ECLI:NL:RBMNE:2016:5646

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
2 november 2016
Publicatiedatum
24 oktober 2016
Zaaknummer
5325348
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding huurovereenkomst en ontruiming op basis van wanprestatie door bewindvoerder

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 2 november 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen de vereniging Wonen Wijdemeren en de bewindvoerder van [A] c.s. Wijdemeren vorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning vanwege een huurachterstand. De huurovereenkomst was gesloten met [A] c.s., die onder bewind stonden. De bewindvoerder, [naam], erkende de huurachterstand maar voerde aan dat er bijzondere omstandigheden waren die de ontbinding en ontruiming onterecht zouden maken. De rechtbank oordeelde dat de bijzondere omstandigheden geen grond vormden om van de gevorderde ontbinding af te zien. De huurachterstand was aanzienlijk en er was sprake van herhaalde wanprestatie. De rechtbank ontbond de huurovereenkomst en veroordeelde de bewindvoerder tot ontruiming van de woning binnen 14 dagen. Daarnaast werd de bewindvoerder veroordeeld tot betaling van de huurachterstand, wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. De proceskosten werden eveneens toegewezen aan Wijdemeren.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Almere
Vonnis van 2 november 2016
in de zaak met zaaknummer / rolnummer 5325348 / MC EXPL 16-9396 van
de vereniging
WONEN WIJDEMEREN,
gevestigd te Loosdrecht,
eiseres,
gemachtigde G.J. Timmermans,
tegen
[bewindvoerder]handelend onder de naam
[naam]in hoedanigheid van bewindvoerder van
[A]en
[B],
kantoorhoudende te [vestigingsplaats] ,
gedaagde.
Partijen zullen hierna worden aangeduid als Wijdemeren, [naam] en
[A] c.s. (in mannelijk enkelvoud).

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt – voor zover hier van belang – uit:
- het tussenvonnis van 5 oktober 2016;
- de akte van 11 oktober 2016 van Wijdemeren;
- de akte van 12 oktober 2016 van [naam] ;
- de akte van 19 oktober 2016 van Wijdemeren.
1.2.
De comparitie is gehouden op 20 oktober 2016. Van hetgeen tijdens de comparitie aan de orde is gekomen is aantekening gehouden.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[A] c.s. huurt van Wijdemeren de woning gelegen aan het adres [adres] te [woonplaats] tegen een huurprijs van laatstelijk € 469,59 per maand, bij vooruitbetaling te voldoen. In (het petitum van) de dagvaarding en in de akte van [naam] is abusievelijk uitgegaan van een huurprijs van € 569,59.
2.2.
Bij beschikking van 18 augustus 2015 is het vermogen van [A] c.s. onder bewind gesteld bij [bureau voor beschermingsbewind] .
2.3.
Vanaf november 2015 is er een achterstand ontstaan in de betaling van de huurpenningen.
2.4.
Bij beschikking van 23 augustus 2016 is [bureau voor beschermingsbewind] als bewindvoerder ontslagen en is [naam] als opvolgende bewindvoerder benoemd met ingang van 24 augustus 2016.

3.Het geschil

3.1.
Wijdemeren vordert – kort gezegd – ontbinding van de huurovereenkomst tussen partijen en ontruiming van het gehuurde, alsmede betaling van de huurachterstand met nevenvorderingen. Aan deze vordering legt Wijdemeren ten grondslag dat [naam] zijn betalingsverplichting voortvloeiend uit de huurovereenkomst met [A] c.s. niet is nagekomen en dat er sprake is van herhaalde wanprestatie.
3.2.
[naam] erkent de betalingsachterstand maar is het niet eens met de gevorderde ontbinding en ontruiming. [naam] voert aan dat er sprake is van bijzondere omstandigheden in deze zaak en verzoekt de kantonrechter daarom de gevorderde ontbinding en ontruiming af te wijzen.

