2.6.De overeenkomst luidt onder meer als volgt:
“
Preambule
In diverse overheidssectoren is reeds geruime tijd sprake van een impasse aan de onderhandelingstafel als gevolg van de beperkte budgettaire ruimte voor arbeidsvoorwaarden. Daardoor is er in verschillende sectoren inmiddels sprake van collectieve actie voor een betere cao. Partijen vinden het van groot belang dat de impasse doorbroken wordt, reden om de voorliggende overeenkomst te sluiten. Met deze overeenkomst willen partijen het goede signaal afgeven naar overheidswerknemers en de samenleving. Naar het oordeel van de partijen wordt met deze bovensectorale overeenkomst waardering voor de medewerkers uitgedrukt en kan het zorgen voor de nodige rust binnen de overheidssectoren. (…)
Als gevolg van de economische crisis heeft het kabinet zich genoodzaakt gezien ervoor te kiezen voor de kabinetssectoren enige jaren de contractlonen nominaal te bevriezen. Achteraf bezien acht het kabinet de keuze voor een nominale nullijn geen gelukkige. Immers het algemeen belang is eveneens ermee gediend dat de onderscheiden publieke werkgevers en werknemers(organisaties) in samenspraak kunnen komen tot een integrale afweging tussen eisen van bedrijfsvoering, goed publiek werkgeverschap en arbeidsvoorwaarden. Daarvoor is onderhandelingsvrijheid een noodzakelijke. Om die reden is het belangrijk dat ook bij zeer beperkte of geen budgettaire ruimte er wel altijd overleg gevoerd zal kunnen worden. Het kabinet beseft dat het basisuitgangspunt voor normale arbeidsverhoudingen open en reëel overleg is en dit zal voor de toekomst de beleidslijn zijn.
Partijen benadrukken dat deze bovensectorale afspraak een unieke uitzondering is op het geldende sectorenmodel, waar geen precedent van uit mag gaan. Het uitzonderlijke van deze overeenkomst zit erin dat partijen het wenselijk achten nu een integrale afweging van pensioen en primair loon te kunnen maken. Partijen benadrukken dat onderwerpen voor de kwaliteitsagenda aan de sectortafels zijn voorbehouden en volledig los staan van deze overeenkomst. Daar afspraken over de pensioenen enkel bovensectoraal tot stand kunnen komen, moet de gehele overeenkomst bovensectoraal zijn. De hier gemaakte afspraken zijn bindend voor de betreffende sectorale cao-besteding. Voor wat betreft het jaar 2016 dienen deze afspraken voor 1 januari 2016 gemaakt te zijn. Bestaande afspraken worden hierbij vanzelfsprekend gerespecteerd en waar nodig verder uitgewerkt. Daarnaast blijft de ruimte bestaan om aan de sectortafel met elkaar in gesprek te blijven over andere arbeidsvoorwaarden. Partijen zijn door hun handtekening gebonden aan deze afspraken. De overeenkomst geldt voor de jaren 2015 en 2016.
Deze bijzondere afspraak leidt tot een verlaging van de ABP-premie. Ondertekenaars van werkgeverszijde zeggen toe dat het werkgeversdeel van deze premiedaling direct en volledig, per 01-01-2016 door alle VSO-werkgevers wordt doorvertaald naar het primaire loon. Daarnaast daalt ook het werknemersdeel van de pensioenpremie, hetgeen een positief effect heeft op het nettosalaris.
Loonafspraken
Kabinetssectoren
Voor de kabinetssectoren (Rijk, Politie, Defensie en Rechterlijke Macht) stijgt het primaire loon in de periode 2015-2015 in totaal met 5,05%. De aanpassing van de pensioenregeling en het schrappen van de premieopslag leidt tot de vrijval van 1,4% van de loonsom vanaf 2016. Dit werkgeversdeel van de premiedaling wordt direct en volledig per 01-01-2016 doorvertaald naar het primair loon.
(…)
Onderwijssectoren
(…)
De aanpassing van de pensioenregeling en het schrappen van de premieopslag leidt tot de vrijval van 1,4% van de loonsom vanaf 2016. Dit werkgeversdeel van de premiedaling wordt direct en volledig per 01-01-2016 doorvertaald naar het primair loon.
(…)
Overige VSO-sectoren
Voor de overige VSO-sectoren (gemeenten, provincies, waterschappen, UMC’s en onderzoeksinstellingen) stijgt het primaire loon per 1 januari 2016 met 1,4%. Dit betreft de verlaging van de ABP werkgeverspremie zoals bij de kabinetssectoren beschreven. Dit werkgeversdeel van de premiedaling wordt direct en volledig per 01-01-2016 doorvertaald naar het primair loon. De overige VSO-sectoren hebben met betrekking tot de arbeidsvoorwaarden een eigen zelfstandige verantwoordelijkheid. Aan de cao-tafels van de overige VSO-sectoren kunnen nadere loonafspraken worden gemaakt welke leiden tot een hogere loonstijging dan de genoemde 1,4%.
Pensioen
Indexatieambitie
(…)
De huidige financiële situatie bij het ABP maakt het met de nu geldende rekensystematiek onmogelijk om de aanspraken de komende jaren te indexeren. Zo is de dekkingsgraad langdurig onvoldoende om de huidige indexatieambitie waar te kunnen maken. Daarom hebben partijen besloten per 1 januari 2016 de ABP-regeling voor ouderdomspensioen voortaan te indexeren op basis van prijsinflatie in plaats van looninflatie. Daarmee wordt koopkrachtbehoud de ambitie. In de geldende rekensystematiek is volledige prijsindexatie eerder te bereiken dan volledige loonindexatie. Aanpassing van het ambitieniveau bij de indexatie van loon- naar prijsniveau, leidt tot een lagere ABP-premie. Het hieruit voortvloeiende lagere werkgeversdeel van de ABP premie wordt volledig per 1 januari 2016 aangewend voor loonstijging. Daarnaast heeft het lagere werknemersdeel van de ABP premie een positief effect op het netto loon van werknemers van circa 0,5% punt (afhankelijk van de hoogte van het inkomen van de werknemer).
(…)
Partijen spreken af dat de overeengekomen maatregelen door hun vertegenwoordigers in de Pensioenkamer één op één bekrachtigd zullen worden in de pensioenregeling.
Herstelopslag
Het ABP bestuur moet haar financiële beleid inclusief het herstelbeleid indienen bij de toezichthouder DNB.
(…)
Voorts komen partijen overeen dat het werkgeversdeel van de hiermee uitgespaarde premiestijging per 1 januari 2016 volledig ten goede komt aan primair loon.
Mocht zich onverhoopt de situatie voordoen dat het ABP genoodzaakt wordt om tot korten over te gaan, dan zullen ondertekenende partijen, in open en reëel overleg de mogelijkheid van incidentele premieopslag bezien, te financieren uit de dan beschikbare arbeidsvoorwaardenruimte.
Partijen spreken tot slot af dat de overeengekomen maatregelen door hun vertegenwoordigers in de Pensioenkamer één op één bekrachtigd zullen worden in de pensioenregeling.”