Overwegingen
1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
2. Verzoeker heeft sinds [2016] een ontheffing van het verbod om op een openbare plaats of het openbaar water op te treden als straatartiest. Aan deze ontheffing zijn – voor zover hier van belang – de volgende voorschriften verbonden:
1. Het is niet toegestaan langer dan 15 minuten op dezelfde plaats te blijven optreden, waarbij een locatie binnen 100 meter van de laatst ingenomen positie als dezelfde plaats wordt beschouwd. De nieuw in te nemen locatie mag geen locatie zijn die in de voorafgaande twee uren is ingenomen.
2. Indien door politie of toezichthoudende ambtenaren geconstateerd wordt dat u zich niet aan de voorwaarden houdt, kan de ontheffing direct worden ingenomen. Nieuwe aanvragen kunnen worden geweigerd.
3. Bij herhaalde overlast wordt de ontheffing voor maximaal drie maanden ingetrokken, met als consequentie dat een aanvraag voor een nieuwe ontheffing gedurende die termijn wordt geweigerd.
3. Verzoeker voert aan dat hij in totaal zes boetes heeft gekregen, waarvan vijf boetes omdat hij ergens langer dan 15 minuten optrad. Twee van die vijf keer stond verzoeker er nog geen 20 minuten. Verzoeker heeft echter nooit een boete gekregen naar aanleiding van een klagende burger wegens het veroorzaken van overlast. Drie van de zes boetes heeft verzoeker op het Jaarbeursplein te Utrecht gekregen, maar omdat daar geen directe omwonenden zijn, kan hij daar onmogelijk overlast hebben bezorgd. De ratio van het voorschrift dat slechts 15 minuten op dezelfde plek mag worden opgetreden, is bovendien niet in het leven geroepen om handhavers de ruimte te geven na 16 minuten een boete uit te delen, maar om burgers en ondernemers een middel te geven om straatartiesten waar zij last van hebben te kunnen wegsturen. Verzoeker voert daarnaast aan dat de intrekking van zijn ontheffing ongeldig is, omdat verweerder, zonder dat verzoekers ontheffing eerder is ingenomen, meteen de zwaarste sanctie van drie maanden heeft opgelegd. Drie maanden niet optreden klinkt als een voorlopige beslissing maar aangezien de zomerperiode gelet op het weer de enige periode is dat verzoeker kan optreden, wordt hij hierdoor onevenredig getroffen.
Verzoeker houdt zich aan de regels, maar is de enige van de straatartiesten in Utrecht bij wie verweerder zo strikt handhaaft. Dit getuigt van willekeur, aldus verzoeker.
4. Verweerder heeft aan het primaire besluit, waarvan uit de stukken blijkt dat het is genomen op 30 juni 2016, ten grondslag gelegd dat is geconstateerd dat verzoeker zich meermalen niet aan de onder 2 genoemde tweede en derde voorwaarde heeft gehouden en verzoeker hier enige bekeuringen voor heeft gekregen.
5. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat het aantal waarschuwingen en het aantal overtredingen al voldoende zijn om tot de intrekking van de ontheffing te kunnen komen. Er zijn drie brondocumenten waaruit het veroorzaken van overlast blijkt. Verweerder heeft daarbij verwezen naar de boete van 4 juni 2016, waaruit blijkt dat er al vaker klachten over de versterkte muziek van verzoeker zijn geweest. Daarnaast heeft verweerder verwezen naar de boete van 24 juni 2016, waaruit volgt dat de verbalisant naar aanleiding van een klacht via de politiemeldkamer naar de locatie waar verzoeker optrad is gegaan. Naast de boetes wegens het veroorzaken van overlast, heeft verzoeker ook een aantal keer het eerste voorschrift overtreden, namelijk dat hij langer dan 15 minuten op dezelfde plek heeft opgetreden.
6. De voorzieningenrechter stelt op basis van het dossier vast dat aan verzoeker de volgende waarschuwingen zijn gegeven:
- Op 21 april 2016 wegens het op de openbare plaats veroorzaken van overlast of hinder voor andere gebruikers of bewoners. Als toelichting bij de waarschuwing staat vermeld: “Ik zag dat verdachte zich op bovengenoemde locatie zodanig ophield, dat voor bewoners van nabij gelegen woningen overlast of hinder werd veroorzaakt. Ik zag namelijk dat verdachte zich met versterkt geluid ophield. De overlast bestond uit geluidsoverlast voor nabij gelegen terras.”.
- Op 1 juni 2016 wegens het op de openbare plaats veroorzaken van overlast of hinder voor andere gebruikers of bewoners. Als toelichting bij de waarschuwing staat vermeld: “Ik zag [verdachte] spelen met een versterker op de openbare weg.”.
Daarnaast zijn aan verzoeker de volgende boetes opgelegd:
- Op 22 april 2016 wegens het op de openbare plaats veroorzaken van overlast of hinder voor andere gebruikers of bewoners. Als toelichting bij de boete staat vermeld: “Optreden met harde muziek doormiddel van versterker. Overlast melding van bewoners. Ik verbalisant hoorde harde muziek op genoemde locatie. Ik zag een man staan met een versterker en microfoon en hoorde deze man mee zingen op muziek uit de versterker. Bij mij verbalisant zijn er de afgelopen dagen meerdere klachten binnen gekomen over deze straatartiest deze klachten gingen over geluidsoverlast.”.
- Op 6 mei 2016 wegens het als artiest ten behoeve van publiek optreden waar dit niet is toegestaan. Als toelichting bij de boete staat vermeld: “Meneer was al 1,5 uur aan het [zingen] volgens meldkamer. Door [voornaam] eerder aangesproken.”.
- Op 4 juni 2016 wegens het als artiest ten behoeve van publiek optreden waar dit niet is toegestaan. Als toelichting bij de boete staat vermeldt: “Verdachte speelde al 50 min. Op 1 plek. Verdachte heeft al meerdere bekeuringen hiervoor gehad. Hij gaf aan dat hij eerst een waarschuwing wilde hiervoor. Ik heb verdachte medegedeeld dat hij zijn ontheffing maar goed moest lezen en hiervoor niet gewaarschuwd [hoeft] te worden. Er zijn ook al vaker klachten over verdachte geweest over zijn versterkte muziek.”.
- Op 24 juni 2016 wegens het als artiest ten behoeve van publiek optreden waar dit niet is toegestaan. Als toelichting bij de boete staat vermeld: “Naar aanleiding van een klacht via de politie meldkamer naar de bovenstaande locatie gegaan. Aldaar hoorde ik een man via een [versterker] met muziek hard vals zingen. Ik herkende de man als de man die ik de dag er voor al had aangesproken op het Neude voor te lang spelen als straatmuzikant en drinken in aangewezen gebied. Dit ook naar aanleiding van klachten. Ik ben 20 minuten in de omgeving gebleven en heb de man al deze tijd horen optreden als straat muzikant. In de vergunningen/ontheffing die worden versterkt door de Gemeente Utrecht mag een straat muzikant max 15 minuten optreden. De man kon geen vergunning/ontheffing tonen waar in hij langer dan de 15 minuten De man heb ik vervolgens staande gehouden en een bekeuring aangezegd en zijn [rechten] kenbaar gemaakt. Op mijn vragen betreffende of hij gebruik wilde maken op het recht op rechtsbijstand gaf de man geen antwoord. Ook gaf hij geen antwoord op mijn vraag of hij een verklaring wilde geven.”.
- Op 28 juni 2016 wegens het als artiest ten behoeve van publiek optreden waar dit niet is toegestaan. Als toelichting bij deze boete staat vermeld: “Ik hoorde dat verdachte op bovengenoemde locatie, zijnde een door de burgemeester aangewezen (gedeelte van een) weg waar dit niet is toegestaan, voor publiek optrad als straatartiest. Ik hoorde namelijk dat verdachte via een luidspreker muzieknummers aan het zingen was en dat daarbij publiek aanwezig was. Uit navraag bij verdachte had een vergunning maar hiel[d] zich niet aan de gestelde voorwaarde: niet langer dan 15 minuten op 1 locatie spelen. Verdachte speelde minimaal 25 minuten. Verdachte is bekend met het beleid/ is mij gebleken dat aan verdachte hiervoor geen vergunning was verleend.”.
