ECLI:NL:RBMNE:2016:815

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
12 januari 2016
Publicatiedatum
17 februari 2016
Zaaknummer
16/703285-13
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie in vervolging wegens gelijktijdige dagvaarding in ander arrondissement

Op 12 januari 2016 heeft de meervoudige strafkamer van de Rechtbank Midden-Nederland een vonnis gewezen in een strafzaak tegen een verdachte die wordt beschuldigd van witwassen en opzetheling. De verdachte, geboren in 1992, was niet aanwezig tijdens de zitting. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en de argumenten van de raadsvrouw van de verdachte, mr. E.D. van Elst. De officier van justitie stelde dat hij niet-ontvankelijk moest worden verklaard in de vervolging, omdat er al een dagvaarding was uitgegaan in het arrondissement Rotterdam voor dezelfde feiten. De raadsvrouw steunde dit standpunt, en de rechtbank oordeelde dat het onbehoorlijk en onzorgvuldig was om de verdachte voor deze rechtbank te dagvaarden terwijl er al een procedure liep in Rotterdam. De rechtbank heeft daarom de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaard in de vervolging van de verdachte. Dit vonnis is uitgesproken in het openbaar op dezelfde dag, 12 januari 2016, door de rechters in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/703285-13 (P)
Vonnis van de meervoudige strafkamer van 12 januari 2016
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [1992] te [geboorteplaats] ,
wonende [adres] , [postcode] [woonplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter openbare terechtzitting dat laatstelijk heeft plaatsgevonden op 12 januari 2016, waarbij is verschenen mr. E.D. van Elst, advocaat te Veenendaal en raadsvrouw van verdachte. Verdachte is niet verschenen.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat de raadsvrouw naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
in de periode van 31 oktober 2012 tot en met 2 november 2012 te Houten, Leeuwaren en/of Heerenveen in vereniging een bedrag van € 30.501,- heeft witgewassen, subsidiair zich heeft schuldig gemaakt aan de opzetheling van dat bedrag;
in de periode van 26 april 2012 tot en met 29 mei 2012 te Houten en/of Leeuwaren zich in vereniging heeft schuldig gemaakt aan de opzetheling van een bedrag van € 3.571,-, subsidiair medeplichtigheid aan de opzetheling van dat bedrag.

3.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is en dat zij bevoegd is tot kennisneming van de zaak.
3.1
De ontvankelijkheid van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat hij in zijn vervolging van verdachte niet-ontvankelijk is, gelet op de dagvaarding die reeds is uitgegaan in het arrondissement Rotterdam. De officier van justitie stelt dat hij verdachte niet voor deze rechtbank zou hebben gedagvaard, had hij geweten van de dagvaarding uit Rotterdam.
De raadsvrouw heeft zich ook op het standpunt gesteld dat de officier van justitie niet-ontvankelijk moet worden verklaard, nu verdachte in het arrondissement Rotterdam voor exact dezelfde feiten wordt vervolgd.
De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsvrouw van oordeel dat de officier van justitie niet-ontvankelijk moet worden verklaard in de vervolging van verdachte. Verdachte is reeds gedagvaard in het arrondissement Rotterdam voor onder meer de feiten waarvoor hij ook voor deze rechtbank is gedagvaard. Hoewel in de zaak uit Rotterdam nog geen uitspraak is gedaan – en het ne bis in idem beginsel van artikel 68 van het Wetboek van Strafrecht daarom (nog) niet aan de orde is – volgt de rechtbank de officier van justitie in zijn standpunt dat het onbehoorlijk en onzorgvuldig is om verdachte voor deze rechtbank te dagvaarden, terwijl er al een dagvaarding is uitgegaan om te verschijnen voor de rechtbank in Rotterdam.

4.De beslissing

De rechtbank:
- verklaart
de officier van justitie niet-ontvankelijk in de vervolgingvan verdachte.
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.J.P Schotman, voorzitter,
mr. P. Bender en mr. S.B. Smit-Colenbrander, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C.M. van de Kamp, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 12 januari 2016.
Mr. Bender is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE: de tenlastelegging
Aan [verdachte] wordt ten laste gelegd dat
1.
Primair
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 31 oktober 2012 tot en met 2 november 2012 te Houten en/of Leeuwarden en/of Heerenveen, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) (van) (een) voorwerp(en) en/of geldbedrag(en), te weten één of meer geldbedrag(en) (van in totaal ongeveer 30.501 Euro, althans enig geldbedrag)
 de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of heeft verhuld en/of
 heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende was en/of
 heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of heeft omgezet en/of
 gebruik heeft gemaakt,
terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) (telkens) wist(en), dan wel redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat dat/die voorwerp(en) en/of geldbedrag(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf;
art 47 lid 1 ahf/ond 1 Wetboek van Strafrecht
art 420bis lid 1 ahf/ond b Wetboek van Strafrecht
art 420bis lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
Subsidiair
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 31 oktober 2012 tot en met 2 november 2012 te Houten en/of Leeuwarden en/of Heerenveen, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) één of meer geldbedrag(en) (van in totaal ongeveer 30.501 Euro, althans enig geldbedrag) heeft verworven, (opzettelijk uit winstbejag) voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die/dat geldbedrag(en) wist(en) dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
art 47 lid 1 ahf/ond 1 Wetboek van Strafrecht
art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
art 416 lid 1 ahf/ond b Wetboek van Strafrecht
2.
Primair
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 26 april 2012 tot 29 mei 2012 te Houten en/of Leeuwarden, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) één of meer geldbedrag(en) (van in totaal ongeveer 3.571 Euro, althans enig geldbedrag) heeft verworven, (opzettelijk uit winstbejag) voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die/dat geldbedrag(en) (telkens) wist(en) dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof;
art 47 lid 1 ahf/ond 1 Wetboek van Strafrecht
art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
art 416 lid 1 ahf/ond b Wetboek van Strafrecht
Subsidiair
[A] , op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 26 april 2012 tot 29 mei 2012 te Houten en/of Leeuwarden, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) één of meer geldbedrag(en) (van in totaal ongeveer 3.571 Euro, althans enig geldbedrag) heeft verworven, (opzettelijk uit winstbejag) voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die/dat geldbedrag(en) (telkens) wist(en) dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof tot het plegen van welk misdrijf verdachte op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 26 april 2012 tot 29 mei 2012 te Houten en/of Leeuwarden, in elk geval in Nederland, (telkens) opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door aan die [A] meermalen, in ieder geval éénmaal, zijn, verdachtes, bankpas en/of pincode en/of bankrekeningnummer (mee) te geven en/of ter beschikking te stellen en/of bij een bankfiliaal heeft meegewerkt aan een bankoverschrijving;
art 47 lid 1 ahf/ond 1 Wetboek van Strafrecht
art 48 ahf/ond 1 Wetboek van Strafrecht
art 48 ahf/ond 2 Wetboek van Strafrecht
art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
art 416 lid 1 ahf/ond b Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht