ECLI:NL:RBMNE:2016:5714

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
2 november 2016
Publicatiedatum
27 oktober 2016
Zaaknummer
4737540 UC EXPL 16-728
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overgang van onderneming en rechtsgeldigheid van ontslag in het kader van reorganisatie van VVV Soest naar RBT

In deze zaak heeft de kantonrechter op 2 november 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiseres] en twee stichtingen, te weten Stichting Regionaal Bureau voor Toerisme Heuvelrug en Vallei (RBT) en Stichting VVV Soest in liquidatie (VVV Soest). De kern van het geschil betreft de vraag of er sprake is van een overgang van onderneming in de zin van artikel 7:662 e.v. BW, waarbij [eiseres] stelt dat haar arbeidsovereenkomst met VVV Soest is overgegaan naar RBT. De feiten van de zaak tonen aan dat [eiseres] sinds 2002 in dienst was bij VVV Soest, dat geconfronteerd werd met een reorganisatie na de beëindiging van een franchiseovereenkomst met de ANWB. VVV Soest heeft haar activiteiten per 1 april 2015 beëindigd en RBT is op dezelfde datum gestart. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er voldoende aanwijzingen zijn voor behoud van identiteit van de onderneming, ondanks de veranderingen in de organisatie en de werkwijze. De rechter heeft geoordeeld dat de opzegging van de arbeidsovereenkomst van [eiseres] door VVV Soest niet rechtsgeldig was, omdat deze plaatsvond in het kader van de overgang van onderneming. De vorderingen van [eiseres] zijn grotendeels toegewezen, waaronder de vordering tot betaling van achterstallig salaris en andere emolumenten, en de verplichting voor RBT om een specificatie van het salaris te verstrekken. De proceskosten zijn toegewezen aan [eiseres].

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 4737540 UC EXPL 16-728 MS/1270
Vonnis van 2 november 2016
inzake
[eiseres],
wonende te [woonplaats] ,
verder ook te noemen [eiseres] ,
eisende partij,
gemachtigde: mr. E. Hoekstra,
tegen:
1. de stichting
Stichting Regionaal Bureau voor Toerisme Heuvelrug en Vallei,
gevestigd te Maarn,
verder ook te noemen RBT,
gedaagde partij
gemachtigde: mr. G.A. Stouthart,
2. de stichting
Stichting VVV Soest in liquidatie,
gevestigd te Soest,
verder ook te noemen VVV Soest,
gedaagde partij
gemachtigde: mr. J.P.H. Jacobs.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het verdere verloop van de procedure na het tussenvonnis van 23 maart 2016 blijkt uit:
- de brief van 12 september 2016 met nadere producties van RBT
- de brief van 13 september 2016 met een nadere productie van [eiseres]
- de brief van 13 september 2016 met nadere producties van VVV Soest
- de comparitie van partijen van 22 september 2016, waarvan de griffier aantekeningen heeft gemaakt die aan het dossier zijn toegevoegd.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiseres] is met ingang van 15 september 2002 in dienst getreden van VVV Soest. Zij vervulde laatstelijk de functie van directeur.
2.2.
VVV Soest beschikte over een winkel aan de Steenhoffstraat te Soest. VVV Soest had met de ANWB een franchiseovereenkomst gesloten, op basis waarvan VVV Soest in haar winkel ook ANWB artikelen verkocht.
2.3.
De ANWB heeft haar franchisenemers op 23 januari 2013 een brief gestuurd, waarin zij onder meer het volgende schrijft:
“(…) Op het hoogtepunt van de samenwerking, eind jaren negentig, telde het netwerk van VVV/ANWB-winkels ruim zestig vestigingen. (…) Inmiddels is het aantal VVV/ANWB-winkels gedaald naar 28.
De snelle afname van het aantal VVV/ANWB-winkels heeft een negatieve invloed op de verhouding van kosten en omzet en zet een gezonde samenwerking onder druk.
Het veranderde koopgedrag en informatiebehoefte van de consumenten vraagt daarnaast aanpassing van het Retail beleid van de ANWB. Daarbij kiest de ANWB voor en investeert in de versterking van haar eigen winkels in combinatie met anwb.nl, het contact center en sociale media.
De ANWB is daarom van mening dat het voortzetten van de huidige samenwerking niet toekomstbestendig is. (…)
Wij berichten u hierbij dat ANWB de franchiseovereenkomst per
1 januari 2014niet zal verlengen, zodat de lopende franchiseovereenkomst per
1 januari 2014van rechtswege zal eindigen. (…)”
2.4.
Als gevolg van de opzegging van het franchisecontract door de ANWB heeft er binnen VVV Soest een reorganisatie plaatsgevonden en zijn alle medewerkers, met uitzondering van [eiseres] , ontslagen. Met ingang van 1 januari 2014 is getracht met inzet van vrijwilligers tot een rendabele exploitatie van de winkel en overige VVV-activiteiten te komen.
2.5.
Inmiddels waren er al in 2013 voorbereidingen getroffen voor de oprichting van een nieuwe regionale toeristische organisatie, RBT. Bij dit initiatief waren betrokken de zeven regiogemeenten Renswoud, Rhenen, Soest, Utrechtse Heuvelrug, Veenendaal, Woudenberg en Zeist en de drie VVV’s Soest, Utrechtse Heuvelrug en Vallei. Hiervoor is door Grontmij een Toekomstvisie ‘Naar een Regionaal Bureau voor Toerisme voor Utrechtse Heuvelrug en Vallei’ opgesteld.
