Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De procedure
- de dagvaarding van 19 juli 2016 met 22 producties;
- de mondelinge behandeling van 1 augustus 2016;
- de pleitnota van [eiseres] ;
- de pleitnota van Rabobank.
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
"dubbel"toekomstige vordering (Rabobank/X rov. 3.6). Voor zover deze rechtsverhouding op dat moment wél bestond had zij in die akte omschreven moeten zijn, hetgeen niet het geval is. Deze akte vermeldt immers slechts dat de hypotheek strekt tot zekerheid voor de betaling van
"al hetgeen"de bank
"blijkens haar administratie"van [A] en [eiseres] te vorderen heeft of mocht hebben
"uit hoofde van verstrekte en/of alsnog te verstrekken geldleningen, verleende en/of alsnog te verlenen kredieten in rekening-courant, tegenwoordige en/of toekomstige borgstellingen, dan wel uit welken anderen hoofde ook."Nu deze bepaling in algemene, niet concreet gemaakte bewoordingen is gesteld, voldoet zij niet aan de eis dat de te executeren vordering daarin met voldoende bepaaldheid is omschreven.
concreetin die akte omschreven moeten zijn. Dit is niet gebeurd. Deze akte vermeldt immers dezelfde algemene, niet concreet gemaakte, bepaling met betrekking tot de grondslag en de omvang van de zekerheid als de hypotheekakte met betrekking tot het appartementsrecht. Ook in deze akte is de te executeren vordering dus niet met voldoende bepaaldheid omschreven.
816,00