4.De beoordeling

Formele procespartij

4.1.
In de onderhavige procedure is niet de gedagvaarde partij [A] c.s. , maar [naam] aangemerkt als gedaagde. Hiertoe wordt het volgende overwogen.
4.2.
[A] c.s. is onder bewind gesteld. Over de gevolgen van onderbewindstelling heeft de Hoge Raad op 7 maart 2014 (ECLI:NL:HR:2014:525) uitspraak gedaan. Aan die uitspraak is het volgende ontleend.
4.2.1.
Tijdens het bewind komen het beheer en de beschikking over de onder bewind staande goederen niet toe aan de rechthebbende, maar aan de bewindvoerder, met inachtneming van de in de wet vermelde voorwaarden (art. 1:438 leden 1 en 2 Burgerlijk Wetboek (BW)). De bewindvoerder vertegenwoordigt de rechthebbende tijdens het bewind bij de vervulling van zijn taak in en buiten rechte (art. 1:441 lid 1 BW). Hiermee strookt dat de bewindvoerder in een eventueel geding over een onder bewind gesteld goed optreedt als formele procespartij ten behoeve van de rechthebbende.
4.2.2.
Een vordering van een verhuurder tot ontbinding van een door de rechthebbende voor de instelling van het bewind gesloten huurovereenkomst, en tot ontruiming van het gehuurde, dient te worden ingesteld tegen de bewindvoerder, indien de uit de huurovereenkomst voortvloeiende rechten in het onder bewind gestelde vermogen vallen. Weliswaar brengt het bewind niet mee dat de bewindvoerder partij wordt bij de huurovereenkomst, maar de daaruit voortvloeiende rechten van de rechthebbende zijn aan te merken als goederen in de zin van art. 1:431 lid 1 BW. De bewindvoerder treedt daarom ten behoeve van de rechthebbende op als formele procespartij in een procedure betreffende een door de verhuurder gevorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde.
4.3.
Nu [naam] in rechte is verschenen in een procedure waarin [A] c.s. zelf is gedagvaard, heeft [naam] voor het vervolg van de procedure te gelden als formele procespartij.
Gevorderde ontbinding en ontruiming
4.4.
Ingevolge artikel 6:265 BW geeft iedere tekortkoming van een partij in de nakoming van een van haar verbintenissen aan de wederpartij de bevoegdheid om de overeenkomst geheel of gedeeltelijk te ontbinden, tenzij de tekortkoming, gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis, deze ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt, maar ontstaat de bevoegdheid tot ontbinding pas, wanneer de schuldenaar in verzuim is, tenzij nakoming blijvend of tijdelijk onmogelijk is.
4.5.
[naam] heeft een beroep gedaan op de bijzondere aard van de tekortkoming als bedoeld in artikel 6:265, tweede lid, van het BW. Daartoe is aangevoerd dat de huurschuld tijdens beschermingsbewind is ontstaan in de periode dat zijn voorganger bewindvoerder was. Volgens de opvolgende bewindvoerder heeft die voorganger onvoldoende doortastend opgetreden door er niet voor te zorgen dat het inkomen van [A] c.s. door de bewindvoerder werd ontvangen en beheerd, en daaruit de huur te betalen. Ontbinding en ontruiming zou de inspanningen van de huidige bewindvoerder om een oplossing voor de vele problemen te vinden, ernstig bemoeilijken.
4.6.
Deze bijzondere omstandigheden geven geen grond af te zien van de ontbinding van de huurovereenkomst. Voor zover de vorige bewindvoerder onvoldoende toezicht heeft gehouden op het inkomen van [A] c.s. en onvoldoende doortastend heeft opgetreden en/of (andere) fouten heeft gemaakt, en voor zover [A] c.s. tijdens het beschermingsbewind zijn inkomen niet heeft gebruikt om de huur te betalen maar voor andere uitgaven, zijn dat immers omstandigheden die voor rekening en risico komen en behoren te blijven van [A] c.s. . Daar komt bij dat de Faillissementswet (artikel 287b samen met artikel 305, tweede lid) de mogelijkheid kent om, nadat een verzoek is ingediend om toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling, de rechtbank te verzoeken een voorlopige voorziening te treffen waardoor de tenuitvoerlegging van het vonnis tot ontruiming voor de duur van maximaal zes maanden wordt opgeschort, mits de lopende huurtermijnen tijdig worden voldaan.
4.7.
De omvang van de huurachterstand (4 maanden) is zodanig dat de vordering tot ontbinding en ontruiming toewijsbaar is. Bovendien is [A] c.s. (twee keer) eerder in rechte betrokken geweest wegens een huurachterstand, zodat er sprake is van een herhaalde wanprestatie. De termijn voor ontruiming zal op 14 dagen worden gesteld.
Betaling huurachterstand en nevenvorderingen
4.8.
Aangezien [naam] de verschuldigdheid van de door Wijdemeren bij specificatie van 11 oktober 2016 gestelde huurachterstand, namelijk € 1.858,38 berekend tot en met de maand oktober 2016, erkent, staat deze achterstand vast en zal deze ook worden toegewezen.
4.9.
De gevorderde wettelijke rente ad € 62,49 zal, als onweersproken, worden toegewezen zoals hierna vermeld.
4.10.
Wijdemeren heeft een bedrag van € 221,29 inclusief BTW aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. De kantonrechter stelt vast dat het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is. Wijdemeren heeft aan [A] c.s. aanmaningen gestuurd die voldoen aan de eisen van artikel 6:96 lid 6 BW. Het gevorderde bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten komt overeen met het in het Besluit bepaalde tarief en zal worden toegewezen.
4.11.
De kantonrechter begrijpt de vordering aldus dat betaling van de achterstallige huurpenningen wordt gevorderd tot de datum van de ontbinding en daarnaast betaling van een vergoeding gelijk aan de huurprijs over de periode gelegen tussen de datum van de ontbinding en de ontruiming. Nu op dit punt geen verweer is gevoerd, zal de vordering als zodanig worden toegewezen.
4.12.
Als de in het ongelijk gestelde partij zal [A] c.s. in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Wijdemeren worden begroot op:
- dagvaarding € 97,95
- griffierecht € 471,00
- salaris gemachtigde €
300,00(2 punten x tarief € 150,00)
Totaal € 868,95

