ECLI:NL:RBMNE:2016:997

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
25 februari 2016
Publicatiedatum
25 februari 2016
Zaaknummer
16/659330-14
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van doen van valse aangifte en veroordeling medeplichtigheid aan witwassen

Op 25 februari 2016 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1991, die werd beschuldigd van medeplichtigheid aan witwassen en het doen van een valse aangifte. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van het doen van een valse aangifte, omdat er geen aangifte van een strafbaar feit was gedaan. De verdachte had weliswaar melding gemaakt van het verlies van zijn bankpas, maar dit voldeed niet aan de criteria voor een strafbare aangifte. De rechtbank oordeelde dat de verdachte medeplichtig was aan witwassen, omdat hij zijn bankrekening ter beschikking had gesteld voor het ontvangen van geld dat afkomstig was van misdrijven. De rechtbank baseerde haar oordeel op getuigenverklaringen en de feitelijke gang van zaken, waaruit bleek dat verdachte op de hoogte was van de dubieuze herkomst van de gelden die op zijn rekening werden gestort. De rechtbank legde een taakstraf van 40 uren op, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis indien de taakstraf niet naar behoren werd verricht. De uitspraak is gedaan na een inhoudelijke behandeling op 11 februari 2016, waarbij de verdachte en zijn raadsman aanwezig waren. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie en de argumenten van de verdediging in haar overwegingen meegenomen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/659330-14 (P)
Vonnis van de meervoudige strafkamer van 25 februari 2016
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [1991] te [geboorteplaats] ,
wonende [adres] , [postcode] [woonplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter openbare terechtzitting dat heeft plaatsgevonden op 15 september 2015, 16 november 2015, 12 januari 2016 en 11 februari 2016. De inhoudelijke behandeling heeft plaatsgevonden op 11 februari 2016, waarbij zijn verschenen: verdachte en zijn raadsman, mr. M.W.G.J. IJsseldijk, advocaat te Arnhem.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat verdachte en zijn raadsman naar voren hebben gebracht.
De zaak is gelijktijdig – maar niet gevoegd – ter terechtzitting behandeld met de zaken tegen medeverdachten [medeverdachte 1] (16/701913-13), [medeverdachte 2] (16/701121-13), [medeverdachte 3] (16/701193-13) en [medeverdachte 4] (16/700690-13).

