ECLI:NL:RBMNE:2016:5420
Rechtbank Midden-Nederland
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van verzoek tot beëindiging van partneralimentatie wegens grievend gedrag en samenwoning
In deze zaak heeft de man, verzoeker, op 31 maart 2016 een verzoekschrift ingediend bij de Rechtbank Midden-Nederland om de door hem verschuldigde partneralimentatie te beëindigen. De vrouw, verweerster, heeft hierop gereageerd met een verweerschrift. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 29 augustus 2016, waarbij beide partijen met hun advocaten aanwezig waren. De man heeft aangevoerd dat de vrouw grievend gedrag heeft vertoond rondom het verkeersongeluk en het overlijden van hun zoon, wat volgens hem de lotsverbondenheid heeft verbroken en zijn onderhoudsverplichting jegens haar doet vervallen. Hij heeft ook gesteld dat de vrouw samenwoont met een nieuwe partner en dat haar behoeftigheid ontbreekt.
De vrouw heeft de beschuldigingen van grievend gedrag betwist en aangevoerd dat er geen sprake is van samenwoning. Ze heeft ook gesteld dat haar behoeftigheid niet is verminderd, ondanks het verstrijken van de tijd sinds de echtscheiding. De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen. Ze concludeert dat de vrouw niet opzettelijk grievend gedrag heeft vertoond en dat de man onvoldoende bewijs heeft geleverd voor zijn claims over samenwoning en behoeftigheid. De rechtbank wijst de verzoeken van de man af, waarbij ze benadrukt dat de lotsverbondenheid niet zomaar kan worden verbroken door emotionele omstandigheden die voortvloeien uit een echtscheiding.
De rechtbank heeft in haar overwegingen ook verwezen naar relevante jurisprudentie over de beëindiging van alimentatieplicht en de criteria die daarbij gelden. De beslissing is openbaar uitgesproken op 7 oktober 2016.