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
ontbindt de tussen Wijdemeren en [A] c.s. bestaande huurovereenkomst met betrekking tot de onroerende zaak gelegen aan het adres [adres] te [woonplaats] met ingang van heden;
5.2.
veroordeelt [naam] in hoedanigheid van bewindvoerder over de onder bewind gestelde goederen van [A] c.s. om deze onroerende zaak met al wie en al wat zich daarin vanwege [A] c.s. bevindt binnen 14 dagen na de betekening van dit vonnis te ontruimen en te verlaten en met afgifte van de sleutels geheel ter vrije beschikking van Wijdemeren te stellen;
5.3.
veroordeelt [naam] in hoedanigheid van bewindvoerder over de onder bewind gestelde goederen van [A] c.s. om tegen bewijs van kwijting te betalen aan Wijdemeren:
1. € 1.858,38 aan opeisbaar geworden en onbetaald gelaten huurtermijnen berekend tot en met de maand oktober 2016, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 1.858,38 vanaf 18 augustus 2016 en voorts over iedere vervallen en onbetaald gelaten termijn van de vervaldatum af tot aan de dag van betaling, waarbij rekening dient te worden gehouden met tussentijdse debet- en creditmutaties;
2. € 62,49 aan wettelijke rente, berekend tot 18 augustus 2016;
3. € 221,29 aan buitengerechtelijke incassokosten;
4. een bedrag gelijk aan de maandelijkse huurprijs, zoals deze zonder ontbinding van de huurovereenkomst zou hebben gegolden voor elke maand of gedeelte van een maand, gelegen tussen 1 november 2016 en de daadwerkelijke ontruiming;
5.4.
veroordeelt [naam] in hoedanigheid van bewindvoerder over de onder bewind gestelde goederen van [A] c.s. tot betaling van de proceskosten, aan de zijde van Wijdemeren tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 868,95, waarin begrepen € 300,- aan salaris gemachtigde;
5.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.W.M. van Hoof en in het openbaar uitgesproken op 2 november 2016.