2.Tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
in de periode van 14 november 2012 tot en met 16 november 2012 te Emmeloord medeplichtig is geweest aan het in vereniging witwassen van een bedrag van € 5.630,15, subsidiair medeplichtig is geweest aan de opzetheling van dat bedrag;
op 13 december 2012 te Emmeloord een valse aangifte heeft gedaan.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de tenlastegelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht beide feiten wettig en overtuigend bewezen, gelet op de feitelijke gang van zaken en de getuigenverklaring van [getuige] .
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft integrale vrijspraak bepleit, nu niet bewezen kan worden dat verdachte zijn bankpas, pincode en rekeningnummer heeft meegegeven of ter beschikking heeft gesteld. Subsidiair kan niet bewezen worden dat deze handelingen zijn gepleegd in de ten laste gelegde periode. De verdediging heeft zich verder op het standpunt gesteld dat verdachte geen wetenschap had wat de ander zou doen met de gegevens en er dus geen sprake is geweest van dubbel opzet. Ten aanzien van feit 2 heeft de verdediging aangegeven dat verdachte nooit aangifte heeft gedaan van een strafbaar feit.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Vrijspraak
De rechtbank is met de verdediging van oordeel dat verdachte moet worden vrijgesproken van het onder 2 ten laste gelegde feit, nu er door verdachte geen aangifte is gedaan van een strafbaar feit. Weliswaar heeft verdachte ten onrechte melding gedaan bij de politie van verlies van zijn bankpas, maar hij heeft niet daadwerkelijk aangifte gedaan van diefstal of van een ander strafbaar feit.
4.3.2
Het bewijs
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit. [1]
[A] heeft verklaard dat hij op 14 november 2012 een factuur van € 559,63 moest betalen aan [naam accountantskantoor] . [2] [A] ontdekt later dat het bedrag naar rekeningnummer [rekeningnummer] op naam van [verdachte] is overgemaakt. [3]
[B] heeft verklaard dat op 16 november 2012 een aantal bedragen is overgemaakt naar vaste zakenrelaties. Later die dag blijkt dat een viertal bedragen zijn overgemaakt naar [verdachte] in plaats van naar zakenrelaties. [4] Het gaat om bedragen van € 803,14, € 377,63, € 1.582,20 en € 1.754,38. Het rekeningnummer van [verdachte] is [rekeningnummer] . [5]
[C] heeft verklaard dat er op 13 november 2012 een bedrag van € 553,17 is overgemaakt naar rekeningnummer [rekeningnummer] ten name van [verdachte] . Dit bedrag moest worden overgemaakt naar een ander rekeningnummer. [6]
[D] heeft, namens de Coöperatieve Rabobank Graafschap-Midden, Groene Hart Noord, Randmeren en Noordoostpolder-Urk, op 27 maart 2013 aangifte gedaan. [D] verklaart dat er in de periode van 13 november 2012 tot en met 16 november 2012 zes frauduleuze overboekingen zijn uitgevoerd waarbij rekeningnummer [rekeningnummer] ten name van [verdachte] is opgevoerd als begunstigde partij. [7]
[getuige] heeft verklaard dat [voornaam van verdachte] medio mei/juni 2013 tegen hem vertelde dat [medeverdachte 3] het voor hem zou doen maar dat het voor hem niet goed was uitgepakt. Met voor hem doen bedoelde hij dat er geld op zijn rekening zou komen en dan zou hij later dit geld weer terug krijgen. [8]
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte medeplichtig is geweest aan witwassen. Er is vanaf diverse rekeningen geld naar de rekening van verdachte geboekt, terwijl de verzenders die bedoeling niet hadden. Vervolgens is er ook geld vanaf de rekening van verdachte overgeboekt naar andere rekeningen.
Verdachte heeft verklaard dat hij zijn bankpas kwijt was en dat hij niet weet hoe dit gebeurd is. De rechtbank acht deze verklaring ongeloofwaardig. Verdachte stelt dat hij zijn pas is kwijtgeraakt. Hij heeft toen hij zijn pas kwijt was nog geld opgenomen via een zogenaamde geholpen zelfbediening, maar heeft toen niet zijn pas geblokkeerd. De rechtbank acht deze gang van zaken niet plausibel. Daar komt bij dat getuige [getuige] heeft verklaard dat verdachte heeft verteld dat [medeverdachte 3] het voor hem zou doen maar dat het voor verdachte niet goed was uitgepakt. Volgens [getuige] bedoelde verdachte hiermee dat er geld op zijn rekening gestort zou worden. De rechtbank leidt hieruit af dat verdachte welbewust zijn bankpas en pincode ter beschikking heeft gesteld en dat [medeverdachte 3] het verder voor hem zou regelen. Verdachte heeft door zo te handelen zijn bankrekening ter beschikking gesteld. Daarbij heeft verdachte welbewust het risico aanvaard dat het geld wat aldus (onder duistere omstandigheden) op zijn rekening werd gestort een dubieuze herkomst had.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4.3 genoemde bewijsmiddelen bewezen dat
1.
Primair
een onbekend gebleven persoon op
één of meertijdstippen in
of omstreeksde periode van 14 november 2012 tot en met 16 november 2012
te Emmeloord, in elk gevalin Nederland, tezamen
en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, (telkens
) (van) (een)voorwerp
(en
), te weten
- een geldbedrag van 559,63 euro, en
/of
- een geldbedrag van 803,14 euro, en
/of
- een geldbedrag van 377,63 euro, en
/of
- een geldbedrag van 1.582,20 euro, en
/of
- een geldbedrag van 1.754,38 euro, en
/of
- een geldbedrag van 553,17 euro,
(een geldbedrag van in totaal 5.630,15 euro)

