ECLI:NL:RBMNE:2016:4847

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
5 september 2016
Publicatiedatum
5 september 2016
Zaaknummer
16/705036-16 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van twee mannen voor gewelddadige woningoverval en poging tot inbraak

Op 5 september 2016 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen twee mannen die betrokken waren bij een gewelddadige woningoverval op 3 januari 2016 in Utrecht. De verdachten hebben de slachtoffers, een vader en zijn zoon, bedreigd met een nepwapen, vastgebonden met tiewraps en enige tijd in het toilet opgesloten. De overval vond plaats na informatie van een tipgever, die de verdachten had geïnformeerd over de financiële situatie van de slachtoffers. De rechtbank heeft de hoofdverdachten veroordeeld tot gevangenisstraffen van vijf jaar en vier jaar, waarvan één jaar voorwaardelijk. De man die op de uitkijk stond, kreeg 20 maanden gevangenisstraf, waarvan zes maanden voorwaardelijk, en de tipgever 24 maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk. De rechtbank rekent het de verdachten zwaar aan dat zij geen rekening hebben gehouden met de gevolgen van hun daden voor de slachtoffers, die doodsangsten hebben uitgestaan. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten, de rol van de verdachten en de impact op de slachtoffers. Daarnaast is er een poging tot inbraak op 22 januari 2016 in De Bilt aan de orde, waarbij de verdachten niet zijn geslaagd in hun opzet. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij, een bar/restaurant, tot schadevergoeding toegewezen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/705036-16 (P)
Vonnis van de meervoudige strafkamer van 5 september 2016
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [1987] ,
thans gedetineerd in PI Noord-Holland Noord, Huis van Bewaring Zwaag te Zwaag.

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 6 juni 2016 en 22 augustus 2016.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. R.I. Takens, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

De tenlastelegging is op de zitting van 22 augustus 2016 nader omschreven.
De tenlastelegging is, zoals nader omschreven, als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1: op 3 januari 2016, samen met anderen, een woningoverval heeft gepleegd aan de [adres] te [woonplaats] ;
feit 2: op 3 januari 2016, samen met anderen, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] van hun vrijheid heeft beroofd;
feit 3: op 22 januari 2016, samen met anderen, heeft geprobeerd in te breken bij een bedrijfspand aan de [adres] te [vestigingsplaats] .

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft gevorderd alle feiten wettig en overtuigend bewezen te verklaren. Wat betreft feit 1 dient volgens de officier van justitie de ten laste gelegde diefstal met geweld bewezen te worden verklaard. Van de -eveneens onder feit 1 ten laste gelegde- afpersing is geen sprake.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte van alle ten laste gelegde feiten dient te worden vrijgesproken.
De raadsman heeft een aantal verweren gevoerd die hierna, onder het oordeel van de rechtbank, zullen worden besproken.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Partiële vrijspraak feit 1
De rechtbank acht, net als de officier van justitie, niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan de onder feit 1 ten laste gelegde afpersing. Uit de verklaringen van de aangevers en van medeverdachte [medeverdachte 1] blijkt dat de goederen zijn weggenomen en niet door de aangevers zijn afgegeven. De rechtbank zal verdachte daarom partieel vrijspreken van feit 1, namelijk voor zover dit ten laste gelegde feit betrekking heeft op de afpersing.
Uitsluiten verklaring [medeverdachte 1] ?
De raadsman heeft betoogd dat de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1] dient te worden uitgesloten van het bewijs. [medeverdachte 1] heeft bij de politie een voor verdachte belastende verklaring afgelegd, maar heeft zich nadien (bij de politie en de rechter-commissaris) beroepen op zijn verschoningsrecht. Nu de verdediging de betrouwbaarheid van deze verklaring niet heeft kunnen toetsen en deze verklaring het enige of beslissende bewijsmiddel is in de zaak tegen verdachte, dient de verklaring van [medeverdachte 1] van het bewijs te worden uitgesloten (Vidgen-jurisprudentie).
De Vidgen-jurisprudentie houdt -kort gezegd- in dat een bij de politie afgelegde, belastende verklaring, die het enige of beslissende bewijsmiddel is om tot een veroordeling te kunnen komen, voor het bewijs mag worden gebruikt wanneer de verdediging op enig moment de gelegenheid heeft gehad de betrouwbaarheid van deze verklaring te toetsen. Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad kan een dergelijke belastende verklaring ook voor het bewijs worden gebruikt in het geval de verdediging de verklaring niet op betrouwbaarheid heeft kunnen toetsen, maar die verklaring in belangrijke mate steun vindt in andere bewijsmiddelen. Wanneer de getuige zich op zijn verschoningsrecht beroept, kan van het effectief uitoefenen van het ondervragingsrecht niet worden gesproken.
