Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.[gedaagde sub 1] ,
[gedaagde sub 2],
[gedaagde sub 3],
[gedaagde sub 4],
[gedaagde sub 5],
[gedaagde sub 6],
1.Het verzoek
2.De beoordeling
3.De beslissing
5. De beslissing
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Midden-Nederland, heeft eiser op 14 januari 2016 verzocht om het vonnis van 13 januari 2016 uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. De voorzieningenrechter heeft gedaagden de gelegenheid gegeven om hun standpunt over dit verzoek kenbaar te maken. Gedaagden, vertegenwoordigd door mr. J.G.J. Elslo, hebben bezwaar gemaakt tegen de uitvoerbaarheid bij voorraad, stellende dat het hoger beroep dat zij op 14 januari 2016 hebben ingesteld, in de weg staat aan een aanvulling of verbetering van het vonnis. Tevens hebben zij aangevoerd dat er geen spoedeisend belang zou zijn en dat er een restitutierisico bestaat.
De voorzieningenrechter heeft de argumenten van gedaagden overwogen en vastgesteld dat het verzoek van eiser om het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren niet expliciet was afgewezen in het eerdere vonnis. De rechter heeft op basis van artikel 32 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) geoordeeld dat hij het vonnis kan aanvullen, omdat hij verzuimd had te beslissen over de uitvoerbaarheid bij voorraad. De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat het hoger beroep niet in de weg staat aan de aanvulling van het vonnis en heeft het verzoek van eiser toegewezen.
In de beslissing heeft de voorzieningenrechter het dictum van het vonnis van 13 januari 2016 aangevuld, waarbij gedaagde sub 1 werd veroordeeld tot betaling van een voorschot aan eiser en de proceskosten werden gecompenseerd. Het vonnis van 13 januari 2016 blijft voor het overige in stand. Deze aanvulling is op 22 januari 2016 uitgesproken door mr. J.W. Wagenaar, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van de griffier.