ECLI:NL:RBMNE:2016:974

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
16 maart 2016
Publicatiedatum
25 februari 2016
Zaaknummer
C/16/382976 / HA ZA 14-968
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Ondernemingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van rekening-courantsaldo en bestuurdersaansprakelijkheid in het kader van samenwerkingsovereenkomst

In deze zaak vordert ASR Betalingcentrum BV (hierna: ASR) betaling van een openstaand saldo van € 44.641,36 van [gedaagde sub 1] B.V. (hierna: [gedaagde sub 1]). De vordering is gebaseerd op een samenwerkingsovereenkomst tussen ASR en [gedaagde sub 1], waarin ASR optreedt namens gelieerde vennootschappen. De rechtbank heeft eerder in een incident geoordeeld dat [gedaagde sub 1] partij is bij de samenwerkingsovereenkomst en dat ASR bevoegd is om de vordering in te stellen. Tijdens de comparitie van partijen heeft [gedaagde sub 1] erkend dat zij partij is bij de overeenkomst, waardoor het beroep op onbevoegdheid is komen te vervallen.

ASR heeft gesteld dat [gedaagde sub 1] haar verplichtingen niet is nagekomen en dat [gedaagde sub 2], als bestuurder van [gedaagde sub 1], persoonlijk aansprakelijk is voor de schade die ASR heeft geleden. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat er geen persoonlijk ernstig verwijt aan [gedaagde sub 2] kan worden gemaakt, omdat de omstandigheden niet voldoende zijn onderbouwd. De rechtbank heeft de vordering van ASR tegen [gedaagde sub 2] afgewezen, maar de vordering tegen [gedaagde sub 1] toegewezen, inclusief wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten.

De rechtbank heeft [gedaagde sub 1] veroordeeld tot betaling van het openstaande saldo, vermeerderd met wettelijke rente, en heeft de proceskosten aan de zijde van ASR toegewezen. De vordering van ASR tegen [gedaagde sub 2] is afgewezen, en ASR is veroordeeld in de proceskosten van [gedaagde sub 2].

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
handelskamer
locatie Utrecht
zaaknummer / rolnummer: C/16/382976 / HA ZA 14-968
Vonnis van 16 maart 2016
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ASR BETALINGSCENTRUM BV,
gevestigd te Utrecht,
eiseres,
hierna: ASR,
advocaat mr. E.G. Karel te Middelharnis,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde sub 1] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] (Limburg),
2.
[gedaagde sub 2],
wonende te [woonplaats] (Limburg),
gedaagden,
advocaat mr. J.P.H. Timmermans te Beek (Limburg).
Gedaagden zullen hierna afzonderlijk [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] en gezamenlijk [gedaagden] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 10 juni 2015
  • het proces-verbaal van comparitie van 3 december 2015
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Het document, met opschrift ‘samenwerkingsovereenkomst Fortis ASR’, gedateerd 16 september 2004 en ondertekend door [gedaagde sub 2] (hierna: de samenwerkingsovereenkomst), bepaalt onder meer:
“De ondergetekenden:
[nummer] [gedaagde sub 1] , wonende te [woonplaats] Lb aan de [adres] , een BV naar Nederlans recht, gevestigd en kantoorhoudende te [vestigingsplaats] Lb, rechtsgeldig vertegenwoordigd door [gedaagde sub 2] , (hierna “de Intermediair”)
en
Onderstaande maatschappijen, rechtsgeldig vertegenwoordigd door drs [A] (…)
[volgt: 14 rechtspersonen – toevoeging rechtbank]
hierna: “de Verzekeraar”
(…)
Komen overeen als volgt:
1. Advisering en bemiddeling
1.1
De Intermediair adviseert en bemiddelt met inachtneming van de bepalingen van deze overeenkomst, bij het totstandkomen van (verzekerings-)overeenkomsten tussen de Verzekeraar en relaties van de Intermediair en beheert deze (verzekerings-)overeenkomsten gedurende de looptijd daarvan.
(…)
2. Financiële verhouding
2.1
Het financiële verkeer tussen de Intermediair en de Verzekeraar wordt door de Verzekeraar geadministreerd via een rekening-courant, zulks in overeenstemming met de daarop van toepassing zijnde Regeling Rekening-Courant, hierbij gevoegd als bijlage 1.
(…)
13. Portefeuille-overdracht
13.1
De Verzekeraar verleent op schriftelijk verzoek van de Intermediair haar medewerking aan gehele of gedeeltelijke overdacht van de portefeuille van de Intermediair (“overdragende intermediair”) aan een andere Intermediair (“opvolgende intermediair). De Verzekeraar zal echter niet instemmen met een portefeuille-overdracht indien de Verzekeraar gegronde bezwaren heeft tegen de opvolgende intermediair, waaronder het niet voldoen door de opvolgende intermediair aan de door de Verzekeraar gehanteerde aanstellingscriteria, het niet bereid zijn om een samenwerkingsovereenkomst op basis van de dan geldende voorwaarden aan te gaan en het niet uitdrukkelijk schriftelijke accepteren van het terugbetalingsrisico ten aanzien van niet verdiende aan de overdragende intermediair betaalde provisie.
(…)”
2.2.
In een brief, gedateerd 1 juli 2013 en gericht aan Amersfoortse Zorg heeft [gedaagde sub 2] onder meer geschreven:
“Betreft: overname portefeuille [gedaagde sub 1] B.V.
Geachte mevrouw, heer,
Per 01-09-2013 heeft [achternaam] Groep, agentschap nummer [nummer] de assurantieportefeuille van [gedaagde sub 1] B.V. (agentschap nummer [nummer] ) gekocht.
Vriendelijk verzoek m.i.v. 1 september 2013 agentschappen samen te voegen. De incassowijze kunt u ongewijzigd laten. Het saldo tot 1 september is voor rekening van [gedaagde sub 1] B.V.
(…)”
2.3.
ASR heeft naar aanleiding van de kennisgeving dat [gedaagde sub 1] haar portefeuille heeft overgedragen aanspraak gemaakt op betaling van het openstaande saldo in rekening-courant van € 44.869,-. [gedaagde sub 1] heeft toegezegd het openstaande saldo aan ASR te zullen voldoen.
2.4.
[gedaagde sub 1] heeft de rekening-courant schuld niet volledig aan ASR voldaan.

3.De beoordeling

3.1.
Bij vonnis in het incident van 10 juni 2015 heeft de rechtbank – samengevat weergegeven – beslist dat:
  • [gedaagde sub 1] als partij bij de samenwerkingsovereenkomst dient te worden aangemerkt;
  • ASR bevoegd optreedt namens de aan ASR Nederland N.V. gelieerde vennootschappen die partij zijn bij de samenwerkingsovereenkomst;
  • de rechtbank op grond van het forumkeuzebeding in artikel 31 van de samenwerkingsovereenkomst relatief bevoegd is om van de vordering van ASR kennis te nemen.
De incidentele vordering tot onbevoegdverklaring is daarom afgewezen.
3.2.
Bij gelegenheid van de comparitie van partijen op 3 december 2015 heeft [gedaagde sub 1] te kennen gegeven dat het bij incidentele conclusie tot onbevoegdheid ingenomen standpunt dat [gedaagde sub 1] niet bij de samenwerkingsovereenkomst is betrokken, niet langer wordt gehandhaafd. De rechtbank verstaat dat [gedaagde sub 1] erkent bij deze samenwerkingsovereenkomst partij te zijn. Daarmee komt het beroep op de relatieve onbevoegdheid van de rechtbank te vervallen, nu de door ASR ingestelde vordering wordt gegrond op de samenwerkingsovereenkomst. De erkenning dat [gedaagde sub 1] bij deze overeenkomst partij is houdt mede in dat zij is gebonden aan de daarin gemaakte forumkeuze.
3.3.
[gedaagden] handhaaft wel de betwisting dat ASR bevoegd is tot het instellen van de onderhavige vordering.
3.4.
De rechtbank blijft bij de bij vonnis in het incident gegeven beslissing dat ASR in deze procedure optreedt namens de aan ASR Nederland N.V. gelieerde vennootschappen die partij zijn bij de samenwerkingsovereenkomst en overweegt daartoe het volgende. ASR heeft gesteld dat zij binnen de groep van aan ASR N.V. gelieerde vennootschappen belast is met het verrichten van de betalingen aan de gelieerde vennootschappen en dat zij daarnaast is belast met het in en buiten rechte incasseren van geldvorderingen ten name en ten bate van de gelieerde vennootschappen. [gedaagden] heeft dit niet gemotiveerd betwist. Daarnaast bestond de rekeningcourantverhouding waarvan in deze procedure de saldobetaling wordt gevorderd, en die in zoverre door [gedaagde sub 1] wel is erkend, tussen [gedaagde sub 1] en ASR. Dit blijkt onder meer uit het door ASR als productie 3 overgelegde overzicht van de rekening-courantstand per augustus 2013 en ook dit heeft [gedaagden] niet gemotiveerd betwist. De herhaalde, niet nader geconcretiseerde betwisting door [gedaagden] van de bevoegdheid van ASR ter zake geeft de rechtbank, in het licht van het voorgaande, geen aanleiding terug te komen op de in het vonnis in het incident gegeven beslissing.
Saldo rekening-courant
3.5.
ASR vordert dat [gedaagde sub 1] wordt veroordeeld tot betaling van het saldo van de rekeningcourantverhouding tussen partijen per 31 augustus 2013. [gedaagde sub 1] betwist niet (langer) het bestaan van de rekening-courantverhouding tussen haarzelf en ASR en [gedaagde sub 1] heeft evenmin de juistheid betwist van het door ASR opgegeven saldo per die datum van
€ 47.583,66, door [gedaagde sub 1] aan ASR verschuldigd. Hieruit volgt dat de vordering in hoofdsom voor toewijzing gereed ligt.
3.6.
ASR vordert dat dit bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke handelsrente vanaf 1 september 2013 tot de dag van betaling.
3.7.
