ECLI:NL:RBMNE:2016:5923

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
8 november 2016
Publicatiedatum
8 november 2016
Zaaknummer
16/705674-16
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van een 17-jarige jongen voor busoverval in Amersfoort wegens onvoldoende bewijs

Op 8 november 2016 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een 17-jarige jongen uit Amersfoort, die werd verdacht van een busoverval op 19 maart 2016. De rechtbank heeft de jongen vrijgesproken, omdat er onvoldoende bewijs was om hem te veroordelen. De overval vond plaats op een buschauffeur van Connexxion, waarbij de chauffeur werd bedreigd met een hakmes en zijn portefeuille en een geldlade werden gestolen. De rechtbank constateerde dat de beschrijving van de dader door de buschauffeur niet overeenkwam met het uiterlijk van de verdachte. De rechtbank oordeelde dat het signalement van de verdachte, dat overeenkwam met een populaire jas onder jongeren, niet voldoende was om zijn betrokkenheid bij de overval vast te stellen.

Tijdens de zitting op 25 oktober 2016 heeft de verdachte zich laten bijstaan door zijn advocaat, mr. B. Tieman. De officier van justitie, mr. N.T.R.M. Franken, had gevorderd tot veroordeling, maar de verdediging pleitte voor vrijspraak, stellende dat het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bevatte. De rechtbank heeft de verklaringen van getuigen en het bewijs in het dossier zorgvuldig gewogen. De verklaring van een anonieme getuige die de verdachte op camerabeelden zou hebben herkend, werd niet als betrouwbaar beschouwd. Ook de historische gegevens van de telefoon van de verdachte gaven geen sluitend bewijs voor zijn aanwezigheid op de plaats delict.

Uiteindelijk concludeerde de rechtbank dat er onvoldoende bewijs was om te stellen dat de verdachte de dader was van de overval. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de tenlastegelegde feiten en verklaarde de benadeelde partijen niet-ontvankelijk in hun vorderingen, aangezien er geen straf of maatregel aan de verdachte was opgelegd. Het vonnis werd uitgesproken door de meervoudige kamer van de rechtbank, onder leiding van voorzitter mr. A.G. Bakker, en de rechters mrs. A.C. van den Boogaard en E.M. de Stigter.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/705674-16 (P)
Vonnis van de meervoudige strafkamer van 8 november 2016.
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [1999] te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres,
[adres] [woonplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 25 oktober 2016.
De verdachte is in persoon verschenen en heeft zich ter terechtzitting laten bijstaan door
mr. B. Tieman, advocaat te Utrecht.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. N.T.R.M. Franken en van wat verdachte, zijn raadsman, het slachtoffer alsmede van hetgeen mr. F. Boor, advocaat te Utrecht, namens de benadeelde partijen, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Op 19 maart 2016 in Amersfoort samen met anderen een buschauffeur heeft afgeperst.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde feit en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie acht dat, gelet op de bewijsmiddelen die zich in het procesdossier bevinden in samenhang bezien, wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft gepleegd.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak van het ten laste gelegde feit bepleit, omdat – kort gezegd – het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bevat. De verdediging heeft aangevoerd dat er wel verdachte omstandigheden zijn, maar dat deze omstandigheden alleen indirecte aanwijzingen zijn. Verdachte heeft het recht om zich op zijn zwijgrecht te beroepen, en er zijn ook geen omstandigheden die vragen om een uitleg van verdachte.
Er kunnen redenen zijn waarom verdachte niet wenst te verklaren, maar dat betekent niet dat hij iets te verbergen heeft in het kader van daderschap.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde feit en overweegt daartoe als volgt.
De rechtbank stelt vast dat er op 19 maart 2016 in Amersfoort een overval is gepleegd op een buschauffeur van Connexxion. Bij de overval is de portefeuille van de buschauffeur en een geldlade van Connexxion weggenomen. De aangever heeft verklaard dat er drie jongens betrokken waren bij de overval. Een van de jongens heeft de aangever bedreigd met een hakmes. De aangever heeft de jongen met het hakmes omschreven als een man van ongeveer zestien jaar oud van 1.75 à 1.80 meter lang, met een slank postuur, een getinte huidskleur, te vergelijken met een man van Marokkaanse afkomst. Deze jongen riep
‘geld, geld, geld’, heeft de kassalade en de portefeuille gepakt en meegenomen.
Verdachte wordt verweten dat hij samen met anderen de overval heeft gepleegd en dat hij degene is geweest die de buschauffeur met het hakmes heeft bedreigd.
De rechtbank stelt vast dat op grond van de camerabeelden, die zijn gemaakt in de bus ten tijde van de overval, en de verklaring van de getuige [getuige] kan worden vastgesteld dat de persoon met het hakmes een zwarte jas met capuchon van het merk The North Face droeg. Ook staat voor de rechtbank vast dat verdachte een soortgelijke jas in zijn bezit heeft gehad, nu hij op een rapvideo en op een foto welke afkomstig is uit de telefoon van verdachte met een dergelijke jas te zien is. In zoverre komt het signalement van de verdachte overeen met die van de dader met het hakmes. Naar het oordeel van de rechtbank gaat het hier om een jas die populair is onder jongeren en met name onder jongeren die in het profiel passen van verdachte, zodat niet enkel op basis van dit signalement kan worden vastgesteld dat verdachte degene is geweest die de overval heeft (mede)gepleegd.
Voorts heeft de rechtbank geconstateerd dat het signalement van de verdachte niet overeenkomt met het signalement van de door de buschauffeur omschreven dader, waar het de huidskleur betreft.
Een anonieme getuige heeft verklaard dat hij de camerabeelden van de overval heeft gezien en dat hij, toen hij de camerabeelden aandachtiger ging bekijken, de verdachte herkende als een van de daders. De rechtbank acht de verklaring van de anonieme getuige, dat hij de verdachte op de camerabeelden heeft herkend aan zijn manier van lopen en bewegen, niet aannemelijk, gelet op de korte tijdspanne, namelijk vijftien seconden, waarbinnen de eerste dader in de bus stapt tot het moment dat hij de bus verlaat, in combinatie met de geringe afstand tussen de ingang van de bus tot aan de buschauffeur en de beperkte bewegingsvrijheid ter plaatse. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat de anonieme getuige de verdachte in eerste instantie niet heeft herkend op de camerabeelden. De getuige heeft, nadat twee personen hem erop hadden geattendeerd dat verdachte betrokken zou zijn geweest bij de overval, de camerabeelden aandachtiger bekeken en de verdachte toen pas herkend. Gelet op bovengenoemde omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat de verklaring van de anonieme getuige niet redengevend kan zijn voor het bewijs.
Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit het proces-verbaal van bevindingen met betrekking tot de historische gegevens van de telefoon met het telefoonnummer [telefoonnummer] , welk nummer aan verdachte kan worden toegeschreven, onvoldoende dat verdachte op het moment van de overval zich bevond op de plaats van het delict.
Op 29 juni 2016 wordt een telefoongesprek afgeluisterd tussen vermoedelijk verdachte en een mannelijke persoon. In het gesprek zou verdachte aan de andere persoon vragen of hij die dag ervoor naar de televisie heeft gekeken. Uit het proces-verbaal blijkt dat, één dag voor het gesprek, in de media aandacht is besteed aan de overval.
De rechtbank stelt vast dat de verbalisanten het volledige tapgesprek niet hebben opgenomen in het proces-verbaal, waardoor de strekking van het gesprek niet vast is komen te staan. Naar het oordeel van de rechtbank kan niet worden vastgesteld dat in het tapgesprek gerefereerd wordt aan uitzendingen over de overval, die de dag voor het gesprek zouden zijn uitgezonden op de televisie.
Verder stelt de rechtbank vast dat in de telefoon van verdachte een foto (screenshot) aanwezig was van een bericht omtrent de overval. Hieruit kan naar het oordeel van de rechtbank echter niet de conclusie worden getrokken dat verdachte dit bericht in zijn telefoon had opgeslagen wegens zijn betrokkenheid bij de overval.
Verdachte heeft zich beroepen op zijn zwijgrecht De rechtbank overweegt dat voornoemde feiten en omstandigheden niet zodanig van aard zijn dat deze verdachte zouden nopen tot het geven van een redengevende verklaring. De rechtbank is van oordeel dat er daarom geen gevolgen kunnen worden verbonden aan het stilzwijgen van de verdachte, in die zin dat dit zwijgen bij zou kunnen dragen aan het bewijs.
Over het gebruik voor het bewijs van de kennelijk leugenachtige verklaring van verdachte bij de politie op de vragen of de omschrijving van de jas van het merk The North Face hem iets zegt en of hij een soortgelijke jas al eens eerder heeft gezien of in bezit heeft gehad, overweegt de rechtbank als volgt.
Aan deze leugens van verdachte, kunnen niet verdergaande gevolgtrekkingen worden verbonden dan die samenhangen met het punt waarop hij heeft gelogen. Uit het aantreffen van verdachte in een videoclip terwijl hij een donkerkleurige jas van het merk The North Face draagt kan worden afgeleid dat verdachte - anders dan verdachte heeft verklaard –
een dergelijke jas wel degelijk in bezit heeft gehad. Daaruit kan naar het oordeel van de rechtbank echter niet zonder meer het daderschap van verdachte ten aanzien van de tenlastegelegde afpersing worden afgeleid.
Naar het oordeel van de rechtbank is er op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting – ook in onderling verband beschouwd - onvoldoende wettig en overtuigend bewijs om vast te stellen dat het verdachte is geweest die op 19 maart 2016 samen met anderen de overval op de buschauffeur in Amersfoort heeft gepleegd.
De rechtbank spreekt verdachte dan ook vrij van hetgeen ten laste is gelegd.

5.Ten aanzien van de benadeelde partijen

De benadeelde partij [benadeelde partij 1] heeft een schadevergoeding ingediend ten bedrage van
€ 120,46,- aan materiële schade en € 2.500,- aan immateriële schade.
De benadeelde partij Connexxion Openbaar Vervoer nv heeft een schadevergoeding ingediend ten bedrage van € 4.227,33,- aan materiële schade.
De rechtbank is van oordeel dat, nu niet is bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft gepleegd en aan verdachte geen straf of maatregel is opgelegd, de benadeelde partijen niet-ontvankelijk moeten worden verklaard in hun vorderingen.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

6.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart het ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Vordering benadeelde partij
Verklaart [benadeelde partij 1] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat deze vordering kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter.
Verklaart Connexxion Openbaar Vervoer niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat deze vordering kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter.
Heft het - reeds geschorste - bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte op.
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.G. Bakker, voorzitter,
mrs. A.C. van den Boogaard en E.M. de Stigter, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D.S. Benschop, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 8 november 2016.
BIJLAGE : De tenlastelegging
hij op of omstreeks 19 maart 2016 te Amersfoort,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het
oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door
geweld en/of bedreiging met geweld [benadeelde partij 1] heeft gedwongen tot de afgifte
van een geldlade en/of een portefeuille en/of een geldbedrag (ongveer 220
euro), in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde partij 1]
en/of Connexxion, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte
en/of zijn mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin
bestond(en) dat hij, verdachte, tezamen en in vereniging met een ander of
anderen, althans alleen
- de deuren van de bus heeft opengeduwd/opengetrokken en/of
- die [benadeelde partij 1] een groot (hak)mes heeft getoond en/of hiermee meermalen
zwaaiende en/of slaande bewegingen heeft gemaakt in de richting van die [benadeelde partij 1]
en/of op/tegen de balie van de buschauffeur, zijnde die [benadeelde partij 1] , en/of
- meermalen heeft geroepen: "Geld, geld, geld" en/of woorden van gelijke
(dreigende) aard en/of strekking
- die [benadeelde partij 1] een mes heeft getoond en/of dat mes in de richting van die [benadeelde partij 1]
heeft vastgehouden/gewezen en/of
- heeft geroepen: "Dat is niet alles, er is meer", althans woorden van
gelijke (dreigende) aard en/of strekking;
art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht