Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.Onderzoek van de zaak
2.De tenlastelegging
3.De voorvragen
4.Vrijspraak
5.De benadeelde partij
6.De beslissing
spreekt verdachte vrijvan de onder primair, subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde feiten;
Rechtbank Midden-Nederland
In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland, is de verdachte vrijgesproken van de poging tot zware mishandeling van een politieambtenaar, gepleegd op 22 oktober 2013 in Utrecht. De zaak werd inhoudelijk behandeld op de zittingen van 19 juni 2015 en 26 augustus 2016, waarbij de verdachte niet aanwezig was maar vertegenwoordigd werd door zijn raadsman, mr. B.M.E. Drykoningen. De rechtbank heeft de vordering en standpunten van de officier van justitie en de verdediging in overweging genomen.
De tenlastelegging hield in dat de verdachte samen met anderen opzettelijk de politieambtenaar zwaar lichamelijk letsel had toegebracht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. De verdediging voerde aan dat het openbaar ministerie niet ontvankelijk verklaard moest worden vanwege onterecht tijdsverloop, maar de rechtbank verwierp dit verweer. De rechtbank oordeelde dat het tijdsverloop op zich niet leidde tot niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie.
Bij de beoordeling van de zaak kwam de rechtbank tot de conclusie dat de tenlastelegging niet wettig en overtuigend bewezen kon worden. Er was onvoldoende bewijs dat de verdachte, al dan niet samen met anderen, opzet had om de politieambtenaar letsel toe te brengen. De rechtbank sprak de verdachte vrij van alle ten laste gelegde feiten en verklaarde de benadeelde partij niet-ontvankelijk in zijn vordering, met de mogelijkheid om deze bij de burgerlijke rechter aan te brengen. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat ieder zijn eigen kosten droeg.