Van een handelsovereenkomst als bedoeld in artikel 6:119a BW (levering van goederen of diensten om baat) is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake, zodat de wettelijke handelsrente niet zal worden toegewezen. De wettelijke rente als bepaald in artikel 6:119 BW kan wel worden toegewezen, met ingang van 1 september 2013 nu dit door [gedaagde sub 1] niet is weersproken.
Bestuurdersaansprakelijkheid
3.8.
ASR vordert daarnaast veroordeling van [gedaagde sub 2] tot betaling aan ASR van de schade die ASR stelt te hebben geleden als gevolg van het onrechtmatig handelen van [gedaagde sub 2] als bestuurder van [gedaagde sub 1] . Dit handelen heeft er volgens ASR uit bestaan dat [gedaagde sub 2] heeft bewerkstelligd dat [gedaagde sub 1] toerekenbaar tekort zou schieten in de nakoming van haar verplichtingen jegens ASR en/of door het doen aangaan door [gedaagde sub 1] van verplichtingen, waarvan [gedaagde sub 2] wist of behoorde te begrijpen dat [gedaagde sub 1] daaraan niet zou kunnen voldoen terwijl zij evenmin verhaal zou bieden. Bovendien heeft [gedaagde sub 2] telkens toegezegd dat door [gedaagde sub 1] betaald zou worden en ASR heeft daarop mogen vertrouwen. Van het voorgaande kan [gedaagde sub 2] een persoonlijk ernstig verwijt worden gemaakt, aldus ASR. Zij vordert vergoeding van de schade, te weten het bedrag dat [gedaagde sub 1] aan ASR is schuldig gebleven, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.9.
[gedaagde sub 2] betwist dat hem een persoonlijk ernstig verwijt kan worden gemaakt van het feit dat [gedaagde sub 1] de rekening-courant schuld niet aan ASR heeft voldaan. De situatie dat namens de vennootschap een overeenkomst is gesloten waarvan hij als bestuurder wist of had moeten begrijpen dat zij deze niet kon nakomen en geen verhaal zou bieden heeft zich niet voorgedaan. De ontstane situatie is het gevolg van een tegenvallende opbrengst van de overgedragen portefeuille. Ook de toezegging dat betaald zou worden levert geen bestuurdersaansprakelijkheid op, aldus [gedaagde sub 2] .
3.10.
De rechtbank overweegt als volgt. Indien een vennootschap tekortschiet in de nakoming van een verbintenis of een onrechtmatige daad pleegt, is uitgangspunt dat alleen de vennootschap aansprakelijk is voor daaruit voortvloeiende schade. Onder bijzondere omstandigheden is evenwel, naast aansprakelijkheid van die vennootschap, ook ruimte voor aansprakelijkheid van een bestuurder van de vennootschap. Voor het aannemen van zodanige aansprakelijkheid is vereist dat die bestuurder ter zake van de benadeling persoonlijk een ernstig verwijt kan worden gemaakt. Het antwoord op de vraag of de bestuurder persoonlijk een ernstig verwijt kan worden gemaakt, is afhankelijk van de aard en ernst van de normschending en de overige omstandigheden van het geval (Hoge Raad 5 september 2014, ECLI:NL:HR:2014:2627).
3.11.
Het verwijt dat ASR maakt aan [gedaagde sub 2] komt er feitelijk op neer dat [gedaagde sub 1] de vordering niet heeft voldaan terwijl [gedaagde sub 2] namens [gedaagde sub 1] heeft laten weten dat wel betaald zou worden. Op zichzelf volgt uit de overgelegde e-mail correspondentie dat [gedaagde sub 2] meermaals te kennen heeft gegeven dat [gedaagde sub 1] het rekening-courantsaldo aan ASR zou betalen; [gedaagde sub 2] ontkent dit ook niet. Daarmee is naar het oordeel van de rechtbank echter nog geen sprake van een persoonlijk ernstig verwijt op grond waarvan [gedaagde sub 2] persoonlijk aansprakelijk is jegens ASR.
