ECLI:NL:RBMNE:2017:2965
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - meervoudig
- P.M. J. Muijlaert
- L.A.C. de Vaan
- R.C. Stijnen
- Rechtspraak.nl
Waardering van niet-woningen en de berekening van de kapitalisatiefactor in het bestuursrecht
In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedateerd 23 mei 2017, zijn twee beroepen aan de orde gesteld met betrekking tot de waardering van niet-woningen voor de onroerendezaakbelasting. De eiseres, een B.V., heeft bezwaar gemaakt tegen de vastgestelde WOZ-waarden van twee onroerende zaken, gelegen aan [adres] te [vestigingsplaats]. De heffingsambtenaar van de gemeente [naam gemeente] heeft de waarde voor het belastingjaar 2015 vastgesteld op respectievelijk € 5.321.000,- en € 4.386.000,-, gebaseerd op de waardepeildatum van 1 januari 2014. Eiseres heeft in beide gevallen beroep ingesteld, geregistreerd onder de nummers UTR 16/316 en UTR 16/317, en betwist dat de vastgestelde waarden in overeenstemming zijn met de waarde in het economisch verkeer.
Tijdens de zitting op 17 januari 2017 heeft eiseres haar standpunt toegelicht, waarbij zij een taxatierapport heeft ingediend ter onderbouwing van haar stelling dat de WOZ-waarden te hoog zijn vastgesteld. De rechtbank heeft de argumenten van beide partijen gewogen, waarbij de heffingsambtenaar aannemelijk heeft gemaakt dat de vastgestelde waarden niet te hoog zijn. De rechtbank heeft daarbij gekeken naar de kapitalisatiefactor, die door de heffingsambtenaar is berekend aan de hand van verkoopanalyses en taxatiewijzers. De rechtbank concludeert dat de heffingsambtenaar de kapitalisatiefactor op een juiste wijze heeft vastgesteld en dat de waarde van de onroerende zaken niet hoger is dan de waarde in het economisch verkeer.
De rechtbank heeft de beroepen van eiseres ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn in kennis gesteld van hun recht om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.