Overwegingen
1. De rechtbank neemt de volgende, door partijen niet betwiste, feiten als vaststaand aan.
Eiser heeft in zijn inleidende verzoeken aan de gemeenten verzocht om verstrekking van alle nieuwsberichten binnen de gemeenten, inclusief de daarbij behorende publicatiedata, afbeeldingen, verantwoordelijke afdeling, doelgroep (in- of extern) en andere metadata.
Verzocht is om de gegevens te genereren in een overzichtelijk formaat. Bij voorkeur wil eiser de informatie in een open formaat, zoals een database, sml-bestand, JSON-formaat of SQLite-bestand. De data moet eenvoudig te migreren zijn tussen systemen. Eiser heeft ter zitting toegelicht dat hij een website wil bouwen met gemeentelijk nieuws. Zijn doel is een platform te creëren waarop nieuwsberichten inzichtelijk zijn en blijven. Hij wil de nieuwsberichten van gemeenten die over hetzelfde onderwerp gaan, kunnen linken aan elkaar.
2. De gemeenten hebben min of meer op dezelfde wijze op gereageerd op het verzoek van eiser en in hun primaire besluiten voornamelijk verwezen naar de beschikbaarheid van de nieuwsberichten op hun eigen website. De door eiser ingediende beroepschriften gericht tegen de bestreden besluiten zijn op veel punten gelijkluidend. Omdat het verzoek van eiser, de besluitvorming en de beroepschriften gelijk dan wel enigszins vergelijkbaar zijn, heeft de rechtbank de beroepen uit een oogpunt van efficiëntie gezamenlijk ter zitting behandeld.
3. Het verzoek van eiser is een verzoek op grond van artikel 3 van de Who. De voor hergebruik beschikbare informatie wordt, op grond van artikel 5, eerste lid, van de Who, verstrekt zoals de informatie bij de met een publieke taak belaste instelling aanwezig is en voor zover mogelijk langs elektronische weg, in een open en machinaal leesbaar formaat, samen met de metadata, waarbij het formaat en de metadata voor zover mogelijk voldoen aan formele open standaarden, overeenkomstig artikel 5, eerste lid, van de Richtlijn 2013/37/EU (de Richtlijn).
4. Ter zitting is aan de orde gekomen de reikwijdte van het verzoek van eiser. Eiser heeft in bezwaar gesteld dat het verzoek tot doel had om de nieuwsberichten vanaf 2010 te ontvangen. Bunnik en Utrechtse Heuvelrug hebben zich aanvankelijk op het standpunt gesteld dat dit een ongeoorloofde uitbreiding is van het oorspronkelijke verzoek. De rechtbank onderschrijft dit standpunt van deze gemeenten niet. Eiser heeft verzocht om alle nieuwsberichten en heeft hieraan in bezwaar slechts een grens gesteld. Ter zitting heeft eiser toegelicht dat het hem er niet om ging om papieren archieven van de gemeenten te ontvangen en dat dit de reden was voor deze begrenzing. Eiser heeft zijn verzoek beperkt tot de nieuwsberichten vanaf 2010 óf vanaf het moment waarop de betrokken gemeente een website is gaan bijhouden. De rechtbank ziet hierin geen uitbreiding maar een specificatie van het verzoek van eiser. Daar waar de gemeenten twijfel hadden over de precieze reikwijdte van het verzoek, had het ook op hun weg gelegen nadere informatie te vragen bij eiser over zijn bedoeling. Bunnik en Utrechtse Heuvelrug hebben dit nagelaten. De rechtbank verbindt echter geen conclusies aan het aanvankelijke ingenomen onjuiste standpunt van deze twee gemeenten. Bunnik heeft in het bestreden besluit materieel wel beoordeeld of de nieuwberichten vanaf 2013 konden worden verstrekt op de door eiser voorgestane wijze en voor Utrechtse Heuvelrug geldt dat hij in navolging van zijn Commissie bezwaarschriften bij het bestreden besluit zijn standpunt over de reikwijdte van het verzoek niet langer heeft gehandhaafd.
5. Eiser heeft zich op het standpunt gesteld dat de verwijzing van de gemeenten naar hun website geen volledige verstrekking is in het kader van de Who. Hij verwijst naar de considerans van de Richtlijn en de uitwerking daarvan in artikel 5 van de Who. De websites van de gemeenten maken gebruik van een contentmanagementsysteem (cms) dat wordt aangestuurd door een database, in welke vorm dan ook. Zo’n website bestaat uit drie van elkaar te onderscheiden componenten, te weten: inhoud, vormgeving en gedrag (waarbij gedrag gaat over de interactiviteit van een website, dus bijvoorbeeld openvallende keuzemenuutjes als je er op klikt). In de database bevindt zich alles wat met de inhoud te maken heeft. In de bronbestanden van de website zijn de andere twee componenten vervat. De redacteuren van de website zijn vervolgens verantwoordelijk voor de inhoud van de website, terwijl de vormgeving en het gedrag van de website onder de verantwoordelijkheid van een ontwikkelaar vallen. Door slechts de verwijzen naar een website zijn niet de ruwe data aan eiser verstrekt, maar een digitale samenvoeging van deze drie componenten. Er zijn geen metadata meer aanwezig en de automatische verwerking wordt beperkt door alle extra toevoegingen. De informatie waar het eiser om gaat is nu juist de ruwe data. De informatie zoals aangeboden op een website kan niet eenvoudig uit de documenten worden gehaald en is niet in een machinaal leesbaar formaat aangeleverd. Eiser verwijst naar de uitspraak van de rechtbank Oost-Brabant van 22 november 2016 (ECLI:NL:RBOBR:2016:6502), waarin de rechtbank heeft bevestigd dat een website niet kan worden gezien als machineleesbaar. Het handmatig doorlopen van een website en artikelen knippen en plakken, is niet in lijn met de Richtlijn. Verweerders hebben met de verwijzing naar de website eiser ook niet voorzien van alle informatie samen met de metadata. Op grond van artikel 5 van de Who moet dat wel. In de database van het cms dat het bestuursorgaan in die zaak gebruikt worden diverse metadata opgeslagen. (bijvoorbeeld aanmaakdatum, datum, laatste aanpassing, publicatiedatum, geldigheid van het bericht, status, auteursinformatie, categorisering en unieke nummering). Deze informatie is echter niet verstrekt, terwijl hier wel om is verzocht. Ten onrechte zijn verweerders hieraan voorbij gegaan in de bestreden besluiten, aldus eiser.
