De rechtbank is van oordeel dat voorshands niet aannemelijk is geworden dat veroordeelde thans, of op enig moment alsnog, niet in staat zou zijn aan zijn betalingsverplichting te voldoen. Zij zal mitsdien aan veroordeelde de verplichting opleggen tot betaling van na te melden bedrag aan de Staat ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel.

3.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing berust op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.

4.De beslissing

De rechtbank:
- stelt het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op

€ 141.088,03;

- legt aan [veroordeelde] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een geldbedrag ter grootte van
€ 141.088,03ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
Deze beslissing is gegeven door mr. E.M. de Stigter, voorzitter, mrs. E. Akkermans en M.P. Glerum, rechters, in tegenwoordigheid van de griffier A. Heijboer en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 18 april 2017.

Voetnoten

1.Proces-verbaal Rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel hennepstekkerij d.d. 30 september 2015 met bijlage, genummerd van pagina 404-410, en deel uitmakend van het in de strafzaak opgemaakte ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren, van politie Regio Utrecht, in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier met registratienummer PL0900-2016022214.
2.Berekening wederrechtelijk verkregen voordeel hennepstekkenkwekerij van december 2006, pagina 411-412
3.Proces-verbaal Rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel hennepstekkerij d.d. 30 september 2015, pagina 404-410, in het bijzonder pagina 406.
4.Proces-verbaal Rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel hennepstekkerij d.d. 30 september 2015, pagina 404-410, in het bijzonder pagina 407.
5.Het proces-verbaal van de zitting van 4 april 2017.