Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
uitspraak van de meervoudige kamer van 6 juni 2017 in de zaak tussen
[eiser] , te [woonplaats 1] , eiser
[derde belanghebbende], te [woonplaats 2] , gemachtigde: mr. M.L.W.A. Gelens.
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 6 juni 2017 uitspraak gedaan in een beroep van een werknemer tegen een beslissing van het UWV. De werknemer, die als hovenier werkte, had zich op 23 oktober 2012 ziek gemeld en had een uitkering op basis van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) aangevraagd. Het UWV had de werkgever van de werknemer een loonsanctie opgelegd omdat deze niet had voldaan aan zijn re-integratieverplichtingen. De werkgever had verzocht om bekorting van deze loonsanctie, maar het UWV had dit verzoek afgewezen. De werknemer stelde dat hij niet had tegengewerkt bij de re-integratie, maar de rechtbank oordeelde dat de werkgever voldoende inspanningen had verricht en dat de werknemer niet had meegewerkt aan het re-integratietraject. De rechtbank concludeerde dat het UWV in redelijkheid had kunnen besluiten de loonsanctie niet te bekorten. Het beroep van de werknemer werd ongegrond verklaard.