ECLI:NL:RBMNE:2016:4204

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
20 mei 2016
Publicatiedatum
25 juli 2016
Zaaknummer
16/994047-14 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Criminele organisatie en valsheid in geschrift in het kader van een mega-onderzoek naar omkoping en witwassen

In deze zaak, die betrekking heeft op een mega-onderzoek naar de SNS Property Finance (SNSPF), is de verdachte, een rechtspersoon, beschuldigd van valsheid in geschrift, gewoontewitwassen en deelname aan een criminele organisatie. De rechtbank heeft vastgesteld dat medewerkers van SNSPF onderling betalingsafspraken hebben gemaakt, waarbij valse facturen zijn opgemaakt. De verdachte was hierbij betrokken en heeft valse facturen opgemaakt om de werkelijke aard van de betalingen te verhullen. De rechtbank heeft het bewijs beoordeeld en vastgesteld dat de verdachte samen met andere betrokkenen zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde feiten. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een geldboete van € 10.000,-. De feiten zijn gepleegd in de periode van 25 november 2010 tot en met 25 november 2012, waarbij de verdachte in totaal € 40.378,16 heeft gefactureerd aan andere vennootschappen die deel uitmaakten van de criminele organisatie. De rechtbank heeft de bewezenverklaring van valsheid in geschrift, gewoontewitwassen en deelname aan een criminele organisatie vastgesteld op basis van de ingebrachte bewijsmiddelen en de verklaringen van betrokkenen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/994047-14 (P)
Vonnis van de meervoudige strafkamer van 20 mei 2016
in de strafzaak tegen
[verdachte] B.V.,
[adres] , [postcode] te [vestigingsplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 30 november 2015 (regie), 22, 24 (inhoudelijke behandeling) en 29 maart 2016 (requisitoir), 5 april 2016 (pleidooi, repliek, dupliek en laatste woord verdachte) en 9 mei 2016 (sluiting onderzoek).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officieren van justitie en van wat namens verdachte (hierna ook te noemen: [verdachte] ) door de heer [medeverdachte 1] en haar raadslieden, mr. M.G. Pekkeriet en mr. A. Foppen, naar voren is gebracht. Omdat mr. Pekkeriet hoofdzakelijk het woord heeft gevoerd, zal in het vonnis worden gesproken over “de raadsvrouw”, waarmee mr. Pekkeriet wordt bedoeld.

2.Tenlastelegging

De tenlastelegging is aan dit vonnis gehecht (Bijlage I).
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte -al dan niet samen met anderen- valse facturen heeft opgemaakt (feit 1), zich schuldig heeft gemaakt aan gewoontewitwassen (feit 2) en heeft deelgenomen aan een criminele organisatie (feit 3).

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en het Openbaar Ministerie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officieren van justitie hebben gevorderd alle ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen te verklaren.
De officieren van justitie hebben een aantal uitdrukkelijk onderbouwde standpunten naar voren gebracht, die zullen worden besproken bij de bewijsoverwegingen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft integrale vrijspraak bepleit.
De raadsvrouw heeft een aantal verweren gevoerd, die zullen worden besproken bij de bewijsoverwegingen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Bewijsmiddelen [1]
Valsheid in geschrift, gewoontewitwassen en criminele organisatie
[medeverdachte 5]is sinds 2005 enig aandeelhouder [2] en bestuurder [3] van [bedrijf 1] BV, welke vennootschap enig aandeelhoudster en bestuurster is van [bedrijf 2] BV [4] , beide gevestigd te [vestigingsplaats] (hierna respectievelijk: [bedrijf 1] en [bedrijf 2] ). [bedrijf 3] NV (hierna: [bedrijf 3] ) is op verzoek van [medeverdachte 5] opgericht eind 2010/begin 2011. [bedrijf 3] is gevestigd te [vestigingsplaats] [5] en [medeverdachte 5] is gemachtigd tot de bankrekeningen van [bedrijf 3] . [6]
[medeverdachte 5] is vanaf maart 2010 werkzaam geweest bij SNSPF. [7]
Introductie en betalingen externen
Nadat hij [medeverdachte 5] had aangenomen is [medeverdachte 3] aangenomen bij SNS via [medeverdachte 5] , aldus [medeverdachte 4] . [8] Vervolgens zijn toen nog een aantal mensen aangebracht waaronder [medeverdachte 6] , [medeverdachte 1] , [A] , [B] en [medeverdachte 9] . [medeverdachte 5] heeft met deze mensen gesprekken gevoerd. [9] [medeverdachte 3] werd als eerst, medio 2010, aangenomen. [10] [medeverdachte 7] heeft verklaard dat een aantal van deze mensen via hem bij SNSPF is gaan werken. [11]
In het bij [medeverdachte 5] aangetroffen excelbestand genaamd “detachering” [12] zijn werkbladen opgenomen met de namen: [voornaam] , [voornaam] , [voornaam] , [voornaam] , [voornaam] , [voornaam] en [voornaam] . Dit zijn voornamen van medewerkers van SNSPF (de rechtbank begrijpt respectievelijk: [medeverdachte 3] , [medeverdachte 6] , [medeverdachte 1] , [B] , [A] , [medeverdachte 9] en [medeverdachte 8] ). Over de periode augustus 2010 tot en met december 2012 is per persoon vermeld:
- hoeveel uur de medewerker bij SNSPF heeft gewerkt;
- hoeveel vergoeding deze medewerker bij SNSPF heeft gedeclareerd;
- hoeveel [medeverdachte 5] bij deze medewerker declareerde en
- hoe deze declaratie verdeeld werd tussen: [medeverdachte 5] , [medeverdachte 4] , [medeverdachte 7] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 6] en [medeverdachte 1] . [13]
Volgens [medeverdachte 5] betreft dit zijn administratie van deze groep; hij hield dit overzicht maandelijks bij. [14] De bedragen die op dit spreadsheet staan, komen overeen met de afspraken die hij met de betreffende mensen heeft gemaakt. [15] Als mensen anderen aanbrachten kregen zij een deel van die fee. [16] [medeverdachte 5] heeft [medeverdachte 4] verteld over deze afspraken en het betalen van de bemiddelingsfees. [medeverdachte 4] wist dat een gedeelte van hun uurtarief naar [medeverdachte 5] ging. [17]
[medeverdachte 3] en [medeverdachte 6] maakten gebruik van de volgende vennootschappen: espectievelijk [bedrijf 4] BV [18] en [bedrijf 5] BV [19] . [medeverdachte 7] maakte gebruik van het bedrijf [bedrijf 6] [20] [medeverdachte 4] is sinds de oprichting in 2006 enig aandeelhouder van [bedrijf 7] BV welke vennootschap enig aandeelhoudster is van [bedrijf 8] BV. [21]
[medeverdachte 1]
verklaart dat hij feitelijk leidinggevende is van [verdachte] [22] Hij is per 10 september 2010 werkzaamheden voor SNSPF gaan verrichten op basis van een overeenkomst van opdracht. [23]
Hij verklaart ook dat hij in augustus 2010 via [medeverdachte 7] in contact is gekomen met [medeverdachte 5] . [24] [medeverdachte 5] heeft [medeverdachte 1] gebeld en aan hem meegedeeld om welke functie bij SNSPF het zou gaan en heeft hem gevraagd zijn cv te sturen. [medeverdachte 1] heeft vervolgens zijn cv aan [medeverdachte 5] gemaild. Daarna heeft [medeverdachte 1] een gesprek gehad met [medeverdachte 4] , waarin de werkzaamheden en het uurtarief zijn besproken. Met [medeverdachte 7] maakte [medeverdachte 1] de afspraak dat hij 30 procent (€ 75,-) per gewerkt uur zou afdragen aan [medeverdachte 7] . Op verzoek van [medeverdachte 7] werden de betalingen van deze afdracht gedaan via [medeverdachte 5] . [25]
De omschrijving op de facturen, die aan [medeverdachte 1] gericht waren, had volgens [medeverdachte 5] anders moeten zijn, namelijk bemiddelingsfee. [26] [medeverdachte 5] verklaart dat hij binnen SNSPF, behalve aan [medeverdachte 4] , niemand iets heeft verteld over de betalingen die [medeverdachte 6] aan hem deed. [27] Over [medeverdachte 1] verklaart [medeverdachte 5] gelijkluidend. [28]
[medeverdachte 1] verklaart dat [medeverdachte 6] op enig moment mensen heeft aangebracht bij [medeverdachte 5] . In een gesprek met [medeverdachte 7] heeft [medeverdachte 6] onderhandeld en een korting gekregen van € 15,- per door [A] en [B] gewerkt uur. Deze korting heeft [medeverdachte 6] met [medeverdachte 1] gedeeld. [29] In eerste instantie zou de fee worden verrekend met de fee die werd betaald. Op verzoek van [medeverdachte 7] is deze fee toch gefactureerd. De facturering van deze fee deed [medeverdachte 1] via [verdachte] [30] De facturen werden door [medeverdachte 1] verwerkt in de administratie van [verdachte] [31] [medeverdachte 1] wist hoeveel er gefactureerd moest worden, omdat [medeverdachte 5] de uren van [A] en [B] aan hem doorstuurde. De facturen maakte [medeverdachte 1] thuis in [woonplaats] op of bij zijn ouders in [woonplaats] . [32]
[verdachte] heeft in de periode van 25 november 2010 tot en met 25 november 2012 een bedrag van in totaal € 40.378,16 (exclusief btw) gefactureerd aan [bedrijf 1] en [bedrijf 2] . Deze facturen zijn in de periode van 3 december 2010 tot en met 16 december 2012 voldaan. [33]
De hiervoor weergegeven feiten en omstandigheden worden slechts gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop deze blijkens de inhoud kennelijk betrekking hebben.
4.3.2
Korte samenvatting feiten en omstandigheden
Voor de leesbaarheid van dit vonnis volgt hier een korte samenvatting van de opgesomde bewijsmiddelen.
[medeverdachte 1] is door [medeverdachte 7] benaderd om werkzaamheden te gaan verrichten voor SNSPF. Vervolgens is tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 7] de afspraak gemaakt dat [medeverdachte 1] € 75,- per gewerkt uur bij SNSPF zou afdragen aan [medeverdachte 7] . De omschrijving op de facturen betrof adviesdiensten. Op enig moment heeft [medeverdachte 6] [A] en [B] als nieuwe medewerkers bij SNSPF aangebracht. [medeverdachte 6] heeft met [medeverdachte 7] de afspraak gemaakt dat hij een deel van de afdracht van [A] en [B] zou ontvangen, namelijk € 15,- per door hen gewerkt uur. Deze vergoeding heeft [medeverdachte 6] met [medeverdachte 1] gedeeld. De omschrijving op de facturen die [medeverdachte 1] daarvoor stuurde, luidde: “Werkzaamheden inzake [bedrijf 9] ”. De facturatie en betalingen verliepen via [verdachte] De hiervoor genoemde betalingsafspraken zijn niet gemeld aan SNSPF.
De rechtbank zal in de volgende paragrafen uitwerken of vorenstaande bewijsmiddelen tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde strafbare feiten dienen te leiden.
4.3.3
Bewijsoverwegingen
Algemeen
Vervolging rechtspersonen en/of natuurlijke personenDe rechtbank overweegt allereerst dat de vervolging of het daderschap van een rechtspersoon de vervolging of het daderschap van natuurlijke personen niet uitsluit. Het staat het Openbaar Ministerie in beginsel vrij te beslissen of de rechtspersoon en/of de natuurlijke persoon op grond van het eigen daderschap wordt vervolgd (HR 21-10-1986, NJ 1987, 362 en ECLI:NL:PHR:2007:BA7261). De stelling dat het daderschap van een rechtspersoon daderschap van een natuurlijk persoon uitsluit, vindt in zijn algemeenheid geen steun in het recht.
Toerekening aan rechtspersonenDaarnaast is voor de onderstaande bewijsoverwegingen van belang dat een rechtspersoon (in de zin van artikel 51 Sr) kan worden aangemerkt als dader van een strafbaar feit indien de betreffende gedraging redelijkerwijs aan hem kan worden toegerekend. Een belangrijk oriëntatiepunt bij de toerekening is of de gedraging heeft plaatsgevonden dan wel is verricht in de sfeer van de rechtspersoon (ECLI:NL:HR:2003:AF7938).
Valsheid in geschrift
Valsheid facturen
De verdediging heeft betoogd dat de facturen niet vals zijn omdat -kort gezegd- beide partijen wisten wat de onderliggende prestatie was, de omschrijving voldoende juist is en de gefactureerde bedragen niet te hoog zijn.
De rechtbank is van oordeel dat alle hiervoor besproken facturen, opgenomen in het bewijsoverzicht Bijlage II, valselijk zijn opgemaakt. Daarbij is van belang dat de facturen volgens de verdachten betrekking hadden op de betaling voor de onderling gemaakte afspraken. Anders dan de omschrijvingen op de facturen suggereren, werden met de facturen dan ook geen adviezen of andere werkzaamheden in rekening gebracht. Nu sprake was van bemiddeling, kan de omschrijving advies niet als juist worden aangemerkt. Aan de hand van de omschrijving op de facturen kan immers niet worden afgeleid op welke onderliggende afspraken en betalingen de facturen in werkelijkheid betrekking hadden. De facturen zijn opgemaakt ten behoeve van de verzwegen omkoping en de bijbehorende betaalstroom en zijn bedoeld om