3.12.
Dat [gedaagde sub 2] namens [gedaagde sub 1] verplichtingen is aangegaan als gevolg waarvan [gedaagde sub 1] haar verplichtingen jegens ASR niet kon nakomen, terwijl hij wist dat [gedaagde sub 1] geen verhaal zou bieden is wel gesteld, maar ASR heeft dit op geen enkele wijze onderbouwd of concreet gemaakt.
Niet is gesteld of gebleken dat [gedaagde sub 2] met enig handelen of nalaten het nemen van verhaal door ASR heeft gefrustreerd.
Het verwijt ziet alleen op de toezegging dat betaald zou worden, terwijl niet daadwerkelijk betaald werd. Het is echter niet deze toezegging die tot gevolg heeft dat ASR haar vordering niet betaald heeft gekregen.
Er zijn, kortom, geen omstandigheden aangevoerd die, indien bewezen, tot het oordeel kunnen leiden dat [gedaagde sub 2] een persoonlijk ernstig verwijt kan worden gemaakt met betrekking tot het feit dat [gedaagde sub 1] het verschuldigde rekening-courantsaldo niet aan ASR heeft voldaan. De vordering van ASR jegens [gedaagde sub 2] zal daarom worden afgewezen.
slotsom
3.13.
Het voorgaande leidt tot de slotsom dat de gevorderde veroordeling van [gedaagde sub 2] tot betaling van schadevergoeding aan ASR zal worden afgewezen. De vordering van ASR om [gedaagde sub 1] te veroordelen tot betaling van € 44.641,36, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 september 2013 tot de dag van voldoening, zal worden toegewezen.
3.14.
ASR maakt aanspraak op de vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De rechtbank stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is nu het verzuim na 1 juli 2012 is ingetreden. De rechtbank stelt vast dat de eisende partij voldoende heeft gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten is hoger dan het in het Besluit bepaalde tarief. De rechtbank zal het bedrag dan ook toewijzen tot het wettelijke tarief, te weten: € 1.221,41.
3.15.
Nu de vordering van ASR op [gedaagde sub 2] wordt afgewezen, zal ASR worden veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van [gedaagde sub 2] . Deze kosten worden begroot op nihil, nu van beide gedaagden éénmaal griffierecht is geheven en niet is gesteld of gebleken dat ten behoeve van [gedaagde sub 2] afzonderlijk advocaatkosten zijn gemaakt.
Met betrekking tot de vordering van ASR op [gedaagde sub 1] zal [gedaagde sub 1] als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van ASR worden begroot op:
- dagvaarding € 93,80
- griffierecht 1.892,00
- salaris advocaat
1.788,00(2 punten × tarief € 894,00)
Totaal € 3.773,80

4.De beslissing

De rechtbank
4.1.
veroordeelt [gedaagde sub 1] om aan ASR te betalen een bedrag van € 45.862,77 (vijfenveertigduizend achthonderdtweeënzestig euro en zevenenzeventig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over het bedrag van € 44.641,36 vanaf 1 september 2013 tot de dag van volledige betaling,
4.2.
veroordeelt [gedaagde sub 1] in de proceskosten, aan de zijde van ASR tot op heden begroot op € 3.773,80,
4.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
4.4.
wijst het meer of anders gevorderde af,
4.5.
veroordeelt ASR in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde sub 2] tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.C. Burgers en in het openbaar uitgesproken op 16 maart 2016. [1]

Voetnoten

1.type: FB/4723