de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of heeft verhuld en/of

heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende was en/of
 heeft verworven en
/ofvoorhanden heeft gehad
en/of heeft overgedragen en/of heeft omgezet en/of

gebruik heeft gemaakt,
terwijl die onbekend gebleven persoon
en/of zijn/haar mededader(s) (telkens)wist
(en)dat
dat/die voorwerp
(en
) geheel of gedeeltelijkonmiddellijk of middellijk afkomstig
was/waren uit enig misdrijf, tot het plegen van welk misdrijf verdachte
op één of meer tijdstippenin
of omstreeksde periode van 14 november 2012 tot en met 16 november 2012,
in elk gevalin Nederland,
(telkens)opzettelijk gelegenheid en
/ofmiddelen
en/of inlichtingenheeft verschaft, door aan die onbekend gebleven persoon
, meermalen, in ieder geval éénmaal, zijn, verdachtes, bankpas en
/ofpincode
en/of bankrekeningnummermee te geven en
/ofter beschikking te stellen;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van de feiten

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar als:
feit 1 medeplichtigheid aan witwassen.
Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dus strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte een taakstraf van 60 uur wordt opgelegd, met aftrek van het voorarrest.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft enkel integrale vrijspraak bepleit.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte is medeplichtig geweest aan witwassen. Door de opbrengsten van misdrijven aan het zicht van justitie te onttrekken, zonder dat die illegale herkomst daarvan zichtbaar wordt, wordt de integriteit van het financieel en economisch verkeer aangetast. Bovendien bevordert het witwassen door de verdachte het plegen van delicten, omdat zonder het verschaffen van een schijnbaar legale herkomst van criminele gelden, het genereren van illegale winsten een stuk minder lucratief zou zijn
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie van 4 augustus 2015, is verdachte niet eerder veroordeeld voor vermogensdelicten.
In beginsel acht de rechtbank een forse taakstraf passend voor het bewezenverklaarde feit, mede gelet op het feit dat hij geen openheid van zaken heeft gegeven. Nu de rechtbank minder bewezen acht dan de officier van justitie en gelet op het tijdsverloop, acht de rechtbank een lagere straf dan geëist passend. De rechtbank legt aan verdachte een taakstraf van 40 uren op.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 22c, 22d, 48, 420bis van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

10.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van het onder 2 ten laste gelegde feit;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1 primair ten laste gelegde feit bewezen, zodanig als hiervoor onder 5. is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het onder 1 bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:

medeplichtigheid aan witwassen;

