ECLI:NL:RBMNE:2016:996

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
25 februari 2016
Publicatiedatum
25 februari 2016
Zaaknummer
16/700690-13
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak medeplichtigheid poging witwassen en veroordeling voor medeplichtigheid witwassen

Op 25 februari 2016 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1988, die beschuldigd werd van medeplichtigheid aan witwassen. De zaak werd behandeld in een meervoudige kamer, waarbij de verdachte en haar raadsman, mr. J.P. den Besten, aanwezig waren. De rechtbank heeft het onderzoek ter terechtzitting gevoerd op verschillende data, waaronder 15 september 2015, 16 november 2015, 12 januari 2016 en 11 februari 2016. De officier van justitie vorderde veroordeling, terwijl de verdediging vrijspraak bepleitte, stellende dat de verdachte geen weet had van de gepleegde misdrijven.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte medeplichtig was aan het witwassen van een bedrag van € 30.501,-. Dit bedrag was via verschillende overboekingen op de rekening van de verdachte terechtgekomen, waarbij zij haar bankpas en pincode ter beschikking had gesteld aan een medeverdachte, [C]. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wist dat zij haar rekening ter beschikking stelde voor het witwassen van geld, wat de integriteit van het financieel verkeer aantast. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de poging tot witwassen, omdat niet kon worden vastgesteld waar het in de tenlastelegging genoemde bedrag op zag.

De rechtbank heeft de verdachte als verminderd toerekeningsvatbaar beschouwd, maar heeft geen aanleiding gezien om haar van rechtsvervolging te ontslaan. De rechtbank legde een voorwaardelijke taakstraf van 40 uren op, met een proeftijd van 1 jaar, en bepaalde dat de tijd die de verdachte in verzekering had doorgebracht, in mindering zou worden gebracht op de taakstraf. De uitspraak is gedaan door mr. A.J.P. Schotman, voorzitter, en mr. P. Bender en mr. S.B. Smit-Colenbrander, rechters, in aanwezigheid van griffier mr. C.M. van de Kamp.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/700690-13 (P)
Vonnis van de meervoudige strafkamer van 25 februari 2016
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [1988] te [geboorteplaats] ,
wonende [adres] , [postcode] [woonplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter openbare terechtzitting dat heeft plaatsgevonden op 15 september 2015, 16 november 2015, 12 januari 2016 en 11 februari 2016. De inhoudelijke behandeling heeft plaatsgevonden op 12 januari 2016, waarbij zijn verschenen: verdachte en haar raadsman, mr. J.P. den Besten, advocaat te Houten.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat verdachte en haar raadsman naar voren hebben gebracht.
De zaak is gelijktijdig – maar niet gevoegd – ter terechtzitting behandeld met de zaken tegen medeverdachten [medeverdachte 1] (16/659330-14), [medeverdachte 2] (16/701913-13), [medeverdachte 3] (16/701121-13) en [medeverdachte 4] (16/701193-13).

2.Tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
in de periode van 27 augustus 2012 tot en met 2 november 2012 medeplichtig is geweest aan het in vereniging witwassen, dan wel helen, van een bedrag van € 30.501,-;
in de periode van 27 augustus 2012 tot en met 2 november 2012 medeplichtig is geweest aan een poging tot in vereniging witwassen, dan wel een poging tot heling, van een bedrag van € 10.000,-.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de tenlastegelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de primair ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen, gelet op de diverse aangiftes en de verklaring van verdachte.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak van alle ten laste gelegde feiten bepleit, nu verdachte geen weet had van de gepleegde misdrijven.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Vrijspraak
De rechtbank spreekt verdachte vrij van het onder 2 zowel primair als subsidiair ten laste gelegde feit, nu niet blijkt waar het in de tenlastelegging genoemde bedrag op ziet en evenmin waar dit is terug te vinden in het dossier.
4.3.2
Het bewijs
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit. [1]
Uit een transactieoverzicht van de rekening van [medeverdachte 3] blijkt dat er een aantal voor [medeverdachte 3] onbekende overboekingen zijn gedaan naar de rekening van verdachte. [2] Op 30 oktober 2012, 1 november 2012 en 2 november 2012 is in totaal € 9. 501,- naar de rekening van verdachte overgemaakt. [3]
[A] heeft verklaard dat zij op 31 oktober 2012 een interne overboeking van € 11.000,- heeft gedaan. Het bedrag blijkt op 1 november 2012 te zijn overgeboekt naar rekeningnummer [rekeningnummer] . [4] Verdachte is de begunstigde van deze rekening. [5]
[B] heeft verklaard dat de rekening van [bedrijf] is misbruikt. De schade bedraagt € 10.000,-. [6] De begunstigde is verdachte. [7]
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat zij van [C] een rekening moest openen bij de ING. Verdachte heeft de rekening september 2012 geopend bij de ING bank in Houten. Verdachte heeft verklaard dat zij het pasje van de rekening oktober 2012 aan [C] heeft gegeven. [8] Verdachte heeft hem ook de pincode en de inlogcode voor het internetbankieren gegeven. [9]
[C] heeft verklaard dat hij zijn rekening ter beschikking heeft gesteld om geld op te laten storten. [C] heeft het geld opgenomen en afgegeven. Hij kreeg € 100,- voor de moeite. [10]
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte medeplichtig is geweest aan het witwassen van een bedrag van € 30.501,-. De rechtbank is van oordeel dat [C] deze bedragen heeft witgewassen via de rekening van verdachte. [C] heeft verklaard dat hij in het verleden zijn rekening ter beschikking heeft gesteld om geld op te laten storten. [C] wist zodoende dat het mogelijk is een rekening voor dergelijke doeleinden te gebruiken. Verder heeft [C] aan verdachte gevraagd een rekening te openen en hij heeft vervolgens de beschikking gekregen over de bankpas en pincode. Vervolgens zijn er diverse bedragen op de rekening van verdachte gestort. [C] heeft – nu hij de beschikking had over de rekening van verdachte – deze bedragen voorhanden gehad.
Verdachte is hierbij medeplichtig geweest door haar bankpas en pincode af te geven aan [C] . Zij heeft haar rekening ter beschikking gesteld en het mogelijk gemaakt voor [C] om geld wit te wassen. Verdachte wist dat er op deze manier geld verdiend kon worden. Verdachte heeft immers verklaard dat vrienden in de zomer van 2012 ineens een nieuwe, dure inrichting hadden en dat [C] had gezegd dat zij dat ook kon hebben. Er is gesproken over geld verdienen door het afgeven van een bankpas.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4.3 genoemde bewijsmiddelen bewezen dat
1.
Primair
[C] , op
één of meertijdstippen in
of omstreeksde periode van 31 oktober 2012 tot en met 2 november 2012
te Houten en/of Leeuwarden en/of Heerenveen, in elk gevalin Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens
) (van) (een) voorwerp(en) en/ofgeldbedrag
(en
), te weten één of meer geldbedrag(en)(van in totaal ongeveer 30.501 Euro
, althans enig geldbedrag)

de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of heeft verhuld en/of

heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende was en/of

heeft verworven en/ofvoorhanden heeft gehad
en/of heeft overgedragen en/of heeft omgezet en/of

gebruik heeft gemaakt,
terwijl die [C]
en/of zijn mededader(s) (telkens
)wist
(en), dan wel redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat dat/die
voorwerp(en) en/ofgeldbedrag
(en
)- onmiddellijk of middellijk - afkomstig
was/waren uit enig misdrijf, tot het plegen van welk misdrijf verdachte in
of omstreeksde periode van 27 augustus 2012 tot en met 2 november 2012
te Houten en/of Leeuwarden en/of Heerenveen, in elk gevalin Nederland,
(telkens)opzettelijk gelegenheid en/of middelen
en/of inlichtingenheeft verschaft, door aan die [C]
meermalen, in ieder geval éénmaal,haar, verdachtes, bankpas en
/ofpincode en
/ofbankrekeningnummer mee te geven en
/ofter beschikking te stellen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van de feiten

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar als:
feit 1 medeplichtigheid aan witwassen
Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de feiten niet aan verdachte kunnen worden toegerekend, nu zij verminderd toerekeningsvatbaar moet worden geacht. Verdachte moet om die reden worden ontslagen van rechtsvervolging.
De rechtbank heeft kennis genomen van de Pro Justitia rapportage betreffende verdachte van 1 december 2015 en opgemaakt door J.J. Peters, psychiater in opleiding, en F.R. Kruisdijk, psychiater. Het rapport vermeldt – kort samengevat – dat bij verdachte sprake is van een ziekelijke stoornis, te weten een borderline persoonlijkheidsstoornis, zwakbegaafdheid, een posttraumatische stressstoornis en een obsessieve-compulsieve stoornis. De deskundigen adviseren om verdachte als verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen.
De rechtbank maakt de conclusies van voornoemde deskundigen tot de hare en zal verdachte als verminderd toerekeningsvatbaar beschouwen. Nu verdachte niet volledig ontoerekeningsvatbaar is, ziet de rechtbank geen aanleiding om verdachte te ontslaan van rechtsvervolging, zoals door de verdediging bepleit.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dus strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte een taakstraf van 50 uren wordt opgelegd, met aftrek van het voorarrest.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair vrijspraak van de ten laste gelegde feiten bepleit. Subsidiair heeft de verdediging bepleit geen straf of slechts een voorwaardelijke straf op te leggen.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan medeplichtigheid aan witwassen, door haar bankpas, pincode en rekening ter beschikking te stellen aan een ander. Zij is zodoende behulpzaam geweest bij het aan het zicht van justitie onttrekken van opbrengsten van misdrijven. Hierdoor wordt de integriteit van het financieel en economische verkeer aangetast. Bovendien bevordert het witwassen het plegen van delicten, omdat zonder het verschaffen van een schijnbaar legale herkomst van criminele gelden, het genereren van illegale winsten een stuk minder lucratief zou zijn.
Blijkens een de verdachte betreffen uittreksel justitiële documentatie van 4 augustus 2015, is verdere eerder veroordeeld voor vermogensdelicten. Verdachte is op 20 maart 2014 en op 17 december 2012 veroordeeld voor vermogensdelicten. Het hierboven bewezenverklaarde feit is reeds voor deze veroordelingen gepleegd.
In beginsel acht de rechtbank een forse taakstraf passend voor het bewezenverklaarde feit, gezien de ernst van het feit. Gelet op het tijdsverloop en artikel 63 Wetboek van Strafrecht, acht de rechtbank een geheel voorwaardelijk straf op echter op zijn plaats. De rechtbank heeft daarbij ook rekening gehouden met het feit dat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar is. De rechtbank legt aan verdachte een geheel voorwaardelijke taakstraf van 40 uren op, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering heeft doorgebracht. De rechtbank acht, gelet op het tijdsverloop, een proeftijd van 1 jaar passend.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 48, 63, 420bis van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

10.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van het onder 2 primair en subsidiair ten laste gelegde feit;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1 primair ten laste gelegde feit bewezen, zodanig als hiervoor onder 5. is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:

feit 1 medeplichtigheid aan witwassen;

- verklaart verdachte daarvoor strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een
taakstraf van 40 uren, te vervangen door 20 dagen hechtenis indien verdachte de taakstraf niet naar behoren verricht,
voorwaardelijkmet een proeftijd van 1 jaar;
- stelt daarbij als algemene voorwaarde dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit;
- beveelt dat de tijd die door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de (eventuele) tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden, naar de maatstaf van 2 uren taakstaf per dag.
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.J.P Schotman, voorzitter,
mr. P. Bender en mr. S.B. Smit-Colenbrander, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C.M. van de Kamp, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 25 februari 2016.
Mr. S.B. Smit-Colenbrander is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE: de tenlastelegging
Aan [verdachte] wordt ten laste gelegd dat
1.
Primair
[C] , op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 31 oktober 2012 tot en met 2 november 2012 te Houten en/of Leeuwarden en/of Heerenveen, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) (van) (een) voorwerp(en) en/of geldbedrag(en), te weten één of meer geldbedrag(en) (van in totaal ongeveer 30.501 Euro, althans enig geldbedrag)
 de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of heeft verhuld en/of
 heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende was en/of
 heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of heeft omgezet en/of
 gebruik heeft gemaakt,
terwijl die [C] en/of zijn mededader(s) (telkens) wist(en), dan wel redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat dat/die voorwerp(en) en/of geldbedrag(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf, tot het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks de periode van 27 augustus 2012 tot en met 2 november 2012 te Houten en/of Leeuwarden en/of Heerenveen, in elk geval in Nederland, (telkens) opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door aan die [C] meermalen, in ieder geval éénmaal, haar, verdachtes, bankpas en/of pincode en/of bankrekeningnummer mee te geven en/of ter beschikking te stellen;
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 48 ahf/ond 2 Wetboek van Strafrecht
art 420bis lid 1 ahf/ond b Wetboek van Strafrecht
art 420bis lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
Subsidiair
[C] , op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 31 oktober 2012 tot en met 2 november 2012 te Houten en/of Leeuwarden en/of Heerenveen, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) één of meer geldbedrag(en) (van in totaal ongeveer 30.501 Euro, althans enig
geldbedrag)
 de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of heeft verhuld en/of
 heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende was en/of
 heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of heeft omgezet en/of
 gebruik heeft gemaakt,
terwijl die [C] en/of zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die/dat geldbedrag(en) (telkens) wist(en) dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof tot het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks de periode van 27 augustus 2012 tot en met 2 november 2012 te Houten en/of Leeuwarden en/of Heerenveen, in elk geval in Nederland, (telkens) opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door aan die [C] meermalen, in ieder geval éénmaal, haar, verdachtes, bankpas en/of pincode en/of bankrekeningnummer (mee) te geven en/of ter beschikking te stellen;
art 47 lid 1 ahf/ond 1 Wetboek van Strafrecht
art 48 ahf/ond 2 Wetboek van Strafrecht
art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
art 416 lid 1 ahf/ond b Wetboek van Strafrecht
2.
Primair
[C] , op of omstreeks 31 oktober 2012 te Heerenveen, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door die [C] voorgenomen misdrijf om (van) (een) voorwerp(en) en/of geldbedrag(en), te weten één of meer geldbedrag(en) (van in totaal ongeveer 10.000 Euro, althans enig geldbedrag)
 de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing te verbergen en/of te verhullen en/of
 te verbergen en/of te verhullen wie de rechthebbende is/was en/of
 te verwerven en/of voorhanden te hebben en/of over te dragen en/of om te zetten en/of
 gebruik te maken,
terwijl die [C] en/of zijn mededader(s) wist(en), dan wel redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat dat/die voorwerp(en) en/of geldbedrag(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid, tot het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks de periode van 27 augustus 2012 tot en met 31 oktober 2012 te Houten en/of Leeuwarden en/of Heerenveen, in elk geval in Nederland, (telkens) opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door aan die [C] meermalen, in ieder geval éénmaal, haar, verdachtes, bankpas en/of pincode en/of bankrekeningnummer mee te geven en/of ter
beschikking te stellen;
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/ond 1 Wetboek van Strafrecht
art 48 ahf/ond 2 Wetboek van Strafrecht
art 420bis lid 1 ahf/ond b Wetboek van Strafrecht
art 420bis lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
Subsidiair
[C] , op of omstreeks 31 oktober 2012 te Heerenveen, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) ter uitvoering van het door die [C] voorgenomen misdrijf om één of meer geldbedrag(en) (van in totaal ongeveer 10.000 Euro, althans enig geldbedrag) te verwerven, (opzettelijk uit winstbejag) voorhanden te hebben en/of over te dragen, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die/dat geldbedrag(en) wist(en) dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid, tot het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks de periode van 27 augustus 2012 tot en met 31 oktober 2012 te Houten en/of Leeuwarden en/of Heerenveen, in elk geval in Nederland, (telkens) opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door aan die [C] meermalen, in ieder geval éénmaal, haar, verdachtes, bankpas en/of pincode en/of bankrekeningnummer (mee) te geven en/of ter beschikking te stellen;
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 48 ahf/ond 2 Wetboek van Strafrecht
art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
art 416 lid 1 ahf/ond b Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier met code 2012079679 (sluitingsdatum 12 februari 2014) bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering van 1 tot en met 345. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. Voor zover het gaat om geschriften als bedoeld in artikel 344.1.5° Wetboek van Strafvordering, worden deze alleen gebruikt in verband met de inhoud van andere bewijsmiddelen.
2.Proces-verbaal aangifte [medeverdachte 3] d.d. 8 november 2012, opgenomen op p. 38.
3.Proces-verbaal aangifte [medeverdachte 3] d.d. 8 november 2012, opgenomen op p. 38 en 39.
4.Proces-verbaal aangifte [A] d.d. 12 november 2012, opgenomen op p. 254.
5.Aangifte ING d.d. 5 februari 2013, opgenomen op p. 261.
6.Aangifte ING d.d. 5 februari 2013, opgenomen op p. 265.
7.Aangifte ING d.d. 5 februari 2013, opgenomen op p. 264.
8.Proces-verbaal verhoor verdachte [verdachte] d.d. 19 maart 2013, opgenomen op p. 113.
9.Proces-verbaal verhoor verdachte [verdachte] d.d. 19 maart 2013, opgenomen op p. 115.
10.Proces-verbaal verhoor verdachte [C] d.d. 10 december 2013, opgenomen op p. 192.