8.3Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de op te leggen straf en maatregel heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van de sanctie en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich gedurende een periode van twee jaar schuldig gemaakt aan het verspreiden, aanbieden, verwerven, in het bezit hebben van kinderporno en zich de toegang hiertoe verschaffen. Verdachte heeft van dat misdrijf een gewoonte gemaakt. De rechtbank rekent dit verdachte ernstig aan. De strekking van artikel 240b van het Wetboek van Strafrecht is het tegengaan van seksueel misbruik van jeugdigen en de exploitatie van dergelijk misbruik. Centraal hierin staat de bescherming van de (afgebeelde) jeugdige. Voor een effectieve bestrijding van kinderporno is het noodzakelijk om niet alleen degenen aan te pakken die kinderporno vervaardigen, maar ook degenen die kinderporno verzamelen en verspreiden. De vraag naar en het bezit van kinderpornografie draagt immers bij aan de productie ervan en daarmee aan het misbruik van kinderen. Het is een feit van algemene bekendheid dat kinderen die slachtoffer zijn van kinderpornografie nog jaren lang, zo niet hun verdere leven, de niet alleen psychische, maar ook de vaak lichamelijke gevolgen ondervinden van het (seksueel) misbruik dat zij hebben moeten doorstaan en de daarmee gepaard gaande vernederingen.
Bij de bepaling van de strafmaat heeft de rechtbank acht geslagen op het aantal afbeeldingen dat verdachte in bezit had, te weten meer dan 3.000 foto’s en 83 films, de leeftijd van de kinderen op de plaatjes en de aard van de handelingen waartoe de kinderen zijn gedwongen. Verdachte had, net als bij zijn veroordeling in 2012, een zeer grote hoeveelheid aan afbeeldingen in zijn bezit, waarvan een groot deel bestond uit foto’s van zeer jonge kinderen die op een afschuwelijke manier zijn misbruikt. Daarbij komt dat bij het onderzoek naar het feit tevens chatgesprekken zijn aangetroffen tussen verdachte en een - vermoedelijke - vervaardiger van kinderporno, waaruit blijkt dat verdachte zeer geïnteresseerd is in het maken van voornoemde kinderporno en het plegen van ontucht met zeer jonge kinderen. Verdachte gaat geraffineerd te werk, waarbij hij gebruik maakt van anonieme netwerken en versleutelde gegevensdragers, en heeft, zoals blijkt uit de gedetailleerde chatgesprekken, zich intensief bezig gehouden met het verspreiden en uitwisselen van kinderporno.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank acht geslagen op het de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van 20 september 2016, waaruit volgt dat verdachte op 6 januari 2006 is veroordeeld voor ontucht met zijn neefje en op 28 december 2012 is veroordeeld voor – kort gezegd - het bezit en het verspreiden van kinderporno, waarvan hij een gewoonte heeft gemaakt.
Verdachte liep ten tijde van het plegen van dit feit in een proeftijd behorende bij laatstgenoemde veroordeling. De rechtbank houdt hier ten nadele van de verdachte rekening mee.
De rechtbank heeft kennis genomen van de Pro Justitia rapportages betreffende verdachte, van 10 mei 2016, opgemaakt door I. Maksimovic, psychiater, en van 24 mei 2016, opgemaakt door F.J.R. Jonker, psycholoog.
De psychiater heeft geconstateerd dat bij verdachte sprake is van een ziekelijke stoornis van zijn geestesvermogens in de zin van pedofilie. Deze ziekelijke stoornis was ook aanwezig ten tijde van het ten laste gelegde feit en beïnvloedde het ten laste gelegde ten dele. Als het ten laste gelegde bewezen wordt verklaard, dan kan worden gesteld dat betrokkene in verminderde mate in staat was om een halt toe te roepen aan zijn seksuele driften en impulsen.
De psycholoog heeft geconstateerd dat verdachte lijdend is aan pedofilie. Dit was ten tijde van het ten laste gelegde eveneens het geval en de gedragskeuzes en gedragingen ten tijde van het ten laste gelegde werden hierdoor beïnvloed. De drang tot het bevredigen van pedoseksuele gevoelens bij betrokkene is aanzienlijk.
Beide deskundigen adviseren om verdachte als verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen.
De rechtbank neemt de conclusies van de deskundigen over de aanwezigheid van de ziekelijke stoornis over. De rechtbank is van oordeel dat hetgeen de deskundigen rapporteren met betrekking tot de invloed die de stoornis heeft gehad op het handelen van verdachte volgt dat het bewezenverklaarde aan verdachte verminderd toegerekend moeten worden.
Alles afwegende is de rechtbank met de officier van justitie van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, met aftrek van de periode die verdachte in voorarrest heeft gezeten, passend en geboden is.
Uit de rapportages volgt dat het recidiverisico kan worden verlaagd door een intensievere behandeling van de stoornis van verdachte dan tot nog toe heeft plaatsgehad. Het is gebleken dat verdachte meer individuele behandelmodules nodig heeft. Bij gebrek aan intensieve dagklinische behandelingen, in combinatie met het feit dat verdachte geen goede basis heeft voor een dagklinische behandeling, wordt geadviseerd dat verdachte in eerste instantie een klinische behandeling ondergaat in een FPA of een FPK met een zorgprogramma voor zedendelinquenten. Na de klinische behandeling kan de behandeling ambulant worden voortgezet. Geadviseerd wordt om verdachte een verplicht reclasseringscontact op te leggen voor zolang als dit mogelijk is. Als bijzondere voorwaarde bij een deels voorwaardelijke straf dient verdachte zich verplicht te laten behandelen in een kliniek die gespecialiseerd is in de behandeling van pedoseksuele zedendelinquenten.
Ter terechtzitting is gebleken dat de deskundigen slechts in beperkte mate kennis hebben genomen van het strafdossier. Zo hebben zij de chatberichten tussen verdachte en andere in kinderporno geïnteresseerde personen niet gelezen. Uit deze chatberichten heeft de rechtbank afgeleid dat verdachte zeer geïnteresseerd is in misbruik van jonge kinderen en zijn behandeling in het kader van zijn eerdere veroordeling geenszins serieus nam.
Ook heeft de rechtbank kennisgenomen van het de verdachte betreffende reclasseringsrapport van Reclassering Nederland van 29 juli 2016, opgemaakt door [reclasseringsmedewerker] , inhoudende het advies om aan verdachte de tbs-maatregel met voorwaarden op te leggen. Het is gebleken dat een reclasseringstoezicht onvoldoende kader biedt om verdachte te weerhouden van recidive. Gezien verdachtes ontwijkende gedrag, zijn niet open houding, zijn gemakzucht en zijn berekenende, opportunistische houding is de reclassering van mening dat er een significante straf/maatregel boven zijn hoofd moet hangen, teneinde hem te weerhouden van het plegen van strafbare feiten. Verdachte kan binnen de tbs-maatregel met voorwaarden laten zien dat hij echt gemotiveerd is tot verandering. Mocht dit onvoldoende blijken en de behandeling stagneren dan zal een dwangverpleging uiteindelijk kunnen voorkomen dat betrokkene niet of onvoldoende behandeld weer instroomt in de samenleving. Dit in tegenstelling tot een behandeling opgelegd als bijzondere voorwaarde bij een voorwaardelijke veroordeling, waarbij indien verdachte niet of onvoldoende meewerkt aan de voorwaarden niet een tbs met dwangverpleging maar een ‘kale’, ten uitvoer gelegde gevangenisstraf het gevolg zou zijn. In het laatste geval zou verdachte opnieuw onvoldoende behandeld in de samenleving kunnen terugkeren met alle risico’s van dien.
De rechtbank is op basis van de inhoud van het strafdossier, de rapportages en de toelichting van de deskundigen ter zitting tot de conclusie gekomen dat verdachte ter beschikking moet worden gesteld met de door de reclassering opgestelde voorwaarden, waarbij de behandeling klinisch dient plaats te vinden voor de duur van maximaal 24 maanden. Binnen dit kader kan de verdachte voor lange tijd gehouden worden aan de noodzakelijke behandelvoorwaarden en kan de maximale beïnvloeding en correctie worden geboden die nodig is om de recidive te verkleinen.
Met alle deskundigen is de rechtbank van oordeel dat een maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging, zoals door de officier is gevorderd, thans niet aan de orde is. Ook met een terbeschikkingstelling met voorwaarden kan naar het oordeel van de rechtbank behandeling worden gewaarborgd en wordt de samenleving voldoende beschermd.
De rechtbank volgt de psycholoog en de psychiater niet in hun ter terechtzitting gehandhaafde conclusie dat een voorwaardelijk strafdeel met bijzondere voorwaarden voldoende vangnet biedt. Immers, een behandeling opgelegd als bijzondere voorwaarde bij een voorwaardelijke veroordeling zal bij stagneren van de behandeling de tenuitvoerlegging van het voorwaardelijke strafdeel tot gevolg hebben. Dit zou betekenen dat verdachte opnieuw onvoldoende behandeld in de samenleving terugkeert. De rechtbank acht het risico dat verdachte dan wederom soortgelijke delicten begaat te groot. De rechtbank vindt het zeer ernstig en zorgelijk dat verdachte gedurende langere tijd, terwijl hij onder toezicht stond van de reclassering, toch in herhaling is vervallen en – zoals volgt uit de in het dossier opgenomen chatgesprekken – zeer geïnteresseerd is in misbruik van jonge kinderen en zijn behandeling geenszins serieus nam. Verdachte heeft in gesprekken met de reclassering en Kairos geen openheid van zaken gegeven. Ook heeft de eerder voorwaardelijke opgelegde gevangenisstraf van 1 jaar verdachte er niet van kunnen weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen.
Aan de eisen die de wet stelt aan het opleggen van een terbeschikkingstelling met voorwaarden is voldaan. Bij verdachte bestond ten tijde van het plegen van het feit een ziekelijke stoornis van de geestvermogens, het bewezen en strafbaar verklaarde is een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld en de veiligheid van anderen, alsmede de algemene veiligheid van personen eist de oplegging van die maatregel.
Verdachte heeft zich ter terechtzitting bereid verklaard mee te werken aan de voorwaarden die door de reclassering zijn verbonden aan een terbeschikkingstelling. De verdachte heeft weliswaar verklaard moeite te hebben met de voorwaarde die ziet op de verplichting tot het innemen van (libidoremmende) medicatie omdat deze voorwaarde zijn keuzevrijheid belemmert, maar heeft daarbij tevens aangegeven dat hij zich niet zonder meer tegen medicatie zal verzetten.
In alle omstandigheden van deze zaak ziet de rechtbank aanleiding te oordelen dat de op te leggen ter beschikkingstelling met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar moet zijn. Uit de ernst en aard van het bewezenverklaarde, alsmede de persoon van de verdachte volgt dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
Tot slot is in dit verband de vraag aan de orde of sprake is van een ongelimiteerde terbeschikkingstelling, in voorkomend geval dat de terbeschikkingstelling met voorwaarden zou worden omgezet naar en terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege.
Gelet op de systematiek van de wet acht de rechtbank zich gehouden thans – ook al doet deze situatie zich niet voor en heeft de rechtbank geen directe redenen om aan te nemen dat deze situatie zich ooit voor zal doen – als zittingsrechter hieromtrent een beslissing te nemen.
Het (een gewoonte maken van het) bezit en verspreiden van kinderporno levert een onmiskenbare bijdrage op aan het in stand houden van de markt voor kinderporno, waarvoor feitelijk en daadwerkelijk kindermisbruik een noodzakelijk gegeven en vereiste is. Door het bezit en verspreiden van kinderporno blijven vele slachtoffers voor onbepaalde duur op een beschamende manier op internet staat en op die manier blijven zij slachtoffer van eerder begane gedragingen. Hiermee wordt door het bezit en verspreiden van kinderporno bijgedragen aan de ernstige inbreuk die is gemaakt op de lichamelijke integriteit van de desbetreffende minderjarigen. Verdachte heeft zich hieraan schuldig gemaakt. Dit betekent dat – in het geval van omzetting van de terbeschikkingstelling met voorwaarden naar een terbeschikkingstelling met verpleging van overheidswege – er sprake is van een zogenoemde ongelimiteerde terbeschikkingstelling. De rechtbank verwijst in dit verband naar het arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 29 augustus 2016, ECLI:NL:GHARL:2016:6906.