- verklaart verdachte daarvoor strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een
taakstraf van 40 uren, te vervangen door 20 dagen hechtenis indien verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht.
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.J.P Schotman, voorzitter,
mr. P. Bender en mr. S.B. Smit-Colenbrander, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C.M. van de Kamp, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 25 februari 2016.
Mr. S.B. Smit-Colenbrander is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE: de tenlastelegging
Aan [verdachte] wordt ten laste gelegd dat
1.
Primair
een onbekend gebleven persoon op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 14 november 2012 tot en met 16 november 2012 te Emmeloord, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, (telkens) (van) (een) voorwerp(en), te weten
- een geldbedrag van 559,63 euro, en/of
- een geldbedrag van 803,14 euro, en/of
- een geldbedrag van 377,63 euro, en/of
- een geldbedrag van 1582,20 euro, en/of
- een geldbedrag van 1754,38 euro, en/of
- een geldbedrag van 553,17 euro,
(een geldbedrag van in totaal 3889,75 euro)
 de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of heeft verhuld en/of
 heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende was en/of
 heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of heeft omgezet en/of
 gebruik heeft gemaakt,
terwijl die onbekend gebleven persoon en/of zijn/haar mededader(s) (telkens) wist(en) dat dat/die voorwerp(en) geheel of gedeeltelijk onmiddellijk of middellijk afkomstig was/waren uit enig misdrijf tot het plegen van welk misdrijf verdachte op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 14 november 2012 tot en met 16 november 2012, in elk geval in Nederland, (telkens) opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door aan die onbekend gebleven persoon, meermalen, in ieder geval éénmaal, zijn, verdachtes, bankpas en/of pincode en/of bankrekeningnummer mee te geven en/of ter beschikking te stellen;
art 47 lid 1 ahf/ond 1 Wetboek van Strafrecht
art 48 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
art 420bis lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
art 420bis lid 1 ahf/ond b Wetboek van Strafrecht
Subsidiair
een onbekend gebleven persoon op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 14 november 2012 tot en met 16 november 2012 te Emmeloord, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, (telkens)
- een geldbedrag van 559,63 euro, en/of
- een geldbedrag van 803,14 euro, en/of
- een geldbedrag van 377,63 euro, en/of
- een geldbedrag van 1582,20 euro, en/of
- een geldbedrag van 1754,38 euro, en/of
- een geldbedrag van 553,17 euro,
(een geldbedrag van in totaal 3889,75 euro)
heeft verworven, (opzettelijk uit winstbejag) voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl die onbekend gebleven persoon en/of zijn/haar mededader(s) ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die/dat geldbedrag(en) (telkens) wist(en) dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof tot het plegen van welk misdrijf verdachte op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 14 november 2012 tot en met 16 november 2012 te Emmeloord, in elk geval in Nederland, (telkens) opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door aan die onbekend gebleven persoon en/of zijn/haar mededader(s), meermalen, in ieder geval éénmaal,
zijn, verdachtes, bankpas en/of pincode en/of bankrekeningnummer (mee) te geven en/of ter beschikking te stellen;
art 47 lid 1 ahf/ond 1 Wetboek van Strafrecht
art 48 ahf/ond 2 Wetboek van Strafrecht
art 416 lid 1 ahf/ond b Wetboek van Strafrecht
art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 13 december 2012 te Emmeloord, in elk geval in Nederland, aangifte heeft gedaan dat een strafbaar feit was gepleegd, wetende dat dit feit niet was gepleegd, immers heeft verdachte toen en aldaar, ten overstaan van een buitengewoon opsporingsambtenaar van het domein generieke opsporing van de politie Flevoland, opzettelijk en in strijd met de waarheid (een) verklaring(en) afgelegd inhoudende dat hij, verdachte,
- zijn, verdachtes, bankpas kwijt is geraakt en/of
- zijn, verdachtes, bankpas aan niemand heeft gegeven en/of
- slachtoffer is van identiteitsfraude;
art 188 Wetboek van Strafrecht

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier met code 2012088647 (sluitingsdatum 19 februari 2014) bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering van 1 tot en met 214. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Voor zover het gaat om geschriften als bedoeld in artikel 344.1.5° Wetboek van Strafvordering, worden deze alleen gebruikt in verband met de inhoud van andere bewijsmiddelen.
2.Proces-verbaal aangifte [A] d.d. 20 november 2012, opgenomen op p. 40.
3.Proces-verbaal aangifte [A] d.d. 20 november 2012, opgenomen op p. 41.
4.Proces-verbaal aangifte [B] d.d. 19 november 2012, opgenomen op p. 47.
5.Proces-verbaal aangifte [B] d.d. 19 november 2012, opgenomen op p. 48.
6.Proces-verbaal aangifte [C] , d.d. 22 november 2012, opgenomen op p. 59.
7.Geschrift, zijnde een aangifte van Rabobank Nederland van 27 maart 2013, opgenomen op p. 68.
8.Proces-verbaal verhoor getuige [getuige] d.d. 19 november 2013, opgenomen op p. 122.