ECLI:NL:RBMNE:2017:1678

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
4 april 2017
Publicatiedatum
4 april 2017
Zaaknummer
16/652430-16 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van drie mannen voor heling van dure fietsen en verduistering van een identiteitsbewijs

Op 4 april 2017 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen drie mannen, waaronder twee 25-jarigen en een 28-jarige, die betrokken waren bij het helen van een groot aantal dure fietsen. De rechtbank oordeelde dat de mannen zich schuldig hadden gemaakt aan heling, waarbij de waarde van de gestolen fietsen werd geschat op 48.200 euro. De rechtbank legde de 25-jarige man die tijdens zijn voorarrest opnieuw in de fout ging een gevangenisstraf van 5 maanden op. De andere twee mannen kregen celstraffen van 150 dagen, waarvan 52 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank sprak de vijf verdachten vrij van deelname aan een criminele organisatie, omdat er onvoldoende bewijs was voor een gestructureerd samenwerkingsverband. Een 27-jarige man werd veroordeeld tot 14 dagen gevangenisstraf en een voorwaardelijke geldboete van 500 euro voor drie fietsendiefstallen. Een 19-jarige man kreeg een geldboete van 500 euro voor het verduisteren van een identiteitskaart. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan verduistering van een identiteitsbewijs, maar sprak hem vrij van de andere tenlastegelegde feiten. De rechtbank legde een geldboete van 500 euro op, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis bij niet-betaling.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/652430-16 (P)
Vonnis van de meervoudige strafkamer van 4 april 2017.
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [1997] te [geboorteplaats] , Polen,
verblijvende op het adres [adres]
[woonplaats] , Polen.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 24 november 2016 en 21 maart 2017. De verdachte is in persoon verschenen en heeft zich ter terechtzitting van 21 maart 2017 laten bijstaan door mr. C.E. Hok-A-Hin, advocaat te Utrecht.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat verdachte en de raadsvrouw naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

De tenlastelegging is op de zitting nader omschreven.
De tenlastelegging is, zoals nader omschreven, als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1:
in de periode van 26 september 2011 tot en met 1 juli 2016 te Veenendaal en/of Ede samen met anderen een groot aantal fietsen heeft gestolen,
en/of
in de periode van 26 september 2011 tot en met 1 juli 2016 te Bunschoten-Spakenburg en/of te Baarn samen met anderen een groot aantal fietsen heeft geheeld en daar een gewoonte van heeft gemaakt;
Feit 2:
in de periode van 26 september 2011 tot en met 1 juli 2016 te Bunschoten-Spakenburg heeft deelgenomen aan een criminele organisatie die tot oogmerk had het plegen van fietsendiefstallen en/of het omkatten van fietsen en/of het helen van fietsen;
Feit 3:
in de periode 1 februari 2015 tot en met 17 juni 2016 te Baarn en/of Kampen een (Pools) identiteitsbewijs heeft verduisterd.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie acht feit 1 wettig en overtuigend bewezen in die zin dat verdachte tezamen en in vereniging met anderen zich schuldig heeft gemaakt aan heling van (58 + 3 =) 61 fietsen (zonder gewoonteheling). Van deze fietsen zijn (19 + 3 =) 21 fietsen van herleidbare diefstallen afkomstig. Gezien echter (met name) de omstandigheden waaronder de overige fietsen zijn verkregen en zijn aangetroffen, alsmede de omstandigheid dat de herkomst van die overige fietsen niet te achterhalen is, kan ervan uit worden gegaan dat deze fietsen van enig misdrijf afkomstig zijn. Nu verdachte wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het hier (telkens) om door misdrijf verkregen fietsen ging en hij om hem moverende redenen de politie omtrent de aanwezigheid van de fietsen in de bungalow niet heeft verwittigd én desondanks deel heeft genomen aan het vervoer, heeft verdachte die fietsen tezamen en in vereniging opzettelijk aanwezig en daarmee voorhanden gehad.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde stelt de officier van justitie zich op het standpunt dat verdachte dient te worden vrijgesproken wegens gebrek aan voldoende wettige bewijsmiddelen.
De officier van justitie acht het onder 3 ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen. De verduistering van het identiteitsbewijs heeft verdachte ook ter terechtzitting bekend.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging stelt zich op het standpunt dat verdachte moet worden vrijgesproken van medeplegen van diefstal van de fietsen die zijn aangetroffen in de Fiat Doblo wegens onvoldoende overtuigend bewijs. Ook dient verdachte te worden vrijgesproken van de heling van deze fietsen en van de diefstal en/of heling van de fietsen die zijn aangetroffen in/rondom de bungalow. Er is onvoldoende komen vast te staan dat verdachte de fietsen voorhanden heeft gehad. Daarnaast wist verdachte niet, dan wel behoorde hij niet te weten dat de fietsen van diefstal afkomstig waren.
De verdediging is -met de officier van justitie- van mening dat vrijspraak dient te volgen voor het onder 2 ten laste gelegde. In het onderhavige dossier zijn volgens de verdediging onvoldoende aanknopingspunten zijn om van een organisatie te spreken, laat staat dat dit een organisatie zou betreffen met het oogmerk van het plegen van misdrijven. Reeds hierom dient volgens de verdediging vrijspraak te volgen.
Ten aanzien van feit 3 stelt de verdediging dat op basis van de uitspraak van het gerechtshof Leeuwarden d.d. 21september 2010 (ECLI:NL:GHLEE:2010:BN7993) geen sprake is van wederrechtelijke toe-eigening. In dat kader verzoekt de verdediging om verdachte tevens vrij te spreken van het onder 3 aan hem ten laste gelegde.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak feit 1
De rechtbank is - met de verdediging - van oordeel dat er onvoldoende bewijs is dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder 1 ten laste gelegde diefstal en (gewoonte)heling.
Ten aanzien van de tenlastegelegde heling overweegt de rechtbank dat het enkel aanwezig zijn in de bungalow op 1 juli 2016 onvoldoende is om te kunnen spreken van enige beschikkingsmacht over de fietsen. Met betrekking tot de fietsen die achterin de Fiat Doblo lagen, overweegt de rechtbank dat uit het dossier niet wettig en overtuigend volgt dat verdachte de fietsen heeft gestolen noch dat hij wist, dan wel had behoren te weten, dat de fietsen van diefstal afkomstig waren.
De rechtbank zal verdachte derhalve van feit 1 vrijspreken.
Vrijspraak feit 2
De rechtbank is - met de officier van justitie en de verdediging - van oordeel dat er onvoldoende bewijs is dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 2 ten laste gelegde feit. Het is niet komen vast te staan dat verdachte onderdeel uitmaakte van een organisatie die tot doel had het plegen van de fietsendiefstallen, het helen en het omkatten van fietsen. Reeds om deze reden dient verdachte van het onder 2 ten laste gelegde feit te worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen ten aanzien van feit 3
Op 17 juni 2016 te Baarn werd tijdens de insluitingsfouillering van verdachte een Pools identiteitsbewijs gevonden van een slachtoffer van een woningoverval in Kampen, gepleegd in februari 2015. [1]
De verdachte heeft ter zitting van 21 maart 2017 verklaard dat het identiteitsbewijs dat hij bij zich had tijdens de insluiting op 17 juni 2016, anderhalve week daarvoor had gevonden in Amersfoort in de buurt van een coffeeshop. Hij was van plan het te brengen naar een politiebureau maar wegens drukte was het er niet van gekomen. [2]
Overwegingen ten aanzien van feit 3
Naar het oordeel van de rechtbank kan – anders dan de verdediging, die heeft bepleit dat er geen sprake is van een wederrechtelijke toe-eigening – de ten laste gelegde verduistering door verdachte wel bewezen worden verklaard, nu dit identiteitsbewijs op naam van een ander dan verdachte staat, het als vermist/gestolen staat opgegeven en niet gebleken is dat verdachte dit met toestemming van de eigenaar onder zich had. Verdachte heeft ter zitting weliswaar verklaard dat hij voornemens was het identiteitsbewijs naar de politie te brengen, maar de rechtbank acht dit niet geloofwaardig, aangezien hij het identiteitsbewijs al reeds geruime tijd (naar eigen zeggen anderhalve week) onder zich had. De rechtbank acht daarom wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich dit identiteitsbewijs wederrechtelijk heeft toegeëigend.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4. genoemde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
3.
in de periode van 1 februari 2015 tot en met 17 juni 2016 te Baarn, opzettelijk een (Pools) identiteitsbewijs, toebehorende aan een ander dan aan verdachte, welk goed hij, verdachte, anders dan door misdrijf, te weten als vinder, onder zich had, zich wederrechtelijk heeft toegeëigend.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar als
Feit 3:verduistering.
Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door hem onder 1 en 3 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 3 maanden, met aftrek van voorarrest.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft algehele vrijspraak bepleit. Indien er toch sprake is van enige bewezenverklaring heeft de verdediging (subsidiair) bepleit om een gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest op te leggen.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan verduistering van een identiteitskaart. Het niet terugontvangen van een dergelijke op naam gestelde pas veroorzaakt voor de gedupeerde naast schade ook veel hinder. Daarnaast bestaat het risico dat de kaart, wanneer deze zich buiten de macht van de rechthebbende bevindt, wordt gebruikt voor identiteitsfraude.
De rechtbank heeft kennis genomen van het uittreksel justitiële documentatie van 16 januari 2017, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld. Wel is gebleken dat hij in 2014 in Polen is veroordeeld wegens heling.
De rechtbank acht, gelet op al het hiervoor overwogene, een onvoorwaardelijke geldboete van na te melden hoogte passend en geboden.