2.6.
De voorzitter van de Raad van Toezicht van VVV Soest heeft de gemeente Utrechtse Heuvelrug hierover bij brief van 5 februari 2014 als volgt geïnformeerd.
“In juli 2013 zijn we gestart met het proces om te komen tot een regionaal bureau voor toerisme voor de Utrechtse Heuvelrug en de Vallei. Inmiddels heeft dit geresulteerd in de Toekomstvisie ‘Naar een Regionaal Bureau voor Toerisme voor Utrechtse Heuvelrug en Vallei’.
Wij willen u laten weten dat wij kunnen instemmen met deze Toekomstvisie. Dit betekent dat wij in beginsel de intentie hebben om onze eigen organisatie op te heffen en medewerking willen verlenen aan de totstandkoming van de nieuwe organisatie.
Wij hebben ook de intentie ermee in te stemmen dat de voor onze organisatie begrote gemeentelijke subsidiebudgetten in overleg met en na goedkeuring door de gemeente Soest zo mogelijk over te laten gaan naar de nieuwe organisatie vanaf 2015. (…)”
2.7.
De plannen voor de oprichting van RBT zijn uitgewerkt in een ‘Transitieplan naar nieuw Regionaal Toerisme voor de Utrechtse Heuvelrug en de Gelderse Vallei’ en een ‘Businessplan 2015-2018 Utrechtse Heuvelrug & Gelderse Vallei’. Onderdeel van deze plannen was, dat de drie VVV’s zouden worden opgeheven.
2.8.
VVV Soest heeft de huur van het bedrijfspand waarin haar winkel was gevestigd, per 22 september 2015 opgezegd. De winkel is feitelijk op 23 december 2014 gesloten.
2.9.
De Raad van Toezicht van VVV Soest heeft op 27 november 2014 besloten tot ontbinding van VVV Soest per 1 januari 2015.
2.10.
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Soest heeft VVV Soest bij brief van 28 november 2014 meegedeeld dat het heeft besloten in te stemmen met het Businessplan en om de subsidieverlening tot 1 april 2015 aan VVV Soest te laten lopen. Voorts heeft het college ermee ingestemd om de huidige subsidiebudgetten voor VVV en promotie vanaf 1 april 2015 door te zetten naar de nieuwe toeristische organisatie en dit ook voor 2016 te garanderen. Het college heeft dit bij brief van 9 december 2014 nader uitgewerkt.
2.11.
VVV Soest en [eiseres] hebben getracht om in onderling overleg tot beëindiging van het dienstverband te komen, maar zijn hier niet in geslaagd.
2.12.
VVV Soest heeft vervolgens op 4 december 2014 aan het UWV toestemming gevraagd om het dienstverband met [eiseres] te mogen opzeggen wegens bedrijfseconomische redenen, meer in het bijzonder bedrijfsbeëindiging. [eiseres] heeft in de procedure bij het UWV verweer gevoerd en heeft zich daarbij op het standpunt gesteld dat sprake is van overgang van onderneming.
2.13.
Bij besluit van 15 januari 2015 heeft het UWV de gevraagde toestemming verleend. Het UWV heeft zich daarbij niet uitgesproken over de vraag of sprake is van overgang van onderneming.
2.14.
VVV Soest heeft het dienstverband met [eiseres] op grond van de verkregen toestemming van het UWV bij brief van 19 januari 2015 opgezegd tegen 31 maart 2015.
2.15.
[eiseres] heeft zich tegenover VVV Soest bij brief van 13 februari 2015 op het standpunt gesteld dat sprake is van overgang van onderneming en van een opzegverbod zoals genoemd in artikel 7:670 lid 8 BW. Zij heeft om deze reden een beroep gedaan op de vernietigbaarheid van de opzegging van haar arbeidsovereenkomst.
2.16.
Bij brief van 30 maart 2015 heeft [eiseres] zich tegenover RBT op het standpunt gesteld dat sprake is van overgang van onderneming. Zij heeft RBT meegedeeld dat zij in haar brief van 13 februari 2015 aan VVV Soest een beroep heeft gedaan op de vernietigbaarheid van de opzegging en heeft jegens RBT aanspraak gemaakt op nakoming van de verplichtingen die voortvloeien uit haar arbeidsovereenkomst met VVV Soest. Zij heeft zich beschikbaar gehouden voor het verrichten van werkzaamheden.
2.17.
RBT heeft zich bij brief van 30 april 2015 op het standpunt gesteld dat geen sprake is van overgang van onderneming en dat [eiseres] geen beroep toekomt op de vernietigbaarheid van de opzegging wegens schending van het opzegverbod van artikel 7:670 lid 8 BW.
2.18.
VVV Soest is feitelijk per 1 april 2015 opgeheven. RBT is per 1 januari 2015 gestart met haar werkzaamheden.
2.19.
