ECLI:NL:RBMNE:2017:168

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
17 januari 2017
Publicatiedatum
17 januari 2017
Zaaknummer
16/659382-16 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontucht met minderjarige prostituee en strafoplegging

Op 17 januari 2017 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 41-jarige man uit Zwolle, die zich schuldig had gemaakt aan ontucht met een minderjarige prostituee. De verdachte dacht dat het 17-jarige meisje meerderjarig was, maar dit deed niets af aan zijn strafrechtelijke verwijtbaarheid. De rechtbank oordeelde dat bij jeugdprostitutie een onvoorwaardelijke gevangenisstraf het uitgangspunt is, maar vond de door de officier van justitie geëiste straf van drie maanden te zwaar. De man had gereageerd op een advertentie op een legale website en er was geen bewijs dat hij bewust op zoek was naar een minderjarige. De rechtbank hield rekening met een eerdere veroordeling van de verdachte voor een soortgelijk feit en legde een gevangenisstraf op van 180 dagen, waarvan 179 voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar, en daarnaast een taakstraf van 30 uur. De rechtbank benadrukte dat de bescherming van minderjarigen in zedenzaken van groot belang is en dat de verdachte had moeten verifiëren of het meisje meerderjarig was. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, waarbij de rechters de ernst van het feit en de omstandigheden van de verdachte in overweging hebben genomen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/659382-16 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 17 januari 2017
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [1975] te [geboorteplaats] ,
adres: [adres] , [woonplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 20 december 2016 en 3 januari 2017. De verdachte is op 20 december 2016 in persoon verschenen en heeft zich ter terechtzitting laten bijstaan door mr. H.W. Bongers, advocaat te Ommen. De verdachte en zijn raadsman zijn op 3 januari 2017 niet verschenen.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat een persoon op 21 januari 2015 te De Bilt tegen betaling seksuele handelingen heeft verricht met verdachte terwijl die persoon de leeftijd van zestien jaren maar nog niet die van achttien jaren had bereikt.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig en deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten.
De ontvankelijkheid van de officier van justitie
De verdediging heeft (primair) aangevoerd dat de politie opzettelijk weloverwogen heeft toegestaan dat strafbare feiten gepleegd werden zonder dat daartoe een noodzaak aanwezig was. De eerste klant, die op 21 januari 2015 om 15.35 uur door de politie is gehoord als getuige, heeft bevestigd dat hij bij een prostituee is geweest. Op dat moment had de politie verdere seksuele contacten met de minderjarige direct kunnen voorkomen door in te grijpen, immers verdachte is pas na 16.00 uur als derde klant die dag naar binnen gegaan. De tweede klant is blijkbaar niet aangehouden. De verdediging heeft zich aldus op het standpunt gesteld dat de officier van justitie niet ontvankelijk verklaard dient te worden.
De rechtbank overweegt het volgende.
Uit het dossier (proces-verbaal van bevindingen pagina’s 171 en 172) blijkt dat om 16:38 uur twee mannen het parkeerterrein opkwamen. De mannen liepen naar het balkon van de kamer. Ze stapten over het balkon heen en gingen de kamer in. Om 16:45 uur kwam één van de mannen weer het balkon op en liep de parkeerplaats op. Dat bleek verdachte te zijn. Hij is door de politie afgevangen en ter plaatse gehoord. Op dat moment was het voor de verhoorder nog steeds niet duidelijk wie precies de prostituee was en wat haar leeftijd was. Zij was nog in de hotelkamer en haar legitimatie was nog niet beschikbaar. Er was nog niet gebleken van een minderjarige prostituee.
De rechtbank oordeelt dat gelet op het bovenstaande geen sprake is geweest van het opzettelijk en weloverwogen toestaan door de politie van het plegen van strafbare feiten. Immers, op het moment dat verdachte de hotelkamer is binnengegaan en binnen is gebleven, was nog niet bekend dat het slachtoffer een minderjarige betrof en was er nog geen verdenking van een strafbaar feit ten aanzien van verdachte. Het verweer wordt alleen al hierom verworpen. De officier van justitie is ontvankelijk ten aanzien van het feit zoals aan verdachte ten laste gelegd.
Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft geconcludeerd dat het ten laste gelegde kan worden bewezen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich voor wat de bewezenverklaring betreft gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De verdachte heeft het ten laste gelegde feit bekend en de verdediging heeft ten aanzien van dit feit geen vrijspraak bepleit. Onder deze omstandigheden zal de rechtbank met toepassing van artikel 359, derde lid, laatste volzin, van het Wetboek van Strafvordering volstaan met onderstaande opsomming van de bewijsmiddelen: [1]
- de aangifte van [slachtoffer] ; [2]
- de bekennende verklaring van de verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting. [3]