7. Uit het voorgaande volgt dat verzoeker meerdere keren is beboet wegens het overtreden van het eerste voorschrift, te weten het langer dan 15 minuten op één plek optreden. Verweerder heeft zich hierbij mogen baseren op de in de boetes weergegeven constateringen van de verbalisanten. Verzoeker heeft bovendien ook niet betwist dat hij dit voorschrift heeft overtreden. Wat verzoeker aanvoert over de 15-minuten-regel is een eigen interpretatie. Hij meent dat die regel alleen bij overlast geldt. Zo zit de regel niet elkaar. Ook als er niet over wordt geklaagd is nog steeds sprake van een overtreding als hij op één plek langer dan 15 minuten speelt. Dat staat ook duidelijk in het voorschrift vermeld. Uit de weergave van de waarschuwingen en boetes onder 6 blijkt ook dat verweerder verschillende meldingen van overlast heeft ontvangen. Verzoeker heeft wel op enkele punten kritiek op de boetes en waarschuwingen, maar raakt daarmee niet de kern dat hij de regels een aantal keren heeft overtreden. Omdat verzoeker zich niet aan het eerste voorschrift heeft gehouden en daarnaast sprake is van herhaalde overlast, mocht verweerder verzoekers ontheffing voor de duur van drie maanden intrekken.
8. De voorzieningenrechter overweegt dat er aanwijzingen in het dossier te vinden zijn die erop kunnen wijzen dat de verbalisanten het op verzoeker gemunt hebben. Als die aanwijzingen blijken te kloppen, is dat zeer zorgwekkend. Verweerder moet bij de handhaving van de Algemene Plaatselijke Verordening immers elke vorm van willekeur en vooringenomenheid jegens zijn burgers voorkomen. Met de aanwijzingen die er nu zijn, zijn er echter onvoldoende harde aanknopingspunten om te oordelen dat verweerders verbalisanten naar verzoeker vooringenomen zijn.
9. Het verzoek om voorlopige voorziening wordt daarom afgewezen. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
10. Verzoeker heeft het griffierecht betaald, maar heeft daaraan voorafgaand verzocht om vrijstelling van het griffierecht wegens betalingsonmacht. Dit verzoek is ter zitting behandeld. Verzoeker heeft aangevoerd dat het inkomen waarover hij kan beschikken lager is dan 90 procent van een maximale bijstandsuitkering voor een alleenstaande. Verweerder heeft ter zitting na toestemming van verzoeker een uitkeringsspecificatie Participatiewet juli 2016 overgelegd. Daaruit blijkt dat de bijstandsnorm alleenstaande 21+ per juli 2016 € 977,15 bedraagt en dat verzoeker recht heeft op een netto-uitkering van € 928,29. Er is daarnaast sprake van een aantal inhoudingen van in totaal € 243,07, zodat verzoeker maandelijks een bedrag van € 685,22 ontvangt.
De voorzieningenrechter overweegt dat verzoeker in aanmerking komt voor vrijstelling van het griffierecht als zijn inkomen lager is dan 90 procent van de maximale bijstandsuitkering voor een alleenstaande, dus lager is dan € 879,44 en verzoeker geen vermogen heeft waaruit hij het griffierecht kan betalen. Voor de berekening moet worden uitgegaan van het netto-inkomen waarover verzoeker kan beschikken. Inhoudingen ten gevolge van beslagen moeten dus ook worden afgetrokken van het netto-recht. De voorzieningenrechter verwijst ter vergelijking naar de uitspraak van het gerechtshof ‘Hertogenbosch van 19 november 2015 (ECLI:NL:GHSHE:2015:4617), overweging 4.2. Daarin wordt ten gunste van degene die betalingsonmacht inroept rekening gehouden met zowel de inhouding wegens beslag als met een schuldhulpverlening/onderbewindstelling. Verzoeker zit daarmee onder de grens van 90 procent van € 879,44. Verzoeker beschikt niet over vermogen. Verzoeker heeft recht op vrijstelling van het griffierecht. In dit geval heeft verzoeker tijdig verzocht om vrijstelling van het griffierecht, maar kon de rechtbank verzoeker niet meer bereiken vóór de zitting. Voor het begin van de zitting heeft verzoeker het bedrag aan de balie betaald omdat hij uit de brieven van de rechtbank had begrepen dat hij dat vóór de zitting moest doen. Uit de omstandigheid dat verzoeker het feitelijk wel heeft betaald, leidt de voorzieningenrechter niet af dat hij dus niet in betalingsonmacht verkeert. Daarom zal de voorzieningenrechter het betaalde griffierecht laten terugbetalen.