Bij de beoordeling of een verklaring voor het bewijs mag worden gebruikt, is essentieel of de verdediging daadwerkelijk niet in de gelegenheid is geweest de betrouwbaarheid van de verklaring te toetsen. Van de verdediging mag het nodige initiatief worden verwacht om de getuige (opnieuw) te ondervragen, zodat de betrouwbaarheid van de verklaring kan worden getoetst.
Medeverdachte [medeverdachte 1] heeft bij de politie een voor verdachte belastende verklaring afgelegd. Na dit verhoor is [medeverdachte 1] opnieuw gehoord, maar heeft hij zich op zijn verschoningsrecht beroepen. Vervolgens heeft de raadsman verzocht [medeverdachte 1] bij de rechter-commissaris te laten horen. Ook bij de rechter-commissaris heeft [medeverdachte 1] zich op zijn verschoningsrecht beroepen en geen inhoudelijke verklaring afgelegd.
Op de terechtzitting van 22 augustus 2016 is de zaak tegen medeverdachte [medeverdachte 1] gelijktijdig behandeld met de zaak tegen verdachte. De raadsman heeft voorafgaand aan de zitting en tijdens de zitting geen verzoek gedaan [medeverdachte 1] als getuige te horen. Dit terwijl door [medeverdachte 1] ter terechtzitting -in zijn eigen strafzaak- wel uitgebreid is verklaard over zijn eigen rol en de rol van verdachte bij de woningoverval op 3 januari 2016. Daarmee heeft de raadsman zijn recht op het ondervragen van de getuige [medeverdachte 1] en het toetsen van de betrouwbaarheid van die verklaring prijsgegeven. De omstandigheid dat de raadsman tegenover de rechter-commissaris heeft benadrukt geen afstand te doen van de getuige [medeverdachte 1] , doet daar niet aan af (zie Hoge Raad 21 juni 2016, ECLI:NL:HR:2016:1266 en de conclusie van Procureur-Generaal mr. P.C. Vegter van 31 mei 2016, ECLI:NL:PHR:2016:520).
De rechtbank is, op grond van wat hiervoor is overwogen, van oordeel dat de verklaring van [medeverdachte 1] voor het bewijs kan worden gebruikt.
Uitsluiten verklaring [medeverdachte 2] ?
Ook ten aanzien van de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 2] heeft de raadsman betoogd dat deze verklaring dient te worden uitgesloten van het bewijs. Nu de rechtbank deze verklaring niet als bewijsmiddel zal gebruiken behoeft dit verweer evenwel geen nadere beoordeling.
Het bewijs voor feit 1 en feit 2 [1]
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan op grond van de volgende bewijsmiddelen.
Op 4 januari 2016 om 1.30 uur wordt bij de politie aangifte gedaan door [slachtoffer 2] . [slachtoffer 2] verklaart dat hij woont aan de [adres] in [woonplaats] [2] en er ’s avonds rond 23.00 uur (de rechtbank begrijpt: op 3 januari 2016) werd aangebeld bij zijn woning. [slachtoffer 2] opende de deur en zag een man staan die hem beetpakte en de hal in duwde. De andere persoon ging achter hem langs naar boven. Tijdens de worsteling riep [slachtoffer 2] zijn zoon. Hij hoorde zijn zoon zeggen: “Pa hou op, hij heeft een pistool”. [3] Vervolgens moest hij op zijn knieën gaan zitten met de handen op zijn rug. De man bond zijn handen op zijn rug. Later bleek dit met tiewraps te zijn gedaan. Daarna zei één van de mannen dat [slachtoffer 2] plat op de grond moest gaan liggen. Aan [slachtoffer 2] werd zijn portemonnee gevraagd. Daar zat ongeveer € 1800,- in. [slachtoffer 2] zei dat ze het geld eruit mochten halen, maar de pasjes erin moesten laten zitten. Later trof [slachtoffer 2] de portemonnee met de pasjes aan op de trap. Ook werd gevraagd of hij een kluis of autosleutels had. [slachtoffer 2] werd samen met zijn zoon in het toilet geduwd, waarna de deur werd gesloten. [slachtoffer 2] zag dat er een keukentrapje onder de klink was geplaatst. Uiteindelijk lukte het [slachtoffer 1] om de toiletdeur open te trappen. Later zag [slachtoffer 2] dat zijn shag was meegenomen. [4]
[slachtoffer 1] verklaart dat hij zich op 3 januari 2016 omstreeks 23.00 uur in zijn woning bevond [5] aan de [adres] in [woonplaats] . [6] Hij hoorde de deurbel, ging naar de eerste etage en zag dat zijn vader worstelde met een onbekend persoon. [slachtoffer 1] zag op de trap tussen de begane grond en de eerste verdieping een andere persoon staan met een pistool in zijn handen, die hij op hem richtte. Hij hoorde de persoon zeggen dat hij naar beneden moest komen en moest knielen voor het toilet. [slachtoffer 1] kreeg vervolgens tiewraps om en moest op zijn buik gaan liggen. Hij zag dat zijn vader ook op zijn knieën zat en ook tiewraps om had. [slachtoffer 1] zag dat de persoon met het pistool naar boven liep en de andere persoon bij hem en zijn vader bleef. Na vijf minuten kwam de persoon met het pistool weer naar beneden en werden hij en zijn vader in het toilet geplaatst. [7] Het openen van de deur lukte niet. Er stond iets voor; later bleek dit een keukentrapje te zijn. [slachtoffer 1] is op de grond gaan zitten en heeft met beide benen de deur ingetrapt. [8] [slachtoffer 1] verklaart dat zijn mobiele telefoon (merk iPhone [9] ) is vernield en dat de huistelefoon (merk Fysic [10] ) is meegenomen. [11]
[slachtoffer 1] verklaart op 6 januari 2016 dat de persoon met het pistool een muts op had en dat hij een donkerkleurige sjaal voor zijn gezicht had, waardoor [slachtoffer 1] in eerste instantie alleen zijn ogen zag. [12]
Naar aanleiding van de woningoverval op de [adres] op 3 januari 2016 is een aantal tiewraps, waarmee de slachtoffers waren vastgebonden, veiliggesteld. Een aantal DNA-hoofdprofielen die in de bemonsteringen worden aangetroffen matchen met het DNA-profiel van [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1] ). [13]
[medeverdachte 1] verklaart op 25 februari 2016 dat hij de overval heeft gepleegd en dat [medeverdachte 2] (de rechtbank begrijpt: [medeverdachte 2] ) hier ook aan mee heeft gewerkt. [medeverdachte 2] vertelde regelmatig aan [medeverdachte 1] dat de man op de [adres] , waar hij altijd zijn gestolen spullen bracht, een dikke portemonnee had met veel geld. [medeverdachte 1] verklaart dat hij de overval heeft uitgevoerd, maar dat [medeverdachte 2] ook mee deed. [14] [medeverdachte 1] was op de avond van 3 januari 2016 op de [adres] , samen met [verdachte] (de rechtbank begrijpt: [verdachte] ) en [medeverdachte 2] . [verdachte] heeft ook de bijnaam [bijnaam] . [medeverdachte 2] vertelde weer dat die man zoveel geld had. Toen is besproken dat ze het gingen doen. [medeverdachte 1] vroeg aan [medeverdachte 2] of hij op de uitkijk wilde staan. Dat wilde [medeverdachte 2] niet, omdat hij bang was herkend te worden. Vervolgens heeft [medeverdachte 1] aan [medeverdachte 3] gevraagd om op de uitkijk te staan; [medeverdachte 3] heeft dat inderdaad gedaan. [15]
[medeverdachte 1] verklaart dat hij op 3 januari 2016 rond 22.00 uur of 23.00 uur naar de woning is gegaan. [medeverdachte 1] belde aan en zei tegen de man die open deed dat hij goud te koop had. Volgens [medeverdachte 2] zou de man dan altijd de deur open houden. Vervolgens trok [medeverdachte 1] zijn bivakmuts naar beneden. [verdachte] kwam meteen achter hem aan. [16] [medeverdachte 1] wist dat de man een zoon had. [medeverdachte 2] had gezegd dat je daar niets van hoefde te vrezen. [medeverdachte 1] is naar binnen gegaan met een nep-wapen en heeft de oudere man die voor de deur stond weggeduwd. [medeverdachte 1] zei tegen de zoon dat hij naar beneden moest komen. Vervolgens zijn beide vastgebonden. [verdachte] heeft de tiewraps bij de zoon omgedaan, [medeverdachte 1] deed dat bij de vader. [medeverdachte 1] heeft vervolgens de portemonnee uit de zak van de vader gehaald en het contante geld in zijn jaszak gestopt. De man en zijn zoon zijn vervolgens in de WC opgesloten. [medeverdachte 1] heeft een trapje tegen de WC-deur gezet, zodat ze deze niet konden open maken. [17] [medeverdachte 1] verklaart dat [verdachte] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 2] en hij allemaal een bepaald percentage van de buit zouden krijgen. [18]
[medeverdachte 3] verklaart dat hij door [medeverdachte 1] werd gevraagd om op de uitkijk te staan. [medeverdachte 3] is meegelopen met [bijnaam] en [medeverdachte 1] . Ze zeiden tegen [medeverdachte 3] dat hij op de Kaaphoorndreef moest gaan staan. [medeverdachte 1] duwde hem een portofoon in de handen. [19] Bij de rechter-commissaris verklaart [medeverdachte 1] dat hij later naar het huis van [medeverdachte 1] is gegaan. [medeverdachte 1] was er toen nog niet. [medeverdachte 2] vroeg hem of het was gelukt. [20]
Bewijsoverwegingen voor feit 1 en feit 2
De raadsman heeft naar voren gebracht dat door verschillende getuigen is verklaard dat zij van [slachtoffer 1] hebben gehoord dat één van de daders van de overval blond haar zou hebben. Verdachte [medeverdachte 1] noch verdachte [verdachte] hebben blond haar. Daarom moet worden geconcludeerd dat [medeverdachte 1] de overval samen met een ander dan [verdachte] heeft gepleegd.