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4. vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
op 21 januari 2015 te De Bilt, ontucht heeft gepleegd met [slachtoffer] , geboren op [1997] , die zich beschikbaar stelde tot het verrichten van seksuele handelingen met een
derde tegen betaling en die de leeftijd van zestien jaren maar nog niet de leeftijd van achttien jaren had bereikt, door
- zijn penis in de mond van die [slachtoffer] te brengen en te houden en die [slachtoffer] zijn penis in haar mond te laten nemen en
- zijn penis in de vagina van die [slachtoffer] te duwen en te brengen en te houden.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezenverklaarde levert het navolgende strafbare feit op:
Ontucht plegen met iemand die zich beschikbaar stelt tot het verrichten van seksuele handelingen met een derde tegen betaling en die de leeftijd van zestien maar nog niet van achttien jaren heeft bereikt.
Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

De raadsman heeft aangevoerd dat verdachte verontschuldigbaar heeft gedwaald met betrekking tot de leeftijd van de minderjarige. Verdachte ging er van uit dat zij ouder was dan 18 jaar omdat er geen minderjarigen op de website van [naam] .nl staan en omdat zij zelf ontkende dat er sprake was van een loverboy-constructie. Zij heeft op geen enkele wijze de indruk gewekt onder dwang te werken. Het meisje kwam volwassen op hem over. Zij zag er niet uit als een minderjarige. Naar de mening van de raadsman kon van verdachte redelijkerwijs niet worden verlangd dat hij het meisje om haar identiteitsbewijs zou vragen, nu dit in de prostitutie ongebruikelijk is; meisjes zullen dit om privacy redenen niet tonen. Verdachte heeft zich zeer kritisch opgesteld; door toedoen van het meisje zelf is het gerechtvaardigde vertrouwen opgewekt dat alles in orde was. De raadsman heeft daarmee een beroep gedaan op afwezigheid van alle schuld en verzocht om ontslag van alle rechtsvervolging.
De rechtbank overweegt hierover het volgende.
De rechtbank stelt bij de beoordeling van dit verweer voorop dat de strekking van artikel 248b van het Wetboek van Strafrecht ziet op het tegengaan van kinderprostitutie, waarbij de minderjarigheid een geobjectiveerd bestanddeel vormt. Dit bestanddeel is bewezen als objectief komt vast te staan dat de minderjarige tussen de 16 en 18 jaar oud was. De leeftijd is als geobjectiveerd bestanddeel in dit wetsartikel (en in andere wetsartikelen betreffende de zeden) opgenomen ter bescherming van minderjarigen. De wetgever geeft hiermee het grote belang aan dat hij hecht aan de bescherming van minderjarigen in zedenzaken. De wetenschap bij verdachte van de leeftijd van de minderjarige is voor een bewezenverklaring niet van belang. Dat laat onverlet dat verdachte een verweer kan voeren daar waar het zijn strafbaarheid betreft. Een beroep op afwezigheid van alle schuld, dat wil zeggen op het ontbreken van alle strafrechtelijk relevante verwijtbaarheid, zal, naar vaste jurisprudentie van de Hoge Raad, alleen in uitzonderlijke gevallen kunnen slagen.
Op grond daarvan had verdachte in deze zaak de verplichting om onderzoek te doen naar de leeftijd van de minderjarige. Dat verdachte heeft gereageerd op een advertentie op een legale website “ [naam] .nl” maakt niet dat hij zomaar van de juistheid van de informatie op die website mocht afgaan, ook niet nu het meisje er naar zijn mening als een meerderjarige uitzag. Deze omstandigheden ontslaan verdachte in ieder geval niet van de verplichting een onderzoek naar de leeftijd te verrichten.
Daarnaast geldt dat verdachte weliswaar naar haar leeftijd heeft gevraagd, maar toen zij zei: “gok eens”, en hij toen zei: “21”, waarop zij zei: “ jonger”, hij heeft nagelaten om door te vragen over haar leeftijd. Nu verdachte zich daarmee onvoldoende heeft ingespannen om zekerheid te krijgen over de precieze leeftijd van de minderjarige, is er reeds daarom geen sprake van afwezigheid van alle schuld en wordt het verweer verworpen.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake het ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en verplicht reclasseringstoezicht gedurende de proeftijd. De officier van justitie heeft daarbij rekening gehouden met artikel 22b van het Wetboek van Strafrecht en de strafvorderingsrichtlijn van het openbaar ministerie die voor een dergelijk feit een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van minimaal 6 maanden eist.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft het volgende aangevoerd.
Om toepassing te geven aan het bepaalde in artikel 22b van het Wetboek van Strafrecht zijn diverse zaken afgedaan met de oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 1 dag, gecombineerd met een werkstraf.
De verdediging heeft verzocht de straf te beperken tot 1 dag gevangenisstraf en 50 uren taakstraf, eventueel gecombineerd met een voorwaardelijke gevangenisstraf met 3 jaren proeftijd. Daarnaast dient rekening gehouden te worden met een eventuele straf die het gerechtshof Den Bosch bij uitspraak van 28 december 2016 zal opleggen.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon en de draagkracht van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het gebruik maken van de diensten van een minderjarige prostituee. Daarbij is sprake geweest van het seksueel binnendringen van het lichaam van de minderjarige. Verdachte heeft door zijn handelen bijgedragen aan het in stand houden van jeugdprostitutie.
Dat verdachte - zoals hij heeft verklaard - dacht dat het meisje meerderjarig was nu zij haar diensten als volwassene via internet aanbood en zij er daadwerkelijk als een meerderjarige uitzag, doet aan de strafrechtelijke verwijtbaarheid die verdachte kan worden gemaakt niet af. Verdachte heeft nagelaten zich ervan te vergewissen dat het meisje meerderjarig was. Het hebben van seks met een minderjarige prostituee is strafbaar gesteld in artikel 248b van het Wetboek van Strafrecht. Hierin staat de bescherming van minderjarigen centraal. Zij moeten kunnen opgroeien in een omgeving waar zij zich veilig kunnen ontwikkelen, ook op seksueel gebied. Gezien hun jeugdige leeftijd kan van hen niet worden verwacht dat zij zelf voldoende in staat zijn hun seksuele integriteit te bewaken en de draagwijdte van hun gedrag in dit opzicht te overzien.
Bij jeugdprostitutie is een onvoorwaardelijke gevangenisstraf het uitgangspunt.
De rechtbank houdt er echter rekening mee dat uit het strafdossier niet kan worden afgeleid dat verdachte bewust op zoek was naar een seksafspraak met een meisje dat jonger was dan 18 jaar. Hij reageerde op een advertentie op een legale website. Zonder ook maar iets af te doen aan de ernst van het strafbare feit en de mogelijke gevolgen daarvan voor de minderjarige, is het verwijt dat verdachte kan worden gemaakt minder groot dan in het geval waarin iemand wel bewust op zoek is gegaan naar een minderjarige of wist dat zij minderjarig was.
Dat verdachte bewust op zoek was naar een minderjarige, dan wel extra behoedzaam had moeten zijn, kan evenmin afgeleid worden uit de omstandigheid dat verdachte voor een soortgelijk feit is veroordeeld (in eerste aanleg door de rechtbank Limburg en inmiddels ook in hoger beroep door het hof Den Bosch). Verdachte is over dit feit, dat onderdeel is van de zogenoemde Valkenburgse zaak en gepleegd is op 8 oktober 2014, eerst gehoord nadat het onderhavige feit is gepleegd. Ook was er ten tijde van het plegen van het onderhavige feit nog geen media-aandacht voor de Valkenburgse zaak.
Gelet op deze omstandigheden acht de rechtbank anders dan de officier van justitie een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor drie maanden een te zware strafmodaliteit en komt tot een andere strafmodule.
De rechtbank heeft voorts gelet op artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht rekening gehouden met het arrest van het hof Den Bosch van 28 december 2016, waaruit blijkt dat verdachte voor een soortgelijk feit is veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van één dag en een taakstraf voor de duur van 210 uren, subsidiair 105 dagen hechtenis. De rechtbank dient, gelet op de mogelijkheid dat deze zaken gelijktijdig waren berecht, bij de strafbepaling rekening te houden met alle van toepassing zijnde samenloopbepalingen en een straf op te leggen die in combinatie met de reeds opgelegde straf de maximale straf niet overschrijdt.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 63 en 248b van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