9.Ten aanzien van de benadeelde partijen

Nu niet is gebleken dat het bewezen geachte feit
[benadeelde 1]rechtstreeks schade heeft toegebracht, is de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk.
Nu niet is gebleken dat het bewezen geachte feit
[benadeelde 2]rechtstreeks schade heeft toegebracht, is de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk.
Nu niet is gebleken dat het bewezen geachte feit
[benadeelde 3]rechtstreeks schade heeft toegebracht, is de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 23, 24, 24c en 321 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

11.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart het onder 1 en 2 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Feit 3: verduistering
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een geldboete van
€ 500,00(vijfhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van 10 dagen.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, op de geldboete in mindering gebracht zal worden naar de maatstaf van € 50,00 per dag.
Benadeelde partijen
Verklaart
[benadeelde 1]niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat deze vordering kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter.
Verklaart
[benadeelde 2]niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat deze vordering kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter.
Verklaart
[benadeelde 3]niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat deze vordering kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter.
Heft op het - geschorste - bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.M. de Stigter, voorzitter, mrs. J.W. Frieling en R.L.M. van Opstal, rechters, in tegenwoordigheid van mr. V. Soeteman, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 4 april 2017.
BIJLAGE :
ARRONDISSEMENTSPARKET MIDDEN-NEDERLAND
VORDERING WIJZIGINGEN TELASTELEGGING
(NADERE OMSCHRIJVING)
Parketnummer: 16/652430-16
De officier van justitie bij het bovengenoemde parket
geziende dagvaarding in de zaak tegen
Achternaam : [achternaam verdachte]
Voornamen : [voornaam verdachte]
Geboren : [1997] te [geboorteplaats] (Polen)
is van oordeel, dat de aan verdachte uitgereikte voorlopige tenlastelegging in de zin van artikel 261, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering als volgt behoort te worden gewijzigd/aangevuld:
1.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 26 september 2011 tot en met 1 juli 2016 te Veenendaal en/of te Ede en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening, een groot aantal fietsen, althans meerdere fietsen, althans een fiets, geheel of ten dele toebehorende aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), heeft weggenomen, immers heeft verdachte (onder meer):
  • op 17 juni 2016 te Veenendaal, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, met het hiervoor omschreven oogmerk, een fiets (merk/type Bulls Cross Tail Gts), toebehorende aan [benadeelde 4] , althans aan een ander of anderen dan aan verdachte, weggenomene en/of
  • op 17 juni 2016 te Veenendaal, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, met het hiervoor omschreven oogmerk, een fiets (merk/type Kreidler Vitality Eco Ve), toebehorende aan [benadeelde 5] , althans aan een ander of anderen dan aan verdachte, weggenomen en/of
  • op 17 juni 2016 te Ede, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, met het hiervoor omschreven oogmerk, een fiets (merk Gazelle), toebehorende aan [benadeelde 6] , althans aan een ander of anderen dan aan verdachte, weggenomen;
en/of
hij in of omstreeks de periode van 26 september 2011 tot en met 1 juli 2016 te Bunschoten-Spakenburg en/of te Baarn en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging, althans alleen, een groot aantal - te weten (ongeveer) 58 (aangetroffen op 1 juli 2016 in een bungalow te Bunschoten-Spakenburg) en/of 3 (aangetroffen op 17 juni 2016 in een Fiat Doblo te Baarn) - fietsen, althans meerdere fietsen, in elk geval een fiets, heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving en/of het voorhanden krijgen van deze fiets(en) wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof, terwijl hij met zijn mededader(s), althans alleen, van (opzet)heling een gewoonte heeft gemaakt;
2.
hij in of omstreeks de periode van 26 september 2011 tot en met 18 december 2016 te Bunschoten-Spakenburg en/of (elders) in Nederland en/of in Polen, heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit een samenwerkingsverband van een of meer natuurlijke personen, te weten (onder meer) verdachte en/of medeverdachte(n) [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 4] , welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, te weten het plegen van (fietsen)diefstallen en/of het helen van (door misdrijf verkregen) fietsen en/of het omkatten van (door misdrijf verkregen) fietsen en/of het vervoeren en/of uitvoeren van (door misdrijf verkregen) fietsen en/of het verkopen van (door misdrijf verkregen) fietsen;
3.
hij in of omstreeks de periode van 1 februari 2015 tot en met 17 juni 2016 te Baarn en/of te Kampen en/of (elders) in Nederland, opzettelijk een (Pools) identiteitsbewijs, toebehorende aan een ander of anderen dan aan verdachte, welk goed hij, verdachte, anders dan door misdrijf, te weten als houder en/of vinder, onder zich had, zich wederrechtelijk heeft toegeëigend.
Gedaan ter terechtzitting van de meervoudige strafkamer in de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, op 21 maart 2017,
mr. T. Tanghe
Officier van Justitie Voor eensluidend afschrift,
De griffier

Voetnoten

1.Proces verbaal van [A] d.d. 24 juni 2016, pagina 312, derde alinea.
2.Proces-verbaal van terechtzitting van 21 maart 2017.