8.2Het stappenplan in voornoemde richtlijn luidt als volgt:
“Stap 1: De verzekeringsarts beoordeelt of verbetering van de belastbaarheid is uitgesloten. Dat is het geval als sprake is van:
a. een progressief ziektebeeld zonder behandelmogelijkheden of
b. een stabiel ziektebeeld zonder behandelmogelijkheden.
Stap 2: Als verbetering van de belastbaarheid niet is uitgesloten beoordeelt de verzekeringsarts in hoeverre die verbetering in het eerstkomende jaar kan worden verwacht. De verzekeringsarts gaat na of één van de volgende twee mogelijkheden aan de orde is:
a. er is een redelijke of goede verwachting dat verbetering van de belastbaarheid zal optreden, of
b. verbetering van de belastbaarheid is niet of nauwelijks te verwachten.
Als voor de keuze tussen 2a en 2b doorslaggevende argumenten ontbreken, gaat de verzekeringsarts uit van een redelijke of goede verwachting dat verbetering van de belastbaarheid zal optreden.
Stap 3: Als in het eerstkomende jaar niet of nauwelijks verbetering van de belastbaarheid kan worden verwacht (2b is van toepassing) beoordeelt de verzekeringsarts of en zo ja in hoeverre die na het eerstkomende jaar nog kan worden verwacht. Ook nu zijn er twee mogelijkheden:
a. er is een redelijke of goede verwachting dat verbetering van de belastbaarheid zal optreden; dit is alleen het geval als van een behandeling vaststaat dat die eerst op langere termijn kan zijn gericht op verbetering van de belastbaarheid, of
b. verbetering van de belastbaarheid is niet of nauwelijks ter verwachten: alle overige gevallen”.
9. Eiseres voert aan dat, zoals ter zitting is toegelicht, de arts bezwaar en beroep de conclusie dat duurzaamheid van arbeidsbeperkingen ontbreekt niet heeft gebaseerd op een inschatting van het resultaat van de medische behandeling, zoals het stappenplan duurzaamheid van arbeidsbeperkingen voorschrijft. Zij heeft werknemer niet zelf onderzocht en uit het rapport van de Duitse verzekeringsarts, waarop zij zich heeft gebaseerd, blijkt niet welke behandelmogelijkheden er nog zijn. De verzekeringsartsen van verweerder mochten hun conclusie, dat geen sprake is van duurzaamheid, dus niet op het Duitse verzekeringsgeneeskundige rapport baseren. Volgens eiseres hadden de verzekeringsartsen nader onderzoek moeten laten verrichten naar de vraag welke behandelmogelijkheden nog aanwezig zouden kunnen zijn.
10. De rechtbank is van oordeel dat het medisch onderzoek zorgvuldig is verricht. De primaire verzekeringsarts, [verzekeringsarts 1] , heeft volgens haar rapportage van 20 februari 2015 het expertiserapport van 22 december 2014 opgevraagd bij de Duitse verzekeringsarts. Zij heeft dossierstudie verricht en het expertiserapport betrokken in de medisch beoordeling, waarbij zij zich ervan heeft vergewist dat in het rapport een onafhankelijke medische/verzekeringsgeneeskundige beoordeling is gemaakt en dat het daarmee voldoet aan de kwaliteitseisen die de Wet WIA stelt. De arts bezwaar en beroep, [arts bezwaar en beroep] onder supervisie van verzekeringsarts bezwaar en beroep [verzekeringsarts 2] , heeft in het kader van de heroverweging volgens haar rapportage van 22 april 2016 opnieuw dossierstudie verricht en zij heeft haar conclusie ook mede op het expertiserapport gebaseerd. De rechtbank is van oordeel dat het enkele feit dat werknemer niet is gezien door de (verzekerings)artsen van verweerder niet maakt dat het medisch onderzoek onzorgvuldig is geweest. De rechtbank acht het hierbij van belang dat zij beschikten over het expertiserapport op basis waarvan zij zich een oordeel hebben kunnen vormen over de duurzaamheid van de arbeidsbeperkingen, zodat er geen noodzaak bestond om werknemer, die sinds 2014 in Duitsland woonachtig is, op te roepen voor het spreekuur. Verweerder heeft zijn besluitvorming dus op de medische rapportages mogen baseren.