Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.Het onderzoek ter terechtzitting
2.Tenlastelegging
3.Voorvragen
4.Waardering van het bewijs
In haar tablet is emailverkeer aangetroffen tussen [slachtoffer] en mannen die seksueel contact met haar willen. Aan de hand van de gebruikte namen, telefoonnummers en emailadressen is middels de politiesystemen de identiteit vastgesteld van een van deze mannen: [verdachte] , verdachte. [6] In de mobiele telefoon van [slachtoffer] is onder meer WhatsApp-gesprekverkeer aangetroffen met de gebruiker van het telefoonnummer [telefoonnummer] . Uit de inhoud van dit gespreksverkeer volgt dat de gebruiker van dit telefoonnummer een van de mannen is met wie [slachtoffer] tegen betaling seksueel contact heeft gehad. [7] Verdachte heeft bevestigd dat voornoemd telefoonnummer zijn telefoonnummer is. [8] Als aan verdachte een foto wordt getoond van [slachtoffer] , herkent hij op deze foto de vrouw met wie hij in oktober 2014/november 2014 een aantal keren heeft afgesproken. Verdachte heeft verklaard dat hij [slachtoffer] kent via een advertentie op de [website] website. [9] Bij de eerste afspraak, die heeft plaatsgevonden na emailcontact tussen hen, [10] heeft hij haar met de auto opgehaald bij het station in Amersfoort. [11] Daarna zijn zij naar een parkeerplaats bij het bos nabij de dierentuin gereden. Vanaf die parkeerplaats zijn zij het bos in gelopen, waar [slachtoffer] hem heeft gepijpt en zij samen seks hebben gehad. [12] Hij heeft [slachtoffer] hiervoor betaald. [13] Bij de tweede afspraak heeft hij [slachtoffer] opnieuw met de auto in Amersfoort opgehaald, [14] waarna zij naar een parkeerplaats in Soest zijn gereden. Daar hebben zij in de auto seks gehad. [15] Hij heeft [slachtoffer] voor hiervoor betaald. [16] Uit de inhoud van het WhatsApp-gespreksverkeer tussen [slachtoffer] en verdachte, volgt dat deze tweede afspraak plaatsvond op 10 november 2014. [17]
5.Bewezenverklaring
6.De strafbaarheid van het feit
7.De strafbaarheid van verdachte
8.Motivering van de straffen en maatregelen
De officier van justitie baseert zich bij deze eis onder meer op het bepaalde in artikel 22b van het Wetboek van Strafrecht - het zogeheten “taakstrafverbod”- en de Richtlijn van het Openbaar Ministerie met betrekking tot artikel 248b Sr (2015R054).
Uit de wetsgeschiedenis van artikel 22b Sr blijkt volgens de officier van justitie dat de wetgever nadrukkelijk heeft bedoeld dat voor delicten als neergelegd in artikel 248b Sr. alleen een taakstraf kan worden opgelegd als deze wordt gecombineerd met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van substantiële duur. Het opleggen van een taakstraf gecombineerd met een gevangenisstraf voor de duur van één dag, zoals in soortgelijke zaken wel is opgelegd, gaat lijnrecht in tegen de bedoeling van de wetgever.
Het hebben van seks met een minderjarige tegen betaling is strafbaar gesteld in artikel 248b Sr. Hierin staat de bescherming van minderjarigen centraal. Zij moeten kunnen opgroeien in een omgeving waar zij zich veilig kunnen ontwikkelen, ook op seksueel gebied. Gezien hun jeugdige leeftijd kan van hen niet worden verwacht dat zij zelf voldoende in staat zijn hun seksuele integriteit te bewaken en de draagwijdte van hun gedrag in dit opzicht te overzien.
9.Toepasselijke wettelijke voorschriften
10.Beslissing
een gevangenisstraf van 1 dag.
een taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid,
van 120 uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 60 dagen. Dit vonnis is gewezen door