Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
hoofdzaakmet zaaknummer / rolnummer: C/16/379368 / HA ZA 14-819 van
vrijwaringszaakmet zaaknummer / rolnummer C/16/389398 / HA ZA 15-298 van
1.De procedure in de hoofdzaak
- het vonnis in het vrijwaringsincident van 11 maart 2015
- de conclusie van antwoord, tevens van eis in reconventie
- de conclusie van repliek, tevens van antwoord in reconventie
- de conclusie van dupliek, tevens van repliek in reconventie
- de conclusie van dupliek in reconventie
- de pleidooien en de ter gelegenheid daarvan overgelegde stukken.
2.De procedure in de vrijwaringszaak
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord
- de conclusie van repliek, tevens akte verzoek
- de conclusie van dupliek, tevens antwoord akte verzoek
- de pleidooien en de ter gelegenheid daarvan overgelegde stukken.
3.De feiten
7. “Hulppersoon”: de ondergeschikte of andere natuurlijke – en/of rechtspersoon, van wier diensten de Spoorwegonderneming of de Beheerder gebruik maakt als bedoeld in boek 6 van het BW.
(…)
(…)
(…)
2009) heeft Keyrail DB Schenker aansprakelijk gesteld voor alle schade die ProRail en Keyrail hebben geleden of zullen lijden ten gevolge van het ongeval.
4.Het geschil
5.De beoordeling
- partijen waren het er over eens dat de aansprakelijkheid tussen de spoorwegonderneming en de beheerder van de spoorwegen en tussen de spoorwegondernemingen onderling diende te worden vastgesteld aan de hand van het Burgerlijk Wetboek, omdat de spoorwegondernemingen op hun beurt de contractspartij waren van reizigers dan wel verladers en op die relatie ook de bepalingen van het Burgerlijk Wetboek van toepassing (kunnen) zijn;
- partijen waren het er over eens dat de omvang van een schadevergoedingsplicht gelimiteerd diende te worden om administratieve lasten te voorkomen en de omvang van de schadevergoedingsplicht af te stemmen op de financiële middelen die in de spoorbranche beschikbaar zouden zijn;
- de reden dat in artikel 16 lid 1 van de (in 2005 tot stand gekomen) voorganger van de AVT 2009 (hierna: AVT) expliciet is bepaald dat de beheerder op grond van artikel 6:174 BW aansprakelijk is voor de door hem beheerde spoorwegen, is gelegen in het feit dat partijen discussie wilden uitsluiten over de vraag of de beheerder van de spoorwegen wel als bezitter van het spoor kon worden aangemerkt in de zin van laatstgenoemde bepaling. Het huidige artikel 8:1661 lid 2 BW, dat een vergelijkbare strekking heeft als artikel 16 lid 1 AVT, trad pas in werking met ingang van 1 december 2006, en bestond dus nog niet ten tijde van de totstandkoming en inwerkingtreding van de voorloper van de AVT 2009 (op 1 januari 2005).
- hetzelfde geldt voor de verwijzing in artikel 17 lid 1 AVT naar de artikelen 6:175 BW en 8:1670 BW: de reden voor het opnemen van deze expliciete verwijzing was gelegen in het feit dat laatstgenoemde bepaling ten tijde van het totstandkoming en inwerkingtreding van de AVT nog de “exploitant” van de spoorwegen aansprakelijk maakte voor het vervoer van gevaarlijke stoffen, terwijl de rol van de exploitant van de spoorwegen en de vervoerder reeds per 1 januari 2005 waren gescheiden. Ook deze wetsbepaling is pas met ingang van 1 december 2006 gewijzigd.
te lijdenschade”. Indien immers was beoogd om ook eigen schade van de beheerder onder die bepaling te brengen, had het voor de hand gelegen om net als in lid 1 te spreken over “geleden schade”. Bij overtreding van een overheidsvoorschrift, zoals het rijden door een rood sein, is de schade, zeker als het gaat om persoons- of zaakschade, immers al “geleden”.
van toegang tot de plaats van het ongeval € 2.769,00
(€ 16.400 + € 6.830)
om het verstoorde treinverkeer rondom de plaats van het
ongeval in goede banen te leiden en inhuren van derden voor
verzorgen van diverse opruimwerkzaamheden € 203.269,83
(€ 180.229,08 + € 23.040,75)
maaltijden aan de personen die werkzaam waren bij de plaats
van het ongeval € 22.075,47
betrokken treinen € 2.552,70
route die na het ongeval gebruikt moest worden voor omleiding
van het spoorverkeer dat over het spoor gepland was voor het
ongeval heeft plaatsgevonden € 666.874,80
€ 19.577,32
12.844,00(4,0 punten × tarief € 3.211,00)
5.160,00(4,0 punten × 0,5 × tarief € 2.580,00)
ProRailin de hoofdzaak wordt veroordeeld wordt gevorderd vordering tot betaling van al hetgeen waartoe
DB Schenkerin de hoofdzaak wordt veroordeeld. Daarmee is aan het vereiste voldaan dat een vrijwaringszaak een vordering strekkende tot vrijwaring voor de vorderingen van de hoofdzaak bevat. Voorts valt niet in te zien waarom een eis in de vrijwaringszaak die al in de dagvaarding meer omvat dan een eis tot vrijwaring in het licht van de eisen van een goede procesorde ontoelaatbaar zou zijn.
3.211,00(2,0 punten × tarief € 3.211,00)