Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.Het onderzoek ter terechtzitting
2.Tenlastelegging
3.Voorvragen
4.De beslissing
de officier van justitie niet-ontvankelijk in de vervolgingvan verdachte.
Rechtbank Midden-Nederland
Op 12 januari 2016 heeft de meervoudige strafkamer van de Rechtbank Midden-Nederland een vonnis gewezen in een strafzaak tegen een verdachte die wordt beschuldigd van witwassen en opzetheling. De verdachte, geboren in 1992, was niet aanwezig tijdens de zitting. De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en de argumenten van de raadsvrouw van de verdachte, mr. E.D. van Elst. De officier van justitie stelde dat hij niet-ontvankelijk moest worden verklaard in de vervolging, omdat er al een dagvaarding was uitgegaan in het arrondissement Rotterdam voor dezelfde feiten. De raadsvrouw steunde dit standpunt, en de rechtbank oordeelde dat het onbehoorlijk en onzorgvuldig was om de verdachte voor deze rechtbank te dagvaarden terwijl er al een procedure liep in Rotterdam. De rechtbank heeft daarom de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaard in de vervolging van de verdachte. Dit vonnis is uitgesproken in het openbaar op dezelfde dag, 12 januari 2016, door de rechters in aanwezigheid van de griffier.