[eiseres] heeft zich bij brief van 4 juni 2015 tegenover VVV Soest (in liquidatie) op het standpunt gesteld dat de door VVV Soest opgestelde eindafrekening niet correct is omdat hierin een aantal componenten niet is opgenomen. Dit betreffen posten van € 2.904,-- bruto, € 237,60 netto, € 227,70 netto en € 6.322,-- bruto. Zij heeft de vereffenaar van VVV Soest verzocht deze bedragen te reserveren voor een eventuele nabetaling voor het geval zou komen vast te staan dat geen sprake is van overgang van onderneming.
2.20.
VVV Soest heeft bij brief van 17 juni 2015 ten aanzien van één post om een nadere onderbouwing gevraagd. Zij heeft de andere posten afgewezen.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad,
primair:
a. voor recht te verklaren dat de overgang van de bedrijfsactiviteiten van VVV Soest naar RBT met ingang van 1 april 2015 dient te worden beschouwd als overgang van onderneming in de zin van artikel 7:662 e.v. BW en dat daarmee de arbeidsovereenkomst van [eiseres] met VVV Soest, inclusief alle rechten en verplichtingen, is overgegaan van VVV Soest naar RBT;
b. RBT te veroordelen om binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis over te gaan tot wedertewerkstelling van [eiseres] in haar oude functie, zoals laatstelijk uitgeoefend bij VVV Soest, althans om [eiseres] binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis het aanbod te doen haar tewerk te stellen in haar oude functie zoals laatstelijk uitgeoefend bij VVV Soest, zulks op straffe van een dwangsom van € 1.000,-- voor iedere dag dat RBT hiermee in gebreke blijft;
c. RBT te veroordelen om binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis over te gaan tot betaling van het aan [eiseres] toekomende salaris en andere emolumenten vanaf 1 april 2015 uit hoofde van de door RBT overgenomen arbeidsovereenkomst met [eiseres] , te vermeerderen met de wettelijke verhoging en de wettelijke rente vanaf 1 april 2015 tot aan de dag der algehele voldoening;
d. RBT te veroordelen tot gelijktijdige afgifte van een behoorlijke specificatie van het [eiseres] toekomende salaris binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis, zulks op straffe van een dwangsom van € 1.000,-- per dag voor iedere dag dat RBT hiermee in gebreke blijft;
e. RBT te veroordelen tot betaling van de kosten van deze procedure.
Subsidiair:
Indien wordt geoordeeld dat er per 1 april 2015 geen sprake is van overgang van onderneming in de zin van artikel 7:662 e.v. BW en [eiseres] niet is overgegaan naar RBT:
a. VVV Soest te veroordelen om binnen 14 dagen na de betekening van dit vonnis over te gaan tot betaling van [eiseres] van € 2.904,-- bruto, wegens door haar opgebouwde maar niet genoten vakantiedagen, vermeerderd met de verschuldigde vakantietoeslag over dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke verhoging ad 50% alsmede vermeerderd met de wettelijke rente;
b. VVV Soest te veroordelen om binnen 14 dagen na de betekening van dit vonnis over te gaan tot afgifte van een deugdelijke specificatie van het onder a. genoemde bedrag, zulks op straffe van een dwangsom van € 1.000,-- voor iedere dag dat VVV Soest hiermee in gebreke blijft;
c. VVV Soest te veroordelen om binnen 14 dagen na de betekening van dit vonnis over te gaan tot betaling aan [eiseres] van een bedrag ad € 273,60 wegens niet uitbetaalde kilometervergoeding, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 april 2015 tot aan de dag der algehele voldoening;
d. VVV Soest te veroordelen om binnen 14 dagen na de betekening van dit vonnis over te gaan tot betaling aan [eiseres] van een bedrag ad € 6.322,-- bruto, zijnde een vergoeding voor de ontbinding van VVV Soest;
e. VVV Soest te veroordelen om binnen 14 dagen na de betekening van dit vonnis aan [eiseres] te overleggen een financiële verantwoording over de periode 23 december 2014 tot en met heden, bestaande uit:
a. Jaarrekening 2014
b. Kopie financiële afwikkeling van lopende verplichtingen in bovengenoemde periode
c. Kopie nieuw aangegane verplichtingen in bovengenoemde periode
d. Kopie bankafschriften over bovengenoemde periode,
zulks op straffe van een dwangsom van € 1.000,-- per dag voor iedere dag dat VVV Soest hiermee in gebreke blijft;
f. VVV Soest te veroordelen in de kosten van deze procedure.
3.2.
RBT en VVV Soest hebben gemotiveerd verweer gevoerd op de inhoud waarvan hierna - voor zover van belang - zal worden ingegaan.

4.De beoordeling

De primaire vorderingen van [eiseres] tegen RBT
4.1.
[eiseres] stelt ter onderbouwing van haar primaire vorderingen dat er op grond van artikel 7:662 BW per 1 april 2015 sprake is geweest van een overgang van onderneming en dat haar arbeidsovereenkomst met VVV Soest per die datum op grond van artikel 7:663 BW van rechtswege is overgegaan naar RBT.
4.2.
Ingevolge artikel 7:662 lid 2 sub a BW wordt onder ‘overgang’ verstaan: de overgang, ten gevolge van een overeenkomst, een fusie of een splitsing, van een economische eenheid die
haar identiteitbehoudt. Het begrip overgang van onderneming heeft een ruime strekking in het licht van de sociale doelstellingen van de richtlijn die aan deze bepaling ten grondslag ligt, te weten: om ook bij verandering van ondernemer de continuïteit te waarborgen van de in het kader van een bedrijf bestaande arbeidsverhoudingen. Ook het begrip economische eenheid moet ruim worden opgevat.
Behoud van identiteit
4.3.
Het geschil tussen partijen spitst zich toe op de vraag of sprake is van behoud van identiteit.
4.4.
[eiseres] stelt zich op het standpunt dat sprake is van behoud van identiteit en voert daartoe aan, dat de aard van de onderneming arbeidsintensief is en dat dit na de overgang ook zo blijft. Uit het Transitieplan blijkt dat het ‘personeel’, in casu de vrijwilligers, door RBT worden overgenomen en dat ‘de waardevolle kennis van medewerkers en bestuurders uit de drie VVV’s worden geborgd’. Haar laatstvervulde functie van directeur blijft in de nieuwe organisatie van RBT ook bestaan.
De activiteiten van RBT ten opzichte van de activiteiten van VVV Soest zijn onveranderd gebleven: informatievoorziening, gastheerschap en promotie van de gemeente (de regio) zijn en blijven de kernactiviteiten. In het Transitieplan staat dat ‘de bezoeker voor wat betreft de informatievoorziening weinig zal merken van de overgang naar RBT’. Naast het feit dat hieruit blijkt dat de activiteiten onveranderd blijven, geven de opstellers van het Transitieplan hier zelf reeds aan dat sprake is van een overgang naar RBT.
De klantenkring van VVV Soest is door RBT geheel overgenomen en dit betekent in de praktijk dat donateurs één op één zijn overgegaan naar RBT. In het Transitieplan wordt vermeld dat de succesfactoren onder meer zijn: ‘het meenemen van toeristisch- en recreatief bedrijfsleven en bestaande donaties overzetten in donateurs/partnerpakketten’ en dat de bestaande donateurs/partnerpakketten bij de drie VVV’s worden overgedragen aan RBT. Daarnaast worden de bezoekers aan de websites www.vvvsoest.nl en www.vvv-soest.nl nu doorgeleid naar de website van RBT.
In het Transitieplan staat ook dat de ‘essentiële bedrijfsgegevens (waaronder relatielijsten, gegevens van leden/donateurs, databestanden, kennis van het huidige personeel en bestuursleden)’ zijn overgedragen aan RBT. Dat men spreekt over ‘essentiële bedrijfsgegevens’ is een bevestiging van het feit dat sprake is van overgang van onderneming. Ook is de VVV-licentie voor dit gebied alsmede de domeinnamen (www.vvvsoest.nl en www.vvv-soest.nl) overgedragen aan RBT.
Uit de beschikking van het college van B&W van de gemeente Soest van 28 november 2014 en de brief van 5 december 2014 blijkt dat het gemeentelijk subsidiebudget één op één overgaat naar RBT. Voorts wordt het eventueel resterend eigen vermogen overgenomen door RBT. Tot slot is sprake van een vloeiende overgang van VVV Soest en RBT, nu VVV Soest met ingang van 1 april 2015 is opgehouden te bestaan en RBT per 1 april 2015 is gestart met haar werkzaamheden, een en ander aldus [eiseres] .
4.5.
RBT betwist dat sprake is van behoud van identiteit. RBT licht in dit verband toe dat de gemeenten en de VVV’s zich in een situatie bevonden waarin de gastvrijheidseconomie onvoldoende gestimuleerd werd, de informatievoorziening onvoldoende aansloot op de behoefte van de (potentiële) gasten en de promotionele kracht teveel werd afgezwakt door een té lokale benadering, een gebrek aan de juiste marketingexpertise en onvoldoende financieringsmogelijkheden. De VVV’s hadden toenemend moeite om binnen hun begroting te blijven, de gemeenten werden geconfronteerd met bezuinigingen en de gastvrijheidseconomie liep terug. RBT is het resultaat van een onderzoek naar de behoefte aan een toeristische marketingorganisatie die in staat is om:
- de toeristische en recreatieve mogelijkheden van de regio optimaal te benutten;
- het werkgebied van de gemeenten Renswoude, Rhenen, Soest, Utrechtse Heuvelrug, Veenendaal, Woudenberg en Zeist te bestrijken;
- de informatievoorziening, marketing en promotie optimaal af te stemmen op de veranderde behoefte van de (potentiële) gast;
- in nauwe samenwerking in de vorm van coproducties met het recreatief bedrijfsleven een positieve bijdrage te leveren aan de vrijetijdseconomie.
Het werd gedurende dat onderzoek duidelijk dat een dergelijke ontwikkeling alleen mogelijk was vanuit een volstrekt nieuwe organisatiestructuur, een moderne gedifferentieerde marketingstrategie met geïntegreerde promotieprogramma’s en samenwerkingsverbanden en aangepaste kosten- en financieringsmodellen. Hiertoe is RBT opgericht.
4.6.
Volgens RBT verricht zij andere activiteiten dan VVV Soest destijds deed. RBT heeft in tegenstelling tot VVV Soest bijvoorbeeld geen winkel. Zij doet de fysieke informatievoorziening via VVV infodisplays op plekken waar veel bewoners en bezoekers komen, zoals in Soest bij Grand Café De Lindenhof, en via VVV Informatiepunten waarvan er ook één in Soest is gelegen. Volgens RBT was VVV Soest voor 95% een winkel en is het nu veel meer een merk geworden. VVV Soest organiseerde zelf activiteiten, terwijl RBT uitsluitend marketingtaken heeft en de organisatie van toeristische activiteiten overlaat aan professionele en vrijwilligersorganisaties die zich richten op organisatie van evenementen. VVV Soest gaf input aan promotionele projecten van anderen en leverde als ‘onderaannemer’ incidenteel informatie ten behoeve van andere partijen aan, terwijl RBT actief is als campagneleider/‘hoofdaannemer’. RBT behartigt geen toeristische belangen, maar is een uitvoeringsorganisatie voor toeristische marketingprojecten. Expertise op het gebied van marketing ontbrak bij VVV Soest.
RBT stelt dat er uiteindelijk slechts één vrijwilliger van VVV Soest is overgegaan naar RBT en dat klanten van VVV Soest (in feite begunstigers/donateurs) niet één op één zijn overgegaan naar RBT, maar een voorstel hebben ontvangen om zich aan te sluiten bij het Toeristisch Platform Soest (Uit in Soest), waarbij RBT alleen een faciliterende rol speelt op de achtergrond.
4.7.
De kantonrechter overweegt dat de vraag of sprake is van identiteitsbehoud, moet worden beoordeeld aan de hand van de feitelijke omstandigheden van het geval. Van belang zijn onder meer:
- de aard van de onderneming of vestiging;
- de vraag of de materiële activa, zoals gebouwen en roerende zaken, worden overgedragen;
- de waarde van de immateriële activa op het tijdstip van de overdracht;
- de vraag of (vrijwel) al het personeel door de nieuwe onderneming wordt overgenomen;
- de vraag of de klantenkring wordt overgedragen;
- de mate waarin de voor en na de overdracht verrichte activiteiten met elkaar overeenkomen, en
- de duur van een eventuele onderbreking van die activiteiten.
Al deze omstandigheden zijn slechts deelaspecten en mogen daarom niet afzonderlijk, maar moeten in onderling verband, worden beoordeeld (HvJ EU 18 maart 1986, ECLI:NL:XX:1986:AC8669, (Spijkers)). Ook andere omstandigheden, zoals uitingen in de pers en op websites, moeten zo nodig in de beoordeling worden betrokken (HR 4 april 2014, JAR 2014, 124; ECLI:NL:HR:2014:830)
4.8.
Voor wat betreft de aard van de onderneming en de mate waarin de vóór en na de overgang verrichte activiteiten met elkaar overeenkomen, wordt overwogen dat VVV Soest blijkens haar statuten tot doel heeft: het bevorderen van toerisme en recreatie in en naar de gemeente Soest en haar directe omgeving, het geven van voorlichting over toeristische aangelegenheden in de rest van Nederland, alsmede het verlenen van diensten in het algemeen. RBT heeft blijkens haar statuten ten doel het bevorderen van een zo goed mogelijk gebruik van de toeristische en recreatieve mogelijkheden in haar werkgebied, het geven van voorlichting en de marketing-promotie omtrent toeristische en recreatieve mogelijkheden, teneinde een positieve bijdrage te leveren aan de ontwikkeling van de vrijetijdseconomie in haar werkgebied.
4.9.
VVV Soest tracht blijkens haar statuten haar doel te bereiken door:
1. het voorlichten en begeleiden van toeristen en inwoners;
2. het (weder)verkopen van artikelen en/of (verzekerings)producten en het verzorgen van reserveringen met betrekking tot toeristische diensten en goederen;
3. het (doen) uitvoeren van promotie-activiteiten, reclame en andere verkoopbevorderende activiteiten ten behoeve van toeristisch/recreatief Soest en Soesterberg;
4. het adviseren met betrekking tot verbetering van het toeristisch/recreatief product in samenwerking met het bedrijfsleven, overheid en andere organisaties;
5. alle andere wettige middelen, die tot het bereiken van het doel bevorderlijk kunnen zijn of daarmee in de ruimste zin verband houden.
4.10.
RBT tracht blijkens haar statuten haar doel te bereiken door:
a. het verstrekken van inlichtingen en het begeleiden van recreanten en inwoners;
b. het verkopen van artikelen en het verzorgen van reserveringen met betrekking tot toeristische diensten en goederen;
c. het uitvoeren van promotieactiviteiten, reclame en andere verkoopbevorderende activiteiten;
d. het geven van adviezen aan, het samenwerken met en het verbinden van overheid, bedrijfsleven en andere organisaties;
e. het faciliteren van agentschappen, winkels en andere vormen van frontoffice activiteiten;
f. projectontwikkeling;
g. het verrichten van al het overige dat tot verwezenlijking van het doel van de stichting kan leiden.
4.11.
De kantonrechter leidt uit de statuten van VVV Soest en RBT af dat zij vrijwel dezelfde doelstelling hebben, namelijk - kort gezegd - het bevorderen van toerisme en recreatie binnen hun werkgebied, zij het dat RBT zich daarbij ook bezig wil houden met marketing-promotie. Zij proberen deze doelstelling blijkens hun statuten ook op min of meer dezelfde wijze te bereiken.
4.12.
RBT heeft betoogd dat haar werkwijze om haar doelstelling te realiseren feitelijk totaal anders is dan de werkwijze van VVV Soest, omdat zij bijvoorbeeld geen fysieke winkelfunctie meer heeft zoals VVV Soest voorheen had en niet zelf activiteiten organiseert maar uitsluitend marketingtaken heeft. Dit is naar het oordeel van de kantonrechter echter onvoldoende om reeds daarom aan te nemen dat de identiteit van VVV Soest niet behouden is. Voor het vaststellen van de identiteit kan niet voorbij worden gegaan aan het doel waarvoor de organisatie is opgericht en welke taak zij daarmee vervult.
4.13.
Daartoe wordt overwogen dat het sluiten van de VVV winkel in Soest en de omstandigheid dat RBT zelf geen winkel meer exploiteert, past in een grotere maatschappelijke tendens, waarbij door de toenemende digitalisering steeds minder behoefte bestaat aan fysieke locaties van winkels of dienstverlenende instellingen en steeds meer op afstand met behulp van de computer bestellingen worden gedaan en informatie wordt ingewonnen. Een economische eenheid krijgt niet een andere identiteit doordat zij meegaat met de tijd. Dat maakt dat niet alleen gekeken moet worden naar de wijze waarop de organisatie haar taken verricht, maar dat evenzo belangrijk is welke taken worden verricht. Voor zowel VVV Soest als RBT betreft dit het bevorderen van toerisme en recreatie in het eigen werkgebied.
4.14.
Dat deze tendens ook bij de initiatiefnemers van RBT is onderkend, blijkt bijvoorbeeld uit het Businessplan, waarin op pagina 2 het volgende wordt overwogen:
“(…) Door de steeds verdergaande digitalisering zijn de wensen van consumenten veranderd. De consument heeft een enorme ‘informatiehonger’ en is gewend dat informatie 24 uur per dag via smartphones, tablets en computers binnen handbereik is. Dit maakt dat de informatiefunctie van de VVV-winkel moet veranderen. Op veel plekken is deze al vervangen door informatiepunten bij horeca, in bibliotheken, winkels of dorpshuizen of door digitale zuilen.
De ontwikkelingen in de digitale wereld gaan snel. Via internet en social media voegt de consument zelf tegenwoordig ook informatie toe. Informatievoorziening wordt gekoppeld aan de plek waar de consument is. Om goed invulling te geven aan de taken gastheerschap en informatievoorziening heeft de VVV professionele kennis en ervaring nodig op dit gebied. Deze kennis en ervaring zijn veelal niet op lokaal niveau voor handen. (…)”
4.15.
De kantonrechter leest hierin wel de noodzaak om de werkwijze aan te passen, maar niet dat afscheid is genomen van de taken van VVV Soest, hier aangeduid als gastheerschap en informatievoorziening. Uit de hierboven aangehaalde passage uit het Businessplan volgt ook dat de door RBT voorgestane moderne manier van werken niet exclusief voor haar is, maar een meer toegepaste werkwijze voor de adequate uitvoering van haar taak, die bovendien in de oude organisatie(s) al in opkomst was.
4.16.
Een andere tendens is die van een zich terugtrekkende overheid, waardoor organisaties genoodzaakt worden zich minder afhankelijk op te stellen van overheidssubsidies en zelf actief op zoek te gaan naar manieren waarop in samenwerking met derde partijen inkomsten kunnen worden verworven. De omstandigheid dat RBT (deels) andere activiteiten ontplooit dan VVV Soest om haar doelstelling te bereiken, is hiervan een logisch gevolg. Dit kan in zeker opzicht vergeleken worden met een organisatie die ingrijpend reorganiseert om door een verandering van werkwijze en structuur ook in de toekomst te kunnen blijven bestaan. Ook in een dergelijk geval blijft, ondanks de doorgevoerde veranderingen, de identiteit van de organisatie behouden, althans, de gedachte dat de identiteit hierdoor wezenlijk anders wordt moet worden verworpen. Ook schaalvergroting is een veel gebruikt middel om de toekomst het hoofd te bieden. De omstandigheid dat RBT een groter werkgebied heeft dan VVV Soest, hoeft daarom niet te betekenen dat er geen sprake zou zijn van behoud van identiteit. Van belang is wel dat RBT in Soest actief is gebleven en de relaties zoveel als mogelijk zijn gecontinueerd. Op dit punt kan niet voorbijgegaan worden aan hetgeen in het Transitieplan over zichtbaarheid en dienstverlening is opgenomen. Uitgangspunt is dat bezoekers vaak weinig zullen merken van de overgang naar RBT en dat soms op nieuwe plekken herkenbare VVV informatiepunten worden opgericht. Informatievoorziening en lokale aanwezigheid, onderdeel van de identiteit van VVV Soest, zijn hiermee ook in de nieuwe organisatie RBT geborgd.
4.17.
Resumerend vormt het feit dat VVV Soest en RBT blijkens hun statuten dezelfde doelstelling hebben en deze doelstelling onder andere door informatievoorziening en lokale aanwezigheid trachten te bereiken, naar het oordeel van de kantonrechter een belangrijke aanwijzing dat sprake is van behoud van identiteit. De omstandigheid dat RBT ter verwezenlijking van haar doelstelling in de praktijk deels andere activiteiten ontplooit dan VVV Soest en in een groter werkgebied opereert, is inherent aan de hierboven besproken maatschappelijke ontwikkelingen en kan in dit geval niet tot de conclusie leiden dat de identiteit van de onderneming hierdoor verloren is gegaan.
4.18.
Andere aanwijzingen voor behoud van identiteit zijn gelegen in het feit dat RBT blijkens het Transitieplan in ieder geval voornemens was de vrijwilligers en de donateurs van de drie VVV’s mee te nemen en dat de partijen die betrokken waren bij de oprichting van RBT hebben afgesproken om essentiële bedrijfsgegevens (waaronder relatielijsten, gegevens van leden/donateurs, databestanden, kennis van huidig personeel en bestuursleden) overdraagbaar te maken. RBT heeft niet betwist dat de VVV-licentie voor het werkgebied van VVV Soest en de domeinnamen www.vvvsoest.nl en www.vvv-soest.nl zijn overgedragen aan RBT en dat de bezoekers van deze websites nu worden doorgeleid naar de website van RBT. Voorts blijkt uit de brieven van de gemeente Soest van 28 november 2014 en 9 december 2014 dat zij de subsidie voor 2015 tot 1 april 2015 aan VVV Soest verleent en het restantbedrag na 1 april 2015 aan RBT toekent. Ook voor 2016 heeft zij het doorzetten van de huidige subsidiebudgetten voor VVV en promotie naar RBT gegarandeerd. RBT heeft voorts de stelling van [eiseres] dat was afgesproken dat het eventueel resterend eigen vermogen van VVV Soest zou worden overgenomen door RBT, niet betwist. Ten slotte is van belang dat VVV Soest met ingang van 1 april 2015 is opgehouden te bestaan en RBT per dezelfde datum is gestart met haar werkzaamheden. Er is dus sprake van een vloeiende overgang.
4.19.
De kantonrechter is gelet op al deze omstandigheden van oordeel dat sprake is van behoud van identiteit. Immers, zonder onderbreking worden vergelijkbare activiteiten voortgezet, in ieder geval ter uitvoering van een nagenoeg identieke doelstelling. Die voortzetting is mogelijk geweest door de functionele band van de verschillende elkaar aanvullende factoren te behouden. Subsidie, essentiële bedrijfsgegevens, relaties, domeinnamen en merk, stellen RBT in staat om toerisme en recreatie te bevorderen, zoals VVV Soest dit op haar wijze tot 1 april 2015 heeft gedaan. Dat zij voor de verwezenlijking van haar doel andere keuzes maakt is onvoldoende om aan te nemen dat de identiteit is verdwenen.
Krachtens overeenkomst
4.20.
RBT betwist verder dat sprake is van een overgang van onderneming ‘krachtens overeenkomst’. RBT stelt in dit verband dat RBT en VVV Soest geen overeenkomsten hebben gesloten en dat er tussen hen geen contractuele betrekkingen bestaan. De kantonrechter merkt hierover op dat het begrip ‘overeenkomst’ door het Hof van Justitie van de Europese Unie ruim wordt uitgelegd. Nu in dit geval sprake is van samenhangende besluitvorming met betrekking tot de ontbinding van VVV Soest en de oprichting van RBT en hiertoe - onder meer in het Transitieplan en het Businessplan - gedetailleerde afspraken zijn gemaakt, is naar het oordeel van de kantonrechter aan dit vereiste voldaan.
4.21.
Nu niet in geschil is dat VVV Soest kan worden aangemerkt als een economische eenheid, is naar het oordeel van de kantonrechter voldaan aan de vereisten voor een overgang van onderneming als bedoeld in artikel 7:622 BW.
Vernietigbaarheid opzegging
4.22.
RBT heeft gesteld dat VVV Soest met gebruikmaking van de door het UWV verleende ontslagvergunning de arbeidsovereenkomst van [eiseres] rechtsgeldig heeft opgezegd, waardoor deze op 31 maart 2015 is geëindigd. Als er al sprake zou zijn van overgang van onderneming, dan is de door VVV Soest opgezegde arbeidsovereenkomst van [eiseres] mee overgegaan op RBT. Dit heeft volgens RBT tot gevolg dat de arbeidsovereenkomst reeds is geëindigd per 1 april 2015, ongeacht de vraag of RBT op het moment van eindiging als werkgever heeft te gelden.
4.23.
De kantonrechter merkt hierover het volgende op. In artikel 7:670 lid 8 BW is bepaald dat de werkgever de arbeidsovereenkomst niet mag opzeggen vanwege overgang van onderneming. In deze procedure is vastgesteld dat sprake is van overgang van onderneming. Naar het oordeel van de kantonrechter kan ook worden vastgesteld dat het ontslag van [eiseres] wegens de overgang van onderneming heeft plaatsgevonden. Op grond van de overgelegde stukken, waaronder het Transitieplan en het Businessplan, is voldoende komen vast te staan dat de opheffing van VVV Soest niet op zichzelf stond, maar nauw verband hield met de oprichting van RBT. Gelet hierop heeft [eiseres] met haar brief van 13 februari 2015 terecht een beroep gedaan op de vernietigbaarheid van de opzegging van haar arbeidsovereenkomst wegens schending van genoemd opzegverbod. De sub a gevorderde verklaring voor recht dat de overgang van de bedrijfsactiviteiten van VVV Soest naar RBT met ingang van 1 april 2015 dient te worden beschouwd als overgang van onderneming in de zin van artikel 7:662 e.v. BW en dat daarmee de arbeidsovereenkomst van [eiseres] met VVV Soest, inclusief alle rechten en verplichtingen, is overgegaan van VVV Soest naar RBT, kan daarom worden toegewezen.
4.24.
Met betrekking tot de vordering sub b om RBT te veroordelen om binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis over te gaan tot wedertewerkstelling van [eiseres] in haar oude functie, zoals laatstelijk uitgeoefend bij VVV Soest, althans om [eiseres] binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis het aanbod te doen haar tewerk te stellen in haar oude functie zoals laatstelijk uitgeoefend bij VVV Soest, overweegt de kantonrechter dat de organisatiestructuur van RBT slechts één directeursfunctie voor het gehele werkgebied kent. Deze functie wordt reeds door een ander vervuld. De organisatiestructuur kent daarnaast geen directeursfunctie voor een kleiner werkgebied zoals [eiseres] deze tot haar ontslag vervulde. Onder deze omstandigheden rust er naar het oordeel van de kantonrechter op grond van de eisen van goed werkgever geen verplichting om [eiseres] in haar oude functie tewerk te stellen. De hiertoe strekkende vordering zal daarom worden afgewezen.
4.25.
De sub c gevorderde betaling van het salaris en overige emolumenten van [eiseres] per 1 april 2015 komt voor toewijzing in aanmerking. De gevorderde wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW wordt (bij wege van matiging) gesteld op een percentage van maximaal 20% van het achterstallige loon, nu dit percentage de kantonrechter op grond van de omstandigheden van het geval billijk voorkomt. De kantonrechter leest de vordering tot betaling van wettelijke rente aldus, dat per 1 april 2015 wettelijke rente over het achterstallige loon wordt gevorderd. Deze vordering komt eveneens voor toewijzing in aanmerking.
4.26.
De sub d gevorderde afgifte van een behoorlijke specificatie van het aan [eiseres] toekomende salaris binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis, waartegen RBT geen specifiek verweer heeft gevoerd, zal eveneens worden toegewezen. De gevorderde dwangsom zal worden toegewezen tot een bedrag van € 100,-- per dag voor iedere dag dat RBT hiermee in gebreke blijft tot een maximum van € 3.000,--.
4.27.
RBT zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiseres] worden begroot op:
- dagvaarding € 94,08
- griffierecht € 223,--
- salaris gemachtigde €
1.200,--(2 punten x tarief € 600,--)
Totaal € 1.517,08
De subsidiaire vorderingen van [eiseres] tegen VVV Soest
4.28.
[eiseres] heeft haar subsidiaire vorderingen tegen VVV Soest ingesteld voor het geval wordt geoordeeld dat er per 1 april 2015 geen sprake is van overgang van onderneming en dat zij niet is overgegaan naar RBT. Nu bij de beoordeling van de primaire vorderingen tegen RBT is geoordeeld dat per 1 april 2015 sprake is van overgang van onderneming, behoeven de subsidiaire vorderingen geen bespreking meer.
4.29.
Nu noch [eiseres] noch VVV Soest als de in het ongelijk gestelde partij is te beschouwen, zullen de proceskosten tussen deze partijen worden gecompenseerd, in die zin dat elke partij de eigen proceskosten draagt.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
verklaart voor recht dat de overgang van de bedrijfsactiviteiten van VVV Soest naar RBT met ingang van 1 april 2015 dient te worden beschouwd als overgang van onderneming in de zin van artikel 7:662 e.v. BW en dat daarmee de arbeidsovereenkomst van [eiseres] met VVV Soest, inclusief alle rechten en verplichtingen, is overgegaan van VVV Soest naar RBT;
5.2.
veroordeelt RBT om binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis over te gaan tot betaling van het aan [eiseres] toekomende salaris en andere emolumenten vanaf 1 april 2015 uit hoofde van de door RBT overgenomen arbeidsovereenkomst met [eiseres] , te vermeerderen met de wettelijke verhoging tot een maximum van 20% en de wettelijke rente over het achterstallige loon vanaf 1 april 2015 vanaf de verschuldigdheid tot aan de dag der algehele voldoening;
5.3.
veroordeelt RBT tot gelijktijdige afgifte van een behoorlijke specificatie van het aan [eiseres] toekomende salaris binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis, zulks op straffe van een dwangsom van € 100,-- per dag voor iedere dag dat RBT hiermee in gebreke blijft, tot een maximum van € 3.000,-- is bereikt;
5.4.
veroordeelt RBT tot betaling van de proceskosten aan de zijde van [eiseres] , tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 1.517,08 aan salaris gemachtigde;
5.5.
compenseert de proceskosten tussen [eiseres] en VVV Soest in die zin dat ieder der partijen de eigen proceskosten draagt;
5.6.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.O. Zuurmond, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 2 november 2016.