In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 8 november 2016 uitspraak gedaan in een verzoek tot uithuisplaatsing van twee minderjarigen, [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2]. De gecertificeerde instelling (GI), vertegenwoordigd door mevrouw [C] en mevrouw [D], heeft op 13 oktober 2016 een verzoekschrift ingediend, waarin zij verzoekt om een machtiging tot uithuisplaatsing van de kinderen gedurende drie dagdelen van elk vier uur, verspreid over een periode van vier weken. Dit verzoek is gedaan omdat de GI geen zicht heeft op de kinderen en de opvoedingssituatie bij de moeder, die weigert mee te werken aan de hulpverlening.
De kinderrechter heeft de zaak op 25 oktober 2016 met gesloten deuren behandeld. Tijdens de zitting is gebleken dat de moeder het ouderlijk gezag uitoefent over de kinderen, die bij haar wonen. De ondertoezichtstelling van de kinderen was eerder verlengd tot 10 februari 2017. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de moeder geen medewerking verleent aan de GI, waardoor er onduidelijkheid bestaat over de veiligheid en ontwikkeling van de kinderen. De vader van de kinderen, bijgestaan door mr. S. Flantua, heeft zijn instemming met het verzoek tot uithuisplaatsing betuigd, maar de moeder blijft weigeren om contact tussen de kinderen en hun vader toe te staan.
De kinderrechter heeft het verzoek tot machtiging uithuisplaatsing afgewezen, maar heeft bepaald dat de moeder medewerking moet verlenen aan gesprekken tussen de GI en de kinderen. De kinderrechter heeft benadrukt dat als de moeder blijft weigeren, een machtiging tot uithuisplaatsing voor een langere periode onvermijdelijk kan zijn. Deze beschikking is openbaar uitgesproken en ondertekend door de kinderrechter en de griffier.