Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.Het verloop van de procedure
- dagvaarding van 15 april 2016
- de akte overlegging producties van [eiser]
- de incidentele conclusie, strekkende tot onbevoegdheid van de kantonrechter van 22 juni 2016
- de conclusie van antwoord in het bevoegdheidsincident, tevens houdende wijziging eis, van 20 juli 2016
- het vonnis in incident van 31 augustus 2016
- de conclusie van antwoord van [gedaagde] van 28 september 2016
- het tussenvonnis van 5 oktober 2016 waarbij bij een comparitie van partijen is gelast
- de akte overlegging producties van [eiser] van 2 februari 2017
- het proces-verbaal van de comparitie na antwoord van 2 februari 2017
- de brief van de gemachtigde van [eiser] van 14 februari 2017
- de akte na comparitie tevens wijziging van eis van [eiser] van 8 maart 2017
- de antwoordakte na comparitie tevens verzoek wijziging proces-verbaal van comparitie na antwoord van [gedaagde] van 5 april 2017.
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
" [gedaagde] erkende toen dat hij vreselijk de fout was ingegaan bij het behandelen van [A] . Ik heb die mededeling opgevat als bekentenis van een medische misser, zowel aan mij als aan [eiser], kantonrechter)
, ook omdat bij [gedaagde] duidelijk sprake was van spijt". Ook hierin kan echter geen erkenning van de verschuldigdheid van schadevergoeding worden gelezen.
"ID( [gedaagde] , kantonrechter)
laat weten dat hij het vreselijk vindt wat er gebeurd is en er niet mee uit komt. Hij heeft het gewoon gemist".Ook dit is geen erkenning van de verschuldigdheid van schadevergoeding.
NJ1998, 380). Dit wil evenwel niet zeggen dat deze termijn
nooitop grond van art. 6:2 lid 2 buiten toepassing zou kunnen blijven. Gelet op de belangen die deze regel beoogt te dienen, waaronder in het bijzonder het belang van de rechtszekerheid, zal echter van onaanvaardbaarheid als in die bepaling bedoeld slechts in uitzonderlijke gevallen sprake kunnen zijn. Een zodanig uitzonderlijk geval kan zich voordoen wanneer onzeker is of de gebeurtenis die de schade kan veroorzaken inderdaad tot schade zal leiden, die onzekerheid zeer lange tijd is blijven bestaan en de schade in die zin
naar haar aardverborgen is gebleven dat zij daadwerkelijk is ontstaan en dus pas kon worden geconstateerd nadat de verjaringstermijn reeds was verstreken.
- [eiser] heeft op 29 januari 2010 een gesprek gehad met [gedaagde] , waarbij hij, [eiser] , volgens een door hemzelf opgesteld verslag (productie V7) de vraag heeft gesteld waarom een doorverwijzing door [gedaagde] niet mogelijk was;
- [eiser] heeft op 7 juni 2010 een gesprek gehad met [gedaagde] waarin deze volgens het door [eiser] opgestelde verslag (productie V10) heeft erkend dat hij de diagnose angina pectoris heeft gemist; dit verslag vermeldt voorts:
- Uit de brief van psychiater [C] van 5 februari 2012 (productie D1) aan de huisarts van [eiser] blijkt dat [eiser] vanaf ongeveer begin 2010 last kreeg van drukkere, soms achterdochtige gedachten, dat deze klachten ongeveer drie maanden later een hoogtepunt bereikten, en dat deze eind 2010 waren verdwenen.
- Op 7 mei 2010 achtte de bedrijfsarts [eiser] niet inzetbaar voor zijn werkzaamheden als advocaat (productie M20). Medio augustus 2010 is [eiser] op therapeutische basis weer met werkzaamheden begonnen. In december 2010 werkt hij weer fulltime (akte na comparitie p. 17 noot 40).