3.2De beoordeling of iemand (gedeeltelijk) arbeidsongeschikt is, wordt op grond van artikel 6, eerste lid, van de Wet WIA gebaseerd op een verzekeringsgeneeskundig en arbeidskundig onderzoek. De strekking en vereisten daarvan zijn omschreven in het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten. Om de mate van arbeidsongeschiktheid te bepalen dient eerst te worden vastgesteld welke medische beperkingen eiser heeft, en vervolgens wat de invloed van deze beperkingen is op zijn verdienvermogen.
4. De rechtbank stelt voorop dat verweerder besluiten over iemands arbeidsongeschiktheid mag baseren op rapporten van verzekeringsartsen, wanneer deze rapporten op een zorgvuldige manier tot stand zijn gekomen, geen tegenstrijdigheden bevatten en voldoende begrijpelijk zijn. De rapporten en de daarop gebaseerde besluiten zijn in beroep wel aanvechtbaar. Het is echter aan eiser om aan te voeren (en zo nodig aannemelijk te maken) dat de rapporten niet aan de genoemde eisen voldoen of dat de medische beoordeling onjuist is. Dit volgt uit artikel 8:69 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Dit kunnen ook niet medisch geschoolden doen, maar voor het aannemelijk maken dat een medische beoordeling onjuist is, is in beginsel een rapport van een arts noodzakelijk. De rechtbank verwijst naar de vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB), zoals de uitspraak van
5. De rechtbank stelt in de eerste plaats vast dat eiser in beroep een brief van zijn longarts [A] van 2 januari 2017, en twee brieven van zijn orthopedisch chirurg [B] van 12 juni 2014 en 8 september 2014, heeft overgelegd. Daarop heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep [C] in een nader rapport van 3 februari 2017 gereageerd. Volgens [C] blijkt uit deze informatie dat bij eiser sprake is van een zeer ernstige vorm van obstructief slaapapneusyndroom (OSAS) waar preventief rekening mee moet worden gehouden. [C] heeft dan ook aanvullende beperkingen aangenomen voor eiser in een Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 3 februari 2017 voor beroepsmatig autorijden en veiligheidsfuncties. Ook concludeert zij uit de informatie dat sprake is van luchtwegklachten als gevolg van aspecifieke bronchiale hyperreactiviteit. Hiervoor heeft [C] een aanvullende beperking aangenomen voor eiser ten aanzien van forse atmosferische belasting door stof, rook, gassen of dampen. De rechtbank stelt vast dat deze aanvullende beperkingen in de FML van 3 februari 2017 voor eiser zijn aangenomen na het bestreden besluit. Uit het eerdere rapport van [C] van 6 oktober 2016, blijkt dat eiser in bezwaar reeds melding had gemaakt van OSAS en luchtwegklachten. Eiser was al door de huisarts naar de KNO-arts verwezen voor nader onderzoek omdat hij vanwege een scheef tussenneusschot onder meer last had van snurken, een loopneus en hoesten, met slaapproblemen tot gevolg. Door de KNO-arts was een scan gemaakt van eisers neusbijholtes waarvan de uitslag een week later bekend zou worden. Hiernaar is in bezwaar echter geen nader onderzoek verricht en er zijn geen beperkingen voor aangenomen voor eiser. De rechtbank ziet hierin een zorgvuldigheidsgebrek zodat het beroep gegrond zal worden verklaard en de rechtbank het bestreden besluit zal vernietigen wegens strijd met artikel 3:2 van de Awb. De rechtbank zal hierna beoordelen of de rechtsgevolgen van het te vernietigen bestreden besluit in stand gelaten kunnen worden.
6. De rechtbank ziet geen aanknopingspunten voor het oordeel dat het medisch onderzoek – met inachtneming van de rapportages van [C] in beroep – onvoldoende, dan wel niet zorgvuldig is. Blijkens haar rapport van 6 oktober 2016 heeft [C] het rapport van de primaire verzekeringsarts [D] , die eiser heeft gezien en onderzocht, bestudeerd. Ook heeft [C] zelf dossierstudie verricht en eiser gezien en onderzocht. In het rapport van 6 oktober 2016 heeft zij overwogen dat zij op grond van het dossier en eigen onderzoek aanleiding ziet om af te wijken van het primaire oordeel. Voor eisers heupklachten heeft [C] aanvullende beperkingen aangenomen in een FML van 6 oktober 2016 ten aanzien van dynamische handelingen en statische houdingen. Zoals reeds onder 5. opgenomen en blijkens het nader rapport van 3 februari 2017, heeft [C] in de door eiser in beroep overgelegde informatie aanleiding gezien de FML nog verder aan te passen vanwege eisers OSAS en luchtwegklachten. Dit heeft zij dat gedaan in een FML van 3 februari 2017. In een nader rapport van 10 maart 2017 heeft [C] nog gereageerd op de beroepsgronden van eiser zoals die ter zitting naar voren zijn gebracht, en daarbij overwogen dat die gronden geen aanleiding geven verder af te wijken van haar standpunt. [C] heeft daarbij eenduidig, inzichtelijk en zonder tegenstrijdigheden beargumenteerd hoe haar beoordeling tot stand is gekomen. Onder deze omstandigheden is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake van een onzorgvuldig onderzoek.