ECLI:NL:RBMNE:2016:7652

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
8 november 2016
Publicatiedatum
18 april 2017
Zaaknummer
C/16/425102 / JL RK 16-642
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om machtiging tot uithuisplaatsing van minderjarigen in het kader van ondertoezichtstelling

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 8 november 2016 uitspraak gedaan in een verzoek tot uithuisplaatsing van twee minderjarigen, [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2]. De gecertificeerde instelling (GI), vertegenwoordigd door mevrouw [C] en mevrouw [D], heeft op 13 oktober 2016 een verzoekschrift ingediend, waarin zij verzoekt om een machtiging tot uithuisplaatsing van de kinderen gedurende drie dagdelen van elk vier uur, verspreid over een periode van vier weken. Dit verzoek is gedaan omdat de GI geen zicht heeft op de kinderen en de opvoedingssituatie bij de moeder, die weigert mee te werken aan de hulpverlening.

De kinderrechter heeft de zaak op 25 oktober 2016 met gesloten deuren behandeld. Tijdens de zitting is gebleken dat de moeder het ouderlijk gezag uitoefent over de kinderen, die bij haar wonen. De ondertoezichtstelling van de kinderen was eerder verlengd tot 10 februari 2017. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de moeder geen medewerking verleent aan de GI, waardoor er onduidelijkheid bestaat over de veiligheid en ontwikkeling van de kinderen. De vader van de kinderen, bijgestaan door mr. S. Flantua, heeft zijn instemming met het verzoek tot uithuisplaatsing betuigd, maar de moeder blijft weigeren om contact tussen de kinderen en hun vader toe te staan.

De kinderrechter heeft het verzoek tot machtiging uithuisplaatsing afgewezen, maar heeft bepaald dat de moeder medewerking moet verlenen aan gesprekken tussen de GI en de kinderen. De kinderrechter heeft benadrukt dat als de moeder blijft weigeren, een machtiging tot uithuisplaatsing voor een langere periode onvermijdelijk kan zijn. Deze beschikking is openbaar uitgesproken en ondertekend door de kinderrechter en de griffier.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Familierecht
Zittingsplaats: Lelystad
zaakgegevens : C/16/425102 / JL RK 16-642
datum uitspraak: 8 november 2016

beschikking uithuisplaatsing

in de zaak van

Leger des Heils Jeugdbescherming en Reclassering, hierna te noemen de gecertificeerde instelling (GI),
gevestigd te Lelystad,
betreffende
[minderjarige 1], geboren op [2004] te [geboorteplaats] , hierna te noemen [voornaam minderjarige 1] ,
[minderjarige 2], geboren op [2010] te [geboorteplaats] , hierna te noemen [voornaam minderjarige 2] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:

[A] , hierna te noemen de moeder,

wonende op een geheim adres.
De kinderrechter merkt als informant aan:

[B] , hierna te noemen de vader,

wonende te [woonplaats] .

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 13 oktober 2016, ingekomen bij de griffie op 14 oktober 2016.
Op 25 oktober 2016 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- de moeder,
- de vader, bijgestaan door mr. S. Flantua,
- mevrouw [C] en mevrouw [D] namens de GI.

De feitenHet ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] wordt uitgeoefend door de moeder. [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] wonen bij de moeder. Bij beschikking van 2 februari 2016 is de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] verlengd tot 10 februari 2017.

Het verzoek

De GI heeft de uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] verzocht gedurende drie dagdelen van elk vier uur verspreid over een periode van vier weken.

De beoordeling

Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting blijkt het volgende. Ondanks daartoe herhaaldelijk verzocht weigert moeder enige vorm van medewerking aan de GI. Hierdoor heeft de GI tot op heden nog geen zicht kunnen krijgen op de kinderen en de opvoedingsomgeving bij moeder. Onduidelijk is of de kinderen opgroeien in een veilige leefomgeving. Duidelijk is wel dat de kinderen beiden geen toegang hebben tot hun vader en dat moeder alle vormen van contact in de weg staat. Het is zorgelijk dat [voornaam minderjarige 2] niet weet wie zijn vader is.
Moeder heeft ter zitting verklaard dat zij haar best doet om haar kinderen te beschermen. De kinderen weten dat zij een vader hebben. Gezien het verleden is het volgens moeder echter volkomen terecht dat vader zijn kinderen niet mag zien. Er zijn gesprekken geweest met de GI op de school van de kinderen. De leerkrachten hebben tijdens dit gesprek verteld dat het goed gaat met de kinderen. De GI weet dus wel degelijk hoe het met [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] gaat.
De advocaat van vader heeft ter zitting ingestemd met het verzoek. Vader betreurt het ten zeerste dat hij zijn kinderen niet mag zien en vindt dit niet terecht. Daarnaast wordt het de GI lastig gemaakt om zicht te krijgen op de kinderen. Moeder werkt niet mee en zal ook niet meewerken. Zij geeft zelfs geen gehoor aan een schriftelijke aanwijzing.
De kinderrechter overweegt als volgt. De GI heeft de uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] verzocht gedurende drie dagdelen van vier uur verspreid over een periode van vier weken. Gelet op het wettelijk kader van artikel 1:265b van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de GI, indien dit noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding van de minderjarige of tot onderzoek van diens geestelijke of lichamelijke gesteldheid een uithuisplaatsing verzoeken gedurende dag en nacht. Nu het onderhavige verzoek van de GI niet ziet op een uithuisplaatsing gedurende dag en nacht maar gedurende dagdelen zal de kinderrechter het verzoek in dit kader afwijzen. De kinderrechter zal het onderhavige verzoek opvatten als een verzoek ex artikel 1:262b BW waarin geregeld is dat de kinderrechter kan oordelen over geschillen die de uitvoering van de ondertoezichtstelling betreffen. Ter zitting is gebleken dat moeder geenszins te motiveren is om samen te werken met de GI als het op de kinderen aankomt. Moeder verschijnt zelf wel op afspraken en bijeenkomsten maar neemt haar kinderen niet mee. Zij geeft hierbij ook geen inzicht in de schoolgang van de kinderen. Moeder geeft ter zitting aan dat het de GI vrij staat om contact op te nemen met haar broer, haar schoonzus en de school van de kinderen. Dat is volgens de GI alsnog niet voldoende om zicht te krijgen op de veiligheid en ontwikkeling van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] . Ook de poging van de kinderrechter om ter zitting nogmaals te bemiddelen tussen moeder en de GI is niet toereikend gebleken. De kinderrechter zal daarom bepalen dat moeder haar medewerking dient te verlenen aan gesprekken tussen de GI en de kinderen. Moeder dient zich ervan bewust te zijn dat indien zij nogmaals weigert haar medewerking te verlenen aan het contact tussen de GI en de kinderen een machtiging uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] voor een langere duur onvermijdelijk lijkt te zijn.

De beslissing

De kinderrechter:
wijsthet verzoek tot het verlenen van een machtiging uithuisplaatsing gedurende drie dagdelen van elk vier uur verspreid over een periode van vier weken
af;
bepaalt dat moeder medewerking verleentaan gesprekken tussen de GI en [voornaam minderjarige 1] en [voornaam minderjarige 2] .
Deze beschikking is gegeven door mr. L.P. de Haas, kinderrechter, in tegenwoordigheid van
D. van Garderen als griffier en in het openbaar uitgesproken op 8 november 2016.