6. Uit de gedingstukken en de toelichting ter zitting blijkt dat de gemeenten gebruik maken van twee verschillende typen cms. Leusden, Bunnik en Soest maken gebruik van TYPO3, een open source systeem. Leusden maakt pas sinds 26 augustus 2016 gebruik van dit systeem. Daarvoor, dus ten tijde van het bestreden besluit, werd gebruik gemaakt van een niet nader genoemd cms. Utrechtse Heuvelrug maakt gebruik van het cms van de SIMgroep. De Ronde Venen heeft eveneens gebruik gemaakt van het cms van de SIMgroep. Per 21 september 2016 heeft De Ronde Venen een contract met een andere aanbieder en heeft hij een nieuwe website met een ander cms. De rechtbank beoordeelt de beroepen aan de hand van de situatie zoals deze op het moment van de bestreden besluiten was. Dit is, zoals uit het voorgaande blijkt, voor Leusden en De Ronde Venen van belang, omdat zij op dit moment een ander cms gebruiken dan ten tijde van de bestreden besluiten.
7. In de memorie van toelichting van de Who (Kamerstukken II 2014/15, 34 123, nr. 3) staat over de wijze van terbeschikkingstelling van informatie het volgende:
“Belangrijkste wijzigingen ten opzichte van de oorspronkelijke richtlijn
[…]
4. Instellingen kunnen niet langer volstaan met het langs elektronische weg beschikbaar stellen van de informatie maar hebben een inspanningsverplichting om de informatie in een open en machineleesbaar formaat aan te bieden en gebruik te maken van open standaarden.” (p. 2 en 3)
“Een belangrijk uitgangspunt bij hergebruik is dat de documenten beschikbaar worden gesteld in de vorm waarin ze aanwezig zijn bij de organisatie waaraan het verzoek om hergebruik is gericht. Het is niet de bedoeling dat de gevraagde informatie voorafgaand aan het ter beschikking stellen op grote schaal moet worden bewerkt. De gewijzigde richtlijn bepaalt dat documenten elektronisch beschikbaar moeten worden gesteld voor hergebruik en indien mogelijk en passend, in een open en machineleesbaar formaat, samen met de metagegevens. Er wordt wel van uit gegaan dat het gebruik van open standaarden in toenemende mate wordt gefaciliteerd door de huidige documentmanagementsystemen waardoor verstrekking “as is” ook meteen verstrekking in open formaat is. Een document wordt als document in machineleesbaar formaat beschouwd als het een bestandsformaat heeft met een zodanige structuur dat softwaretoepassingen eenvoudig gegevens in het document kunnen identificeren, herkennen en extraheren. Op deze manier is automatische verwerking ook gemakkelijker. Deze inspanningsverplichting houdt niet in dat met een publieke taak belaste instellingen in alle gevallen verplicht zijn documenten elektronisch, machineleesbaar en met open standaarden beschikbaar te stellen. De gewijzigde richtlijn verplicht hier niet toe indien dit een onevenredig grote inspanning vereist die verder gaat dan een eenvoudige handeling. Een verzoek dat digitalisering van grote aantallen pagina’s of documenten vereist, van documenten waarvan de staat digitalisering niet toelaat (oude manuscripten) kan op deze grond worden afgewezen, mits onderbouwd.”(p. 7 en 8)
“Het aanbieden van informatie “as is” houdt […] in dat er geen verplichting bestaat tot het verlenen van toegang tot, of het openstellen van databases om hergebruikers te faciliteren. Er kunnen ook andere manieren zijn om gegevens te verstrekken, zoals het aanbieden van een downloadbaar bestand. Daarnaast kan er evenmin aanspraak worden gemaakt […] op de software waarmee de instelling de gevraagde gegevens verwerkt.”(p. 13)
8. Daar waar de verweerders als vorm van verstrekking alleen hebben verwezen naar hun website hebben zij naar het oordeel van de rechtbank niet voldaan aan wat de Who van hen vergt. Ook een verwijzing naar een e-krant, Twitter, Facebook of naar de mogelijkheid om je via een RSS (Really Simple Syndication)-feed te abonneren op nieuwe nieuwsberichten is niet zonder meer voldoende om aan de hiervoor toegelichte wettelijke vereisten te voldoen. Het is bijvoorbeeld niet zeker dat langs die weg, wat de site betreft dus inclusief vormgeving en gedrag, alle (oude) berichten met de metadata machinaal leesbaar “binnengehaald” kunnen worden. Daar moet in ieder geval een betere uitleg bij die zowel eiser als de rechtbank meer zekerheid biedt over de toereikendheid van deze voorgestelde oplossing.
De nieuwsberichten zijn op de website en de genoemde sociale media namelijk wel elektronisch beschikbaar, maar niet (zonder meer) in een open en machinaal leesbaar formaat. Met een enkele verwijzing naar de RSS-feed wordt, zoals hierna zal worden toegelicht, niet zonder meer voorzien in de verstrekking van de oudere nieuwberichten die, zoals hiervoor is afgebakend, ook onder het verzoek van eiser vallen.
9. Uit wat ter zitting is besproken, is naar voren gekomen dat voor de TYPO3-gemeenten een verstrekking van de nieuwsberichten via een RSS-feed voor eiser volstaat als verstrekking in de zin van de Who, als is voldaan aan de eis dat deze RSS-feed de volledige tekst van het nieuwsbericht bevat (en dus niet alleen een eerste zin). Deze verstrekking is, zo heeft eiser bevestigd, namelijk goed machineleesbaar. Om toegang te krijgen tot alle berichten die onder het verzoek vallen, moet de gemeente dan wel alle oudere berichten ook openstellen voor eiser. Als een gemeente maar een beperkt aantal oudere berichten via RSS-feeds toegankelijk maakt, dan kan eiser de oude berichten namelijk niet inlezen.
Ook de gemeenten die gebruik maken van de cms van de SIMgroep kunnen de gevraagde informatie aan eiser via een RSS-feed verstrekken. Ter zitting heeft [A] toegelicht dat eiser hierbij gebruik moet maken van een ‘tool’. Met deze ‘tool’ kan eiser de nieuwsberichten uit de RSS-feed downloaden. Eiser heeft bevestigd dat de berichten op deze manier in het vereiste formaat kunnen worden aangeleverd, namelijk in een open machinaal leesbaar bestand.
De RSS-feed vormt dus ook hier de basis voor de gevraagde verstrekking van nieuwsberichten. Hier geldt ook een extra voorwaarde, namelijk dat alle nieuwsberichten door de gemeenten op actief moeten worden gezet, zodat eiser toegang heeft tot die nieuwsberichten en er geen berichten in een archief kunnen blijven "hangen" of op "in bewerking" zijn gezet, terwijl het eigenlijk gaat om definitieve berichten die in de ogen van de gemeente inmiddels achterhaald zijn. De berichten zijn, als aan die voorwaarden is voldaan, vervolgens machinaal te lezen, zodat aan de vereisten wordt voldaan.
10. Eiser heeft over de hiervoor genoemde ‘tool’ gesteld dat de SIMgroep, in het kader van hetzelfde verzoek als hier aan de orde, maar dan bij een andere gemeente, hiervoor een speciaal programma heeft geschreven. Volgens hem was er anders dan [A] ter zitting heeft toegelicht geen sprake is van een gemakkelijk via internet te verkrijgen instrument. Eiser heeft ter zitting en ook in zijn aanvullende reactie aangeboden om bewijs aan te dragen van het feit dat het hier om specifiek voor hem geschreven software gaat.
De rechtbank ziet echter geen aanleiding om eiser hiertoe in de gelegenheid te stellen, omdat zij de vraag hoe de software is gemaakt in dit kader niet relevant vindt. Het gaat er in de kern om of op betrekkelijk eenvoudige wijze toegang kan worden verkregen tot de voor hergebruik geschikte overheidsinformatie. De uitleg van de SIMgroep overtuigt de rechtbank, dus naar het oordeel van de rechtbank is sprake van zo'n op betrekkelijk eenvoudige wijze toegang kunnen krijgen.
11. Gelet op wat er over en weer door partijen is gesteld, is de rechtbank van oordeel dat voor zowel de TYPO3-gemeenten als de SIMgroep-gemeenten, via de RSS-feed op een relatief eenvoudige wijze kan worden bereikt dat de gevraagde nieuwsberichten aan eiser in een open machinaal leesbaar bestand worden verstrekt. Tussen partijen bestaat verder ook geen verschil van mening dat deze manier van verstrekking voldoet aan de vereisten van artikel 5, eerste lid, van de Who en ook de rechtbank ziet geen aanleiding om hierover anders te oordelen. Dat wil zeggen dat als verweerders op deze manier hebben voorzien in dat wat eiser heeft verzocht, zij in beginsel aan hun verplichting op grond van de Who hebben voldaan. De rechtbank bespreekt hierna per gemeente of dat het geval is.
12. Naar aanleiding van dat wat ter zitting is besproken, waaronder vooral de hiervoor uiteengezette manier van verstrekking via de RSS-feed, hebben eiser en Leusden tijdens een schorsing van de zitting nader overleg gevoerd. Het resultaat van dit overleg is dat eiser het beroep tegen bestreden besluit 1 van Leusden heeft ingetrokken. Leusden heeft sinds 26 augustus 2016 een nieuwe website met een nieuw cms. Het verzoek van eiser gaat, zoals hiervoor ook is uiteengezet, nog over de oude website. Ter zitting heeft Leusden toegezegd dat aan eiser een dvd zal worden verstrekt met de back-up van alle nieuwsberichten vanaf 2010. Hiermee wordt voldaan aan het verzoek van eiser, zo heeft eiser verklaard. Eiser heeft verzocht om vergoeding van de proceskosten in bezwaar en in beroep. Leusden is bereid deze kosten te vergoeden.
13. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van de artikelen 7:15, 8:75 en 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in samenhang bezien met het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.980,- (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift, 1 punt voor het verschijnen bij de hoorzitting in bezwaar, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, waarde per punt van € 495,- en een wegingsfactor 1). De rechtbank is van oordeel dat geen sprake is van samenhangende zaken met de andere beroepen die ter zitting zijn behandeld. Hoewel de inhoud van de zaken grote overeenkomst vertoont, zijn er ook verschillen aan te wijzen die maken dat van samenhangende zaken als bedoeld in artikel 3 van het Bpb geen sprake is. Het gaat hier namelijk om verschillende bestuursorganen en iedere gemeente heeft het verzoek van eiser toch op eigen wijze beoordeeld. Het gaat hier bovendien ook om (twee typen) verschillende cms en daarmee om verschillende verstrekkingen. De inspanningen die de rechtsbijstandverlener heeft verricht zijn niet nagenoeg identiek te noemen.
14.
Uit artikel 8:41, zevende lid, van de Awb volgt dat Leusden verplicht is het door eiser betaalde griffierecht in de beroepsprocedure (€ 168,-) te vergoeden. Dit volgt uit de wet. Eiser zal zich hiervoor dan ook tot Leusden moeten wenden.
Gemeente Bunnik
15. Eiser heeft tijdens de schorsing ook overleg gehad met Bunnik en stelt zich op het standpunt dat Bunnik hem dat wat hij heeft verzocht, heeft verstrekt op de hiervoor geschetste manier, via de RSS-feed. Eiser stelt zich op het standpunt dat Bunnik pas in beroep is overgegaan tot de gevraagde verstrekking. Aanvankelijk liet de RSS-feed van Bunnik namelijk alleen de laatste negen berichten zien, waarmee niet aan het verzoek van eiser werd voldaan. Pas sinds 12 december 2016, dus twee maanden na het nemen van het bestreden besluit, heeft Bunnik alle nieuwsberichten toegankelijk gemaakt en kan eiser via de RSS-feed de berichten hergebruiken vanaf het begin van de website, te weten 2013. Omdat deze feitelijke verstrekking pas heeft plaatsgevonden in beroep, handhaaft eiser het beroep voor zover het gaat over de proceskosten in bezwaar en in beroep.
16. Bunnik heeft bevestigd dat hij pas op 12 december 2016 de oudere nieuwberichten heeft ontsloten en de hele tekst van een nieuwsbericht in de RSS-feed heeft opgenomen. Bunnik is echter niet bereid de proceskosten van eiser te vergoeden. De reden hiervoor is dat Bunnik het standpunt dat eiser via de RSS-feed toegang kan krijgen tot de nieuwberichten in een open format en machineleesbaar, in het primaire besluit en in het bestreden besluit al heeft ingenomen. Dat de feitelijke verstrekking pas later heeft plaatsgevonden doet aan de rechtmatigheid van de besluitvorming niet af, aldus Bunnik.
17. De rechtbank constateert dat Bunnik ook in het bestreden besluit expliciet het standpunt heeft ingenomen dat de feitelijke verstrekking buiten de omvang van het geding valt. Zij heeft Bunnik ter zitting voorgehouden dat deze manier van denken, waarbij de verstrekking wordt aangemerkt als een feitelijke handeling die volgt op de besluitvorming, niet past bij het wettelijk kader van de Who. De wijze van verstrekking van de voor hergebruik bedoelde overheidsinformatie maakt gelet op artikel 5 van de Who nu juist wezenlijk onderdeel uit van het verzoek dat hier voorligt. De kern van het beroep van eiser is, in lijn met de bedoeling van de Who, de vraag of de informatie machinaal leesbaar is, voorzien is van metadata en in open standaarden beschikbaar is gesteld. In reactie hierop heeft de Bunnik zijn standpunt dat de feitelijke verstrekking geen onderdeel uitmaakt van het geding ter zitting laten vallen.
18. De rechtbank stelt vast dat Bunnik in de motivering waarom hij de proceskosten van eiser niet voor zijn rekening neemt, feitelijk weer een scheiding aanbrengt tussen enerzijds de juridische toewijzing van het verzoek op grond van de Who en anderzijds de feitelijke verstrekking van de gevraagde gegevens. Dat Bunnik van meet af aan het standpunt heeft ingenomen dat eiser door middel van de RSS-feeds de nieuwsberichten kan verkrijgen in het door hem gewenste formaat, doet er niet aan af dat hij deze nieuwsberichten niet eerder dan 12 december 2016 aan eiser op de juiste en volledige wijze heeft verstrekt. Pas toen heeft hij voldaan aan de eisen die artikel 5, eerste lid, van de Who aan de verstrekking stelt. Dit betekent dat Bunnik pas in de beroepsfase de gegevens waarom eiser heeft verzocht, op juiste wijze heeft verstrekt. Als het nu zo was dat het bestreden besluit duidelijk ertoe strekt de gegevens te verstrekken zoals uiteindelijk in december 2016 is gebeurd, zou de rechtbank niet oordelen dat het besluit onrechtmatig is; dan zou die verstrekking in 2016 gewoon de uitvoering van dat besluit zijn. Dat doet zich echter niet voor. Het bestreden besluit is op dit punt niet helder. Gelet op Bunniks uitgangspunt in het bestreden besluit dat het verzoek van eiser alleen op actuele nieuwsberichten betrekking heeft, is niet aannemelijk dat Bunnik toentertijd de bedoeling had te verstrekken zoals hij uiteindelijk in december 2016 heeft gedaan.
19. Het beroep van eiser is daarom gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit 5 wegens strijd met artikel 5, eerste lid, van de Who. Omdat Bunnik inmiddels wel tegemoet is gekomen aan dat wat eiser heeft verzocht hierover bestaat ook geen verschil van mening tussen partijen laat de rechtbank de rechtsgevolgen van het bestreden besluit 5 in stand. De rechtbank veroordeelt Bunnik in de door eiser gemaakte proceskosten.
20. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van de eerder genoemde artikelen vast op € 990,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, waarde per punt van € 495,- en een wegingsfactor 1). Omdat geen sprake is van een herroeping van het primaire besluit, komt eiser niet in aanmerking voor vergoeding van de proceskosten in bezwaar. Zoals hiervoor in punt 13 is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat geen sprake is van samenhangende zaken met de andere beroepen die ter zitting zijn behandeld.
21.
Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat Bunnik aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoedt.
Gemeente De Ronde Venen
22. De Ronde Venen is na het bestreden besluit overgestapt naar een andere aanbieder van het cms en neemt dus niet langer de applicatie af van de SIMgroep. [A] heeft ter zitting toegelicht dat de SIMgroep de gegevens van De Ronde Venen, waaronder de oude nieuwsberichten die onder dit Who-verzoek vallen, op 31 december 2016 heeft vernietigd. De reden hiervoor is dat De Ronde Venen niet langer cliënt was van de SIMgroep en dat dit de vaste werkwijze is van de SIMgroep in zo’n geval. De Ronde Venen heeft toegelicht dat ook hij de gegevens niet meer heeft en dat dit dus tot gevolg heeft dat ook bij een gegrond beroep, hij niet in staat zal zijn op enige wijze aan het verzoek van eiser te voldoen. De gegevens zijn er simpelweg niet meer en kunnen ook niet meer op een of andere wijze worden teruggehaald of opnieuw vergaard.
23. De rechtbank is van oordeel dat De Ronde Venen hiermee onbehoorlijk en onzorgvuldig te werk is gegaan. Het verzoek van eiser dateert immers van 29 februari 2016 en het was duidelijk dat het verzoek de oude nieuwsberichten van de gemeente omvatte. Ten tijde van het verzoek en het primaire besluit waren de nieuwsberichten er nog wel. Ook ten tijde van het bestreden besluit 2 waren deze gegevens nog voorhanden. Eiser en De Ronde Venen hebben in december 2016, mede naar aanleiding van een brief van de rechtbank, met het oog op de zitting overleg gehad of er nog overeenstemming kon worden bereikt. De rechtbank begrijpt dat een gemeente niet alle nieuwsberichten tot in lengte van dagen bewaart, maar in een geval als dit waar het juist gaat om de nieuwsberichten tussen 2010 en augustus 2016 is het onbehoorlijk om deze tijdens de beroepsfase over die kwestie te (laten) vernietigen, waarmee het beroep van eiser feitelijk zinledig wordt. Eiser kan de gevraagde gegevens immers niet meer krijgen. Het had op de weg van De Ronde Venen gelegen om actief op te treden en ervoor zorg te dragen dat de SIMgroep de informatie niet zou vernietigen, in ieder geval totdat het beroep (en eventueel het hoger beroep) zou zijn afgerond. Door geen maatregelen te treffen om deze vernietiging tegen te gaan, heeft De Ronde Venen onbehoorlijk en onzorgvuldig gehandeld in de richting van eiser en de rechtspleging. Het beroep van eiser is daarom gegrond en het bestreden besluit 2 wordt vernietigd.
24.
Ter zitting heeft eiser betoogd dat De Ronde Venen de vernietigde gegevens opnieuw zou moeten vergaren. De Ronde Venen heeft gewezen op de onmogelijkheid hiervan. Ook archiefweb biedt hiervoor geen oplossing. De rechtbank ziet, gelet op de reactie van De Ronde Venen, in dit voorstel van eiser geen reële oplossing voor het door toedoen van de gemeente ontstane probleem. Het gaat te ver om voor een periode van zes jaar alle nieuwsberichten te achterhalen of opnieuw te genereren. De rechtbank laat de rechtsgevolgen van bestreden besluit 2 daarom in stand. Zij doet dit met enerzijds een ernstig verwijt aan De Ronde Venen, maar met anderzijds de realiteitszin van wat mogelijk is. De Ronde Venen wordt wel veroordeeld in de proceskosten voor de beroepsfase. Ook hier geldt dat van een herroeping van het primaire besluit geen sprake is, zodat eiser in beginsel geen aanspraak kan maken op proceskosten voor de bezwaarfase. Omdat de instandlating van de rechtsgevolgen in dit geval uitsluitend is gebaseerd op de feitelijke onmogelijkheid nog tot een feitelijke verstrekking van de nieuwsberichten te komen, ziet de rechtbank aanleiding in dit geval de uitkomst met een herroeping van het primaire besluit wegens een aan De Ronde Venen toe te rekenen onrechtmatigheid gelijk te stellen. De proceskosten voor de bezwaarfase moeten daarom ook worden vergoed.
25. De proceskosten stelt de rechtbank op grond van de eerdergenoemde artikelen en het Bpb voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.980,- (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift, 1 punt voor het verschijnen bij de hoorzitting in bezwaar, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, waarde per punt van € 495,- en een wegingsfactor 1). Zoals hiervoor in punt 13 is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat geen sprake is van samenhangende zaken met de andere beroepen die ter zitting zijn behandeld.
26. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat De Ronde Venen aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoedt.
Gemeente Soest
27. Eiser heeft met Soest geen overleg gehad tijdens de schorsing van de zitting. De rechtbank heeft partijen gezegd om na de zitting nog mogelijke oplossingen te verkennen en deze dan aan de rechtbank mee te delen. Van eiser, noch Soest is na afloop van de zitting een reactie ontvangen, zodat de rechtbank ervan uitgaat dat er geen overeenstemming tussen partijen is bereikt.
28. Voor Soest geldt dat alleen de laatste dertig berichten te zien zijn in de RSS-feeds behorende bij de website. Soest heeft zich bij het bestreden besluit op het standpunt gesteld dat de nieuwsberichten alleen beschikbaar zijn in HTML-formaat en via RSS (dat is in essentie XML) die beide open standaarden zijn. Soest heeft volstaan met een verwijzing naar de website en naar de RSS-feed als verstrekking in het kader van de Who. In reactie op de beroepsgrond van eiser dat geen sprake is van een machineleesbare verstrekking, heeft Soest gesteld dat het méér dan een eenvoudige handeling vereist om de nieuwsberichten aan te leveren in de door eiser gewenste vorm en dat de Who dat niet van een instantie verlangt. Ter zitting heeft Soest hieraan toegevoegd dat hij ervan is uitgaan dat eiser een datadump wenste van oude nieuwsberichten en dat hij hieraan niet wilde voldoen.
29. De rechtbank ziet geen onderbouwing van het door Soest ingenomen standpunt dat niet op eenvoudige wijze kan worden voldaan aan dat wat eiser heeft verzocht. Zoals hiervoor is besproken is voor het gewenste hergebruik door eiser bij een TYPO3-gemeente als Soest voldoende als de gemeente de gehele tekst van een nieuwsbericht opneemt in een RSS-feed en ervoor zorgdraagt dat alle oude nieuwsberichten worden opengesteld. Bunnik, ook een TYPO3-gemeente, heeft zo is ter zitting komen vast te staan wel op die manier in de gevraagde informatie kunnen voorzien. Soest heeft niet nader toegelicht waarom deze manier van verstrekking in zijn geval geen oplossing zou kunnen bieden en dat deze manier van verstrekking teveel van hem zou vergen. Ter zitting is verder gebleken dat Soest ervan uitging dat op verzoek van eiser moest worden voorzien in een datadump van de archiefgegevens en dat hij de kosten daarvan te hoog vond. Waarop Soest deze aanname heeft gebaseerd, is echter onduidelijk gebleven. Er heeft geen overleg met eiser, althans niet zichtbaar voor de rechtbank, plaatsgevonden over (de reikwijdte van) het verzoek en ook uit de stukken blijkt niet dat het eiser alleen te doen zou zijn geweest om een datadump.
De rechtbank is van oordeel dat Soest niet zonder nadere motivering kon volstaan met een verwijzing naar de website en de RSS-feed die alleen de laatste dertig nieuwsberichten omvat. Het bestreden besluit 4 is daarom in strijd met artikel 3:2 van de Awb en artikel 7:12, eerste lid, van de Awb.
30. Op grond van artikel 8:51a, eerste lid, van de Awb kan de rechtbank het bestuursorgaan in de gelegenheid stellen een gebrek in het bestreden besluit te herstellen of te laten herstellen. Op grond van artikel 8:80a van de Awb doet de rechtbank dan een tussenuitspraak. De rechtbank ziet aanleiding om Soest in de gelegenheid te stellen het gebrek te herstellen. Dat herstellen kan hetzij met een aanvullende motivering, hetzij, voor zover nodig, met een nieuwe beslissing op bezwaar, na of tegelijkertijd met intrekking van het nu bestreden besluit. Om het gebrek te herstellen, moet Soest als hij vasthoudt aan zijn standpunt nader toelichten waarom hij niet kan voorzien in de verstrekking van de door eiser gevraagde informatie, waarbij hij in acht moet nemen dat wat hiervoor is overwogen over de mogelijkheid van gegevensverstrekking door een TYPO3-gemeente. Soest zal moeten toelichten waarom hij, anders dan andere TYPO3-gemeenten zoals bijvoorbeeld Bunnik, niet meer dan dertig nieuwsberichten kan verstrekken en waarom hij in de RSS-feed niet de nieuwsberichten met volledige tekst kan tonen. Als Soest bij zijn standpunt blijft dat een verstrekking op deze wijze niet mogelijk is, zal hij ook nader moeten bekijken of een eenmalige datadump tot de mogelijkheid behoort en moeten specificeren welke kosten het verstrekken daarvan meebrengt. In het licht van wat verder over de andere gemeenten in deze uitspraak is overwogen, lijkt het echter meer in de rede te liggen dat Soest kijkt of hij kan voldoen aan het verzoek van eiser langs gelijke weg als die de andere gemeenten hebben gedaan.
31.
De rechtbank bepaalt de termijn waarbinnen Soest het gebrek kan herstellen op vier weken na verzending van deze tussenuitspraak.
32. Soest moet op grond van artikel 8:51b, eerste lid, van de Awb èn om nodeloze vertraging te voorkomen zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen twee weken, meedelen aan de rechtbank of hij gebruik maakt van de gelegenheid het gebrek te herstellen. Als hij gebruik maakt van die gelegenheid, zal de rechtbank eiser in de gelegenheid stellen binnen vier weken te reageren op de herstelpoging van Soest. In beginsel, ook in de situatie dat Soest de hersteltermijn ongebruikt laat verstrijken, zal de rechtbank zonder tweede zitting uitspraak doen op het beroep.
33. Het geding zoals dat na deze tussenuitspraak wordt gevoerd, blijft in beginsel beperkt tot de beroepsgronden zoals die zijn besproken in deze tussenuitspraak, omdat het inbrengen van nieuwe geschilpunten over het algemeen in strijd met de goede procesorde wordt geacht. De rechtbank verwijst naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) 12 juni 2013 (ECLI:NL:RVS:2013:CA2877). 34. De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak op het beroep. Dat laatste betekent ook dat zij over de proceskosten en het griffierecht voor zover het Soest betreft nu nog geen beslissing neemt.
Gemeente Utrechtse Heuvelrug
35. Bij brief van 21 februari 2017, dus na de zitting, heeft Utrechtse Heuvelrug toegelicht dat het ter zitting ingenomen standpunt over de toegankelijkheid van de nieuwsberichten niet juist is geweest. De gemeente heeft een nieuwe website vanaf februari 2015. Dit is een website die gebruik maakt van het cms van de SIMgroep. De berichten zijn in het formaat dat de Who voorschrijft en kunnen via de eerdergenoemde ‘tool’ van SIMgroep van de website worden gehaald. De nieuwsberichten zijn verder vrijgemaakt van auteursrechten.
Voor de nieuwsberichten vanaf januari 2010 tot februari 2015 geldt dat die in het webarchief aanwezig zijn en niet via de tool kunnen worden opgevraagd. Utrechtse Heuvelrug heeft de beheerder van het webarchief verzocht om een offerte uit te brengen voor het laten maken van een export van nieuwsberichten uit het archief. De beheerder [bedrijfsnaam] BV heeft laten weten dat zij niet kan garanderen dat alle nieuwsberichten worden opgehaald en dat er ook kosten zijn verbonden aan deze actie. Ook kan niet worden gegarandeerd dat de nieuwsberichten vrij zijn van auteursrechten. Het verwijderen van de foto’s met auteursrechten is technisch gezien niet mogelijk. Om die reden kan Utrechtse Heuvelrug de nieuwsberichten uit deze periode niet verstrekken op grond van de Who.
36. Eiser heeft hierop gereageerd bij brief van 6 maart 2017. Hij heeft herhaald dat SIMgroep een speciale ‘tool’ voor hem heeft ontworpen en dat hij bewijs wil leveren van deze stelling. Utrechtse Heuvelrug heeft verwezen naar zijn webarchief, maar heeft verzuimd om navraag te doen naar de back-up bij SIMgroep. Omdat Utrechtse Heuvelrug al jaren gebruik maakt van de diensten van SIMgroep, verwacht eiser dat er een archief of back-up bij SIMgroep aanwezig is. De reactie van Utrechtse Heuvelrug toont verder aan dat de archivering via archiefweb niet voldoet aan de Archiefwet, niet werkt bij een verzoek op grond van de Who en het toont aan dat het zelfs voor een professioneel bedrijf niet eenvoudig is om slechts de verzochte data van een site te halen. Utrechtse Heuvelrug heeft overigens pas op 2 februari 2017, dus in beroep, de archiefberichten die in het cms zitten op de website vrijgemaakt.
37. De rechtbank stelt vast dat Utrechtse Heuvelrug in de aanvullende reactie in beroep een wezenlijk ander standpunt inneemt dan in het bestreden besluit 3. Pas na de zitting is een onderscheid gemaakt tussen twee verschillende perioden, namelijk de periode vanaf januari 2010 tot februari 2015 en de periode na februari 2015. Het Who-verzoek leidt tot verschillende uitkomsten in deze twee te onderscheiden perioden, waarbij de verstrekking anders dan aanvankelijk is betoogd alleen kan plaatsvinden over de tweede periode. Omdat dit niet eerder is uitgezocht en niet uit het bestreden besluit 3 blijkt, heeft Utrechtse Heuvelrug hiermee in strijd gehandeld met de artikelen 3:2 en 7:12, eerste lid, van de Awb. Het beroep is daarom gegrond en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit 3.
38. Utrechtse Heuvelrug heeft in de reactie van 21 februari 2017 gemotiveerd toegelicht waarom hij niet tot verstrekking van de gevraagde nieuwsberichten van voor februari 2015 kan overgaan. Doorslaggevend is hierbij dat de nieuwberichten niet vrijgemaakt kunnen worden van auteursrechten. De beheerder van het webarchief heeft in een e-mailbericht toegelicht dat er geen database aanwezig is waarop zoekquery’s kunnen worden uitgevoerd. De foto’s zijn niet ‘los’ te verkrijgen van de pagina waartoe zij behoren. In het archief is alles in één laag opgeslagen waarmee de inhoud van het archief bewaard blijft, aldus de webbeheerder.
Zoals ter zitting aan de orde is geweest, moet een verstrekking op grond van de Who vrij van auteursrechten plaatsvinden. Omdat zoals Utrechtse Heuvelrug heeft toegelicht dit technisch niet kan over deze periode, kan een verstrekking op grond van de Who niet plaatsvinden. Zoals hiervoor overwogen onder 7 moeten instanties zich wel inspannen om de data te leveren volgens de uitgangspunten van de Who, maar is uitvoerige bewerking niet verplicht. Eisers betoog dat de opslag van gegevens via webarchief niet voldoet aan de Archiefwet, is in dit kader niet relevant. Er ligt immers geen verzoek op grond van de Archiefwet ter beoordeling van de rechtbank voor, maar een verzoek op grond van de Who. Het gaat er dus om of de gevraagde gegevens aan eiser kunnen worden verstrekt en dat is, zoals hiervoor is toegelicht, niet mogelijk. De beroepsgrond slaagt niet.
39. De rechtbank volgt evenmin het betoog van eiser dat Utrechtse Heuvelrug zich zou moeten wenden tot de SIMgroep. Utrechtse Heuvelrug heeft zich naar het oordeel van de rechtbank voldoende ingespannen om de gevraagde nieuwsberichten aan eiser te verstrekken. De ongefundeerde aanname dat de SIMgroep wellicht nog een back-up of archief heeft waarin de gevraagde nieuwsberichten zijn te vinden, is onvoldoende concreet voor de conclusie dat Utrechtse Heuvelrug onvoldoende zorgvuldig onderzoek heeft gedaan naar de mogelijkheid om de gevraagde informatie te verstrekken op grond van de Who. Deze beroepsgrond slaagt dus niet.
40. Over de periode vanaf februari 2015 heeft Utrechtse Heuvelrug voorzien in de verstrekking zoals hiervoor onder punten 9 tot en met 11 is toegelicht en door eiser voldoende werkbaar is bevonden. Zoals daar is overwogen, vindt de rechtbank niet relevant of het ‘tool’ van de SIMgroep waarmee de nieuwsberichten kunnen worden verkregen op maat voor eiser is geschreven of op andere wijze is verkregen. De eenvoudige beschikbaarheid is voldoende. Het gaat er namelijk om dat eiser op eenvoudige wijze toegang heeft tot de gevraagde informatie, in een open machineleesbaar formaat en dat die informatie vrij is van auteursrechten. Eiser heeft niet gesteld dat hieraan niet wordt voldaan en uit de informatie van Utrechtse Heuvelrug blijkt ook niet dat de gevraagde nieuwsberichten niet op deze wijze zijn verstrekt. Daarmee heeft Utrechtse Heuvelrug dus voor de tweede periode alsnog aan het verzoek van eiser voldaan. Hierbij moet wel worden aangetekend dat deze gegevens pas in de beroepsfase vrij zijn geworden van auteursrechten en dat de besluitvorming in het bestreden besluit 3 daartoe niet strekt.
41. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat over de periode van januari 2010 tot aan februari 2015 niet aan het verzoek van eiser kan worden voldaan en dat over de daaropvolgende periode de gevraagde berichten wel op grond van de Who aan eiser zijn verstrekt. Hoewel het bestreden besluit 3 over de eerste periode niet juist is, blijkt uit de aanvullende motivering in beroep dat een andere uitkomst van het beroep voor eiser niet mogelijk is.
42. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit 3 daarom en laat de rechtsgevolgen van dat besluit in stand. Utrechtse Heuvelrug wordt wel veroordeeld in de proceskosten voor de beroepsfase. Hier geldt dat van een herroeping van het primaire besluit geen sprake is en dat eiser geen aanspraak kan maken op proceskosten in bezwaar. De nadere reactie op de door Utrechtse Heuvelrug ingediende informatie na de zitting stelt de rechtbank gelijk met een reactie op een bestuurlijke lus.
43. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van de eerdergenoemde artikelen en het Bpb voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.237,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, 0,5 punt voor de reactie op de nadere informatie van Utrechtse Heuvelrug na de zitting, waarde per punt van € 495,- en een wegingsfactor 1). Zoals hiervoor in punt 13 is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat geen sprake is van samenhangende zaken met de andere beroepen die ter zitting zijn behandeld.
44. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat Utrechtse Heuvelrug aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoedt.