Uitspraak
1.De procedure
- het wrakingsverzoek van 2 oktober 2016;
- de schriftelijke reactie op het wrakingsverzoek van 11 oktober 2016.
2.Het wrakingsverzoek
Namens de rechtbank deel ik u het volgende mede.
Rechtbank Midden-Nederland
Op 28 oktober 2016 heeft de meervoudige kamer van de Rechtbank Midden-Nederland, zitting houdende in Lelystad, een beslissing genomen op een wrakingsverzoek van Kanoverhuur Utrecht. Dit verzoek was gericht tegen de rechters M.C. Stoové, D.A. Verburg en R.J. Praamstra, die betrokken waren bij de behandeling van twee zaken waarin Kanoverhuur Utrecht als derde partij was aangemerkt. Het wrakingsverzoek was ingediend op 2 oktober 2016 en werd behandeld op 14 oktober 2016. Verzoeker stelde dat de rechters onpartijdigheid ontbeerden, omdat zij beslissingen hadden genomen die hem benadeelden, zoals het niet toekennen van een langere reactietermijn en het niet splitsen van de zaken. De rechters gaven aan dat zij procesbeslissingen hadden genomen die niet het resultaat waren van vooringenomenheid, maar voortkwamen uit de noodzaak om de procedure voortvarend te laten verlopen. De wrakingskamer oordeelde dat de rechters in hun beslissingen niet onbegrijpelijk of onredelijk hadden gehandeld en dat er geen zwaarwegende aanwijzingen waren voor vooringenomenheid. Het verzoek tot wraking werd dan ook ongegrond verklaard. De procedure met de betrokken zaken zal worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevonden op het moment van de schorsing.