3.2.[eiser] legt aan zijn vorderingen ten grondslag dat er tussen [gedaagde sub 2] c.s. en ACP een overeenkomst van opdracht tot stand is gekomen, om aan [eiser] juridische bijstand te verlenen in zijn geschil met Europol. [eiser] was daarbij geen contractspartij. Bij de uitvoering van de overeenkomst heeft [gedaagde sub 1] beroepsfouten gemaakt door:
- niet binnen de gestelde termijn een klaagschrift in te dienen tegen de beslissing van Europol van 13 maart 2012;
- niet, dan wel niet tijdig, te reageren op de stilwijgende afwijzende beslissing van 5 september 2012 op het klaagschrift van 5 mei 2012 en
- niet tijdig een bezwaarschrift in te dienen tegen het besluit van 18 december 2012 waarbij het klaagschrift van 10 juli 2012 niet-ontvankelijk is verklaard.
Door deze beroepsfouten heeft [eiser] de kans gemist dat zijn vordering in de procedure bij het Gerecht zou worden toegewezen. Volgens [eiser] was de kans zeer groot dat in de procedure bij het Gerecht de rente over de lumpsum met ingang van een eerdere datum zou worden toegewezen. Deze eerdere ingangsdatum zou volgens [eiser] worden toegwezen op grond van:
- het huidige recht op grond waarvan over betaling van geldbedragen in verband met letselschade, rente verschuldigd is vanaf de datum van het ongeval;
- het niet voldoen aan de eis van goed werkgeverschap door Europol. [eiser] verwijst daartoe naar het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJEU) van 16 maart 1978, zaak 115/76 (Leonardini vs Commisse EG);
- schending van verplichtingen/beginselen. Volgens [eiser] heeft Europol haar motiveringsplicht geschonden. Daarnaast heeft zij jarenlang nagelaten om adequaat en zorgvuldig te handelen ten opzichte van [eiser] .
De aansprakelijkheid van [gedaagde sub 1] baseert [eiser] primair op onrechtmatige daad. Subsidiair, voor het geval de rechtbank van oordeel is dat er een overeenkomst van opdracht bestaat tussen [eiser] en [gedaagde sub 1] , op de tekortkoming in de nakoming van deze overeenkomst door [gedaagde sub 1] .
De aansprakelijkheid van [gedaagde sub 2] baseert [eiser] primair op artikel 6:170 BW dan wel artikel 6:171 BW. [eiser] stelt daartoe dat tussen [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 1] een overeenkomst bestaat. Volgens [eiser] is [gedaagde sub 2] op grond van die overeenkomst aansprakelijk voor het onrechtmatig handelen van [gedaagde sub 1] . Subsidiair, voor het geval de rechtbank van oordeel is dat er een overeenkomst bestaat tussen [eiser] en [gedaagde sub 2] , baseert [eiser] de aansprakelijkheid op de tekortkoming door [gedaagde sub 2] in de nakoming van deze overeenomst.