10.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ontucht plegen met iemand die zich beschikbaar stelt tot het verrichten van seksuele handelingen met een derde tegen betaling en die de leeftijd van zestien maar nog niet van achttien jaren heeft bereikt.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
180 dagen.
Beveelt dat een gedeelte, groot
179 dagen, van deze gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 3 (drie) jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
Veroordeelt verdachte tot een taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid, van
30 uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van
15 dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M.M.E. Doekes-Beijnes, voorzitter, mrs. A.J.P. Schotman en M.H.M. Collombon, rechters, in tegenwoordigheid van mr. V. Soeteman, griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 17 januari 2017.
Mr. Doekes-Beijnes is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE : De tenlastelegging
Aan bovenbedoelde gedagvaarde persoon wordt tenlastegelegd dat
hij op of omstreeks 21 januari 2015 te De Bilt, althans in het arrondissement
Midden-Nederland
ontucht heeft gepleegd met [slachtoffer] , geboren op [1997]
derde tegen betaling en die de leeftijd van zestien jaren maar nog niet de
leeftijd van achttien jaren had bereikt,
door
- zijn penis in de mond van die [slachtoffer] te brengen en/of te houden en/of
die [slachtoffer] zijn penis in haar mond te laten nemen en/of
- zijn penis in de vagina van die [slachtoffer] te duwen en/of te brengen en/of te
houden;
art 248b Wetboek van Strafrecht

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier met nummer 2015020155B (pagina’s 1 tot en met 447) bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Voor zover het gaat om geschriften als bedoeld in artikel 344.1.5° van het Wetboek van Strafvordering, worden deze alleen gebruikt in verband met de inhoud van andere bewijsmiddelen.
2.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer] d.d. 28 januari 2015, pag. 129.
3.Proces-verbaal van de terechtzitting van 20 december 2016.