De rechtbank constateert dat volgens verschillende getuigen inderdaad door [slachtoffer 1] zou zijn gezegd dat één van de daders blond haar had. [slachtoffer 1] kan zich overigens nadien zelf niet meer herinneren dat hij dit heeft gezien of na de overval tegen de getuigen heeft gezegd. In zijn aangifte geeft hij een vrij uitgebreide omschrijving van de dader met het pistool; deze had zwart haar. [slachtoffer 1] geeft aan dat hij de andere dader niet goed heeft gezien en het op dat moment donker was in de gang. Wel omschrijft hij de huidskleur van de tweede dader als licht getint. Gelet op de tegenstrijdigheden in het signalement, het feit dat [slachtoffer 1] de tweede dader niet goed heeft gezien en hij zich dat onderdeel van het signalement niet meer kan herinneren hecht de rechtbank hier geen waarde aan. De rechtbank betrekt daarbij het gegeven dat een stressvolle situatie de betrouwbaarheid van waarnemingen kan aantasten.
De overige door de raadsman gevoerde verweren worden weerlegd door de bewijsmiddelen.
Het bewijs voor feit 3
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 3 ten laste gelegde heeft begaan op grond van de volgende bewijsmiddelen.
Op 22 januari 2016 doet [aangever] aangifte van een poging tot diefstal, namens bar/restaurant [naam] , gelegen aan de [adres] te [vestigingsplaats] , gemeente De Bilt. [aangever] verklaart dat zij op 22 januari 2016 tot 2.30 uur bezig was op de zaak. ’s Ochtends hoorde zij dat er in haar zaak was geprobeerd in te breken. [aangever] zag aan de voorzijde van het pand dat men de deur op drie punten had geprobeerd open te breken. Ook zag ze dat het cilinderslot eruit lag. [21]
In de nacht van 22 januari 2016 wordt een gesprek geïntercepteerd tussen het telefoonnummer [telefoonnummer] , in gebruik bij [verdachte] , en het telefoonnummer [telefoonnummer] . Het gesprek vindt plaats in het bereik van een telefoonmast geplaatst aan de [adres] te [woonplaats] . [22] Rond 3.23 uur wordt het volgende besproken:
* [telefoonnummer] : deze gaat moeilijk open jongen
(…)
[verdachte] : slot nog steeds niet eruit
* [telefoonnummer] : we gaan met 10 min met koevoet proberen
[verdachte] : hij moet met slotentrekker
* [telefoonnummer] : 10 min gaan we terug, hij is beetje los
(…)
* [telefoonnummer] : je moet hier komen vriend
[verdachte] : ok is goed [23]
Na dit gesprek vindt opnieuw een telefoongesprek plaats tussen bovengenoemde nummers. Rond 3.39 uur is tussen de gebruikers de volgende conversatie:
[verdachte] : (…) knal hem open knal hem open, ik sta helemaal aan het begin van de hoofdstraat, er is niks aan de hand hier (…)
(…)
* [telefoonnummer] : ze komen terug, hij gaat niet open
[verdachte] : kom op mensen jullie zijn amateurs, amateurs gedrag
[verdachte] : kom maar kom maar halen ik maak hem zelf open kom [24]
Op 25 februari 2016 wordt [medeverdachte 1] ermee geconfronteerd dat de politie zijn stem en de stem van [verdachte] herkent op de tapgesprekken van 22 januari 2016. [medeverdachte 1] verklaart daarop dat dit klopt. [verdachte] (de rechtbank begrijpt: [verdachte] ) stond, volgens [medeverdachte 1] , op de uitkijk op de Zuilense Ring. Er waren nog drie anderen bij betrokken, die waren met [verdachte] meegekomen. [medeverdachte 1] was meegevraagd, omdat hij veel ervaring had met slotentrekkers. [medeverdachte 1] verklaart dat op een gegeven moment [verdachte] erbij kwam en met een breekijzer aan de deur heeft gehangen. De deur wilde niet open, omdat er een balk achter zat. [25]
Bewijsoverweging voor feit 3
De raadsman heeft betoogd dat verdachte [verdachte] blijkens de tapgesprekken op de uitkijk heeft gestaan en zijn rol daarom niet als medepleger kan worden bestempeld.
De rechtbank deelt dit standpunt van de raadsman niet. [medeverdachte 1] verklaart dat er drie anderen bij betrokken waren, die door [verdachte] waren meegenomen. Ook [medeverdachte 1] zelf werd meegevraagd en was dus kennelijk ook niet de initiatiefnemer. Hoewel [verdachte] volgens de tapgesprekken vooral op de uitkijk heeft gestaan, blijkt ook duidelijk dat hij de anderen aanwijzingen geeft. Wanneer de anderen de deur niet openkrijgen komt hij bovendien zelf naar de plaats delict om te helpen. De tapgesprekken en de verklaring van [medeverdachte 1] geven de indruk dat [verdachte] de regie had bij het uitvoeren van de inbraak. Van een ondergeschikte rol als medeplichtige is dan ook geen sprake. De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte als medepleger bij deze poging tot inbraak betrokken is geweest.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4.3 genoemde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
1.
op 3 januari 2016 in de gemeente Utrecht, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd uit een woning (gelegen aan de [adres] ) heeft weggenomen
- een geldbedrag van 1800 euro en
- een telefoon (merk Fysic) en
- een pakje shag,
geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] ,
welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
immers heeft hij, verdachte, en/of zijn mededader(s):
- gemaskerd en gewapend bij voornoemde woning aangebeld en
- ( nadat die [slachtoffer 2] de voordeur had geopend) die [slachtoffer 2] naar binnen geduwd en die [slachtoffer 2] aan het lichaam en/of de kleding vastgepakt en
- een op een vuurwapen gelijkend voorwerp dreigend gericht op die [slachtoffer 1] en
- dreigend tegen die [slachtoffer 1] gezegd dat hij naar beneden moest komen en dat hij moest knielen voor het toilet en
- dreigend tegen die [slachtoffer 2] gezegd dat hij op zijn knieën moest gaan zitten en zijn handen op zijn rug moest doen en
- de handen van die [slachtoffer 2] en die [slachtoffer 1] vastgebonden met tiewraps (terwijl zij geknield zaten) en
- dreigend tegen die [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] gezegd dat zij op hun buik moesten gaan liggen en
- dreigend gevraagd of er een kluis en autosleutels in de woning waren en
- die [slachtoffer 1] gefouilleerd en
- een mobiele telefoon (merk iPhone) vernield en een telefoon (Fysic) weggenomen en
- die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] in de toiletruimte geduwd en de deur van de toiletruimte gesloten en een keukentrapje onder de deurklink aan de buitenkant van de toiletruimte geplaatst;
2.
op 3 januari 2016 in de gemeente Utrecht, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] van de vrijheid heeft beroofd, immers heeft hij, verdachte, en/of zijn mededader(s)
- gemaskerd en gewapend bij voornoemde woning aangebeld en
- ( nadat die [slachtoffer 2] de voordeur had geopend) die [slachtoffer 2] naar binnen geduwd en die [slachtoffer 2] aan het lichaam en/of de kleding vastgepakt en
- een op een vuurwapen gelijkend voorwerp dreigend gericht op die [slachtoffer 1] en
- dreigend tegen die [slachtoffer 1] gezegd dat hij naar beneden moest komen en dat hij moest knielen voor het toilet en
- dreigend tegen die [slachtoffer 2] gezegd dat hij op zijn knieën moest gaan zitten en zijn handen op zijn rug moest doen en
- de handen van die [slachtoffer 2] en die [slachtoffer 1] vastgebonden met tiewraps (terwijl zij geknield zaten) en
- dreigend tegen die [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] gezegd dat zij op hun buik moesten gaan liggen en
- een mobiele telefoon (merk iPhone) vernield en een telefoon (Fysic) weggenomen en
- die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] in de toiletruimte geduwd en de deur van de toiletruimte gesloten en een keukentrapje onder de deurklink aan de buitenkant van de toiletruimte geplaatst;
3.
op 22 januari 2016 te Westbroek, gemeente De Bilt, tezamen en in vereniging met anderen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een bedrijfspand (gelegen aan de [adres] ) weg te nemen geld en/of goederen van zijn/hun gading, geheel of ten dele toebehorende aan bar/restaurant [naam] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) en zich daarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen door middel van braak, met zijn mededader(s),
- naar voornoemd bedrijfspand is gegaan en
- een koevoet tussen een toegangsdeur van voornoemd bedrijfspand en een kozijn heeft geplaatst/gedaan en met een koevoet heeft gewrikt tussen een toegangsdeur van voornoemd bedrijfspand en een kozijn en
- met een slotentrekker een cilinderslot uit een toegangsdeur van voornoemd bedrijfspand heeft getrokken,
waarna de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet werd voltooid.
De rechtbank constateert dat in de tenlastelegging een aantal (gewelds)handelingen zijn opgenomen die de medeverdachte(n) zou(den) hebben gepleegd tegen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] . De (gewelds)handelingen die volgens de tenlastelegging zijn gepleegd jegens [slachtoffer 1] , zijn echter volgens de aangifte gepleegd jegens [slachtoffer 2] en vice versa. De rechtbank zal deze onjuistheid in de tenlastelegging aanmerken als een kennelijke verschrijving.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van het feit

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar als
feit 1: diefstal, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken, en om, bij betrapping op heter daad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning en terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
feit 2: medeplegen van het opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven;
feit 3: poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar onder 1, 2 en 3 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 6 jaar, met aftrek van voorarrest.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, gelet op de bepleite vrijspraak, geen strafmaatverweer gevoerd. De raadsman heeft wel verzocht de voorlopige hechtenis van verdachte op te heffen.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan een gewelddadige woningoverval. De slachtoffers zijn bedreigd met een wapen, vastgebonden met tiewraps en enige tijd opgesloten in een toilet. Bij de slachtoffers was niet bekend dat het wapen geen echt vuurwapen was. Zij hebben dan ook doodsangsten uitgestaan.
Verdachte en zijn mededader hebben zich op geen enkele wijze rekenschap gegeven van de gevolgen van hun handelen en hebben puur voor eigen financieel gewin en zonder enig respect voor de woning en de lichamelijke integriteit van de slachtoffers gehandeld. Verder dragen dit soort strafbare feiten ook in bredere zin bij aan de gevoelens van onveiligheid in de samenleving. De rechtbank rekent dit verdachte zeer zwaar aan.
Daarnaast heeft verdachte zich samen met anderen schuldig gemaakt aan een poging tot bedrijfsinbraak.
Verdachte heeft geen openheid van zaken gegeven en heeft daarmee geen enkele verantwoordelijkheid genomen voor de door hem gepleegde strafbare feiten.
Ten aanzien van de persoon van de verdachte heeft de rechtbank gelet op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 15 juni 2016, waaruit blijkt dat verdachte eerder is veroordeeld voor vermogensdelicten.
Uit het reclasseringsadvies van 26 mei 2016 blijkt dat het leven van verdachte een aaneenschakeling van risicofactoren lijkt te zijn. Het recidiverisico wordt door de reclassering als hoog ingeschat. De reclassering adviseert aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen.
De rechtbank heeft verder gelet op de vastgestelde landelijke oriëntatiepunten straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) en op de straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. Gelet op de grove wijze waarmee verdachte deze woningoverval heeft gepleegd kan met geen andere straf worden volstaan dan met een gevangenisstraf van een aanzienlijke duur. Voor oplegging van een gedeeltelijk voorwaardelijke straf is naar het oordeel van de rechtbank geen plaats.
Alles afwegend acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaar, met aftrek van voorarrest, passend en geboden.

9.Ten aanzien van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

9.1
De inhoud van de vordering
De vordering van Bar Restaurant “ [naam] ” strekt tot vergoeding van geleden schade ten gevolge van het onder 3 ten laste gelegde, te weten een totaalbedrag van € 1.961,85 ter zake van materiële schade, te vermeerderen met de executiekosten en de wettelijke rente.
9.2
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij geheel toe te wijzen (hoofdelijk), te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
9.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat de benadeelde partij, gelet op de bepleite vrijspraak voor feit 3, niet ontvankelijk dient te worden verklaard.
9.4
Het oordeel van de rechtbank
De behandeling van de vordering van Bar Restaurant “ [naam] ” levert niet een onevenredige belasting van het strafgeding op. Tevens is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 3 bewezen geachte feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze op € 1.961,85 (duizend negenhonderdeenenzestig euro en vijfentachtig eurocent), bestaande uit materiële schade. De vordering kan dan ook geheel worden toegewezen. De verdachte is voor de schade naar burgerlijk recht met zijn mededader(s) hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat verdachte tegenover de benadeelde partij voor dat hele bedrag aansprakelijk is.
Voornoemd bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 22 januari 2016 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Voorts zal verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van de benadeelde partij voornoemd wordt als extra waarborg voor betaling de schadevergoedingsmaatregel (artikel 36f Sr) aan verdachte opgelegd.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 24c, 36f, 45, 47, 57, 282, 311 en 312 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.Beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Strafbaarheid
Het bewezen verklaarde levert op:
feit 1: diefstal, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken, en om, bij betrapping op heter daad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning en terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
feit 2: medeplegen van het opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven;
feit 3: poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte daarvoor strafbaar.
Straf
Veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 5 (vijf) jaren.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Benadeelde partij
Wijst de vordering van Bar Restaurant “ [naam] ” toe tot een bedrag van € 1.961,85 (zegge duizend negenhonderdeenenzestig euro en vijfentachtig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 22 januari 2016 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling van het toegewezen bedrag aan Bar Restaurant “ [naam] ” voornoemd, vermeerderd met de wettelijke rente, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van Bar Restaurant “ [naam] ”, € 1.961,85 (zegge duizend negenhonderdeenenzestig euro en vijfentachtig eurocent) aan de Staat te betalen, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis van 29 dagen. De toepassing van die hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op. Voornoemd bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 22 januari 2016 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of zijn mededader op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde heeft vergoed.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. van Maanen, voorzitter, mrs. J.M. Eelkema en V.H. Hammerstein, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.C. van Reenen, griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 5 september 2016.
BIJLAGE: de tenlastelegging
Aan [verdachte] is ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 3 januari 2016 in de gemeente Utrecht, althans in arrondissementsparket Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in/uit een woning (gelegen aan de [adres] ) heeft/hebben weggenomen
- een geldbedrag van 1800 euro en/of
- een telefoon (merk Fysic) en/of
- een pakje shag,
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2]
, in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte, en/of zijn
mededaders,
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) hetzij de
vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
en/of
hij op of omstreeks 3 januari 2016 in de gemeente Utrecht, althans in arrondissementsparket Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van
- een geldbedrag van 1800 euro en/of
- een portemonnee en/of
- een telefoon (merk Fysic) en/of
- een pakje shag,
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2]
, in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte, en/of zijn
mededaders,
immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s):
- gemaskerd en/of gewapend bij voornoemde woning aangebeld en/of
- ( nadat die [slachtoffer 1] de voordeur had geopend) die [slachtoffer 1] naar binnen geduwd en/of die [slachtoffer 1] aan het lichaam en/of de kleding vastgepakt en/of
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, dreigend gericht op en/of voorgehouden en/of getoond aan die [slachtoffer 2] en/of
- dreigend tegen die [slachtoffer 2] gezegd dat hij naar beneden moest komen en/of dat hij moest knielen voor het toilet en/of
- dreigend tegen die [slachtoffer 1] gezegd dat hij op zijn knieën moest gaan zitten en/of zijn handen op zijn rug moest doen en/of
- de handen van die [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 1] vastgebonden met tiewraps (terwijl zij geknield zaten) en/of
- dreigend tegen die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] gezegd dat hij/zij op zijn/hun buik moest(en) gaan liggen en/of
- dreigend gevraagd of er een kluis en/of autosleutels in de woning waren en/of
- die [slachtoffer 1] gefouilleerd en/of
- een mobiele telefoon (merk iPhone) vernield en/of een telefoon (Fysic) weggemaakt en/of weggenomen en/of
- die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] in de toiletruimte geduwd en/of de deur van de toiletruimte gesloten en/of een keukentrapje onder de deurklink aan de buitenkant van de toiletruimte geplaatst;
art. 310 Wetboek van Strafrecht
art. 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht
art. 317 lid 1 en 3 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 3 januari 2016 in de gemeente Utrecht, althans in arrondissementsparket Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] van de vrijheid heeft/hebben beroofd en/of beroofd gehouden, immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s)
- gemaskerd en/of gewapend bij voornoemde woning aangebeld en/of
- ( nadat die [slachtoffer 1] de voordeur had geopend) die [slachtoffer 1] naar binnen geduwd en/of die [slachtoffer 1] aan het lichaam en/of de kleding vastgepakt en/of
- een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, dreigend gericht op en/of voorgehouden en/of getoond aan die [slachtoffer 2] en/of
- dreigend tegen die [slachtoffer 2] gezegd dat hij naar beneden moest komen en/of dat hij moest knielen voor het toilet en/of
- dreigend tegen die [slachtoffer 1] gezegd dat hij op zijn knieën moest gaan gaan zitten en/of zijn handen op zijn rug moest doen en/of
- de handen van die [slachtoffer 2] en/of die [slachtoffer 1] vastgebonden met tiewraps (terwijl zij geknield zaten) en/of
- dreigend tegen die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 1] gezegd dat hij/zij op zijn/hun buik moest(en) gaan liggen en/of
- een mobiele telefoon (merk iPhone) vernield en/of een telefoon (Fysic) weggemaakt en/of weggenomen en/of
- die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] in de toiletruimte geduwd en/of de deur van de toiletruimte gesloten en/of een keukentrapje onder de deurklink aan de buitenkant van de toiletruimte geplaatst;
art. 282 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art. 47 lid 1 ahf/ond 1 Wetboek van Strafrecht
3.
hij op of omstreeks 22 januari 2016 te Westbroek, gemeente De Bilt, althans in arrondissementsparket Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een bedrijfspand (gelegen aan de [adres] ) weg te nemen geld en/of goederen naar zijn/hun gading, geheel of ten dele toebehorende aan bar/restaurant [naam] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) en zich daarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of die/dat weg te nemen geld en/of goederen onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming, met zijn mededader(s), althans alleen,
- naar voornoemd bedrijfspand is/zijn gegaan en/of
- een koevoet tussen een toegangsdeur van voornoemd bedrijfspand en een kozijn heeft/hebben geplaatst/gedaan en/of met (een) koevoet heeft/hebben gewrikt tussen een toegangsdeur van voornoemd bedrijfspand en een kozijn en/of
- met een slotentrekker een cilinderslot uit een toegangsdeur van voornoemd bedrijfspand heeft/hebben getrokken,
waarna de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet werd voltooid;
art. 310 Wetboek van Strafrecht
art. 311 ahf/sub 4 en 5 Wetboek van Strafrecht
art. 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende proces-verbaal (onderzoek 09Noord16), nummer 2016003761, bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering (pagina 1 tot en met 670). Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Het proces-verbaal van aangifte, gedaan door [slachtoffer 2] , van 4 januari 2016, pagina 33.
3.Het proces-verbaal van aangifte, gedaan door [slachtoffer 2] , van 4 januari 2016, pagina 34.
4.Het proces-verbaal van aangifte, gedaan door [slachtoffer 2] , van 4 januari 2016, pagina 35.
5.Het proces-verbaal van aangifte, gedaan door [slachtoffer 1] , van 4 januari 2016, pagina 27.
6.Het proces-verbaal van aangifte, gedaan door [slachtoffer 1] , van 4 januari 2016, pagina 26.
7.Het proces-verbaal van aangifte, gedaan door [slachtoffer 1] , van 4 januari 2016, pagina 27.
8.Het proces-verbaal van aangifte, gedaan door [slachtoffer 1] , van 4 januari 2016, pagina 28.
9.Het proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer 1] , van 6 januari 2016, pagina 39.
10.Het proces-verbaal van aangifte, gedaan door [slachtoffer 1] , van 4 januari 2016, pagina 32.
11.Het proces-verbaal van aangifte, gedaan door [slachtoffer 1] , van 4 januari 2016, pagina 31.
12.Het proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer 1] , van 6 januari 2016, pagina 39.
13.Het proces-verbaal uitslag DNA-onderzoek sporendragers van 16 maart 2016, pagina 320.
14.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] van 25 februari 2016, pagina 482.
15.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] van 25 februari 2016, pagina 483.
16.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] van 25 februari 2016, pagina 482.
17.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] van 25 februari 2016, pagina 483.
18.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] van 25 februari 2016, pagina 485.
19.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 3] van 1 maart 2016, pagina 662.
20.Het proces-verbaal van verhoor van getuige [medeverdachte 3] bij de rechter-commissaris van 16 augustus 2016, pagina 4.
21.Het proces-verbaal van aangifte, gedaan door [aangever] , van 22 januari 2016, pagina 443.
22.Het proces-verbaal van bevindingen van 2 februari 2016, pagina 450.
23.Bijlage bij het proces-verbaal van bevindingen van 2 februari 2016, pagina 458.
24.Bijlage bij het proces-verbaal van bevindingen van 2 februari 2016, pagina 459.
25.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] van 25 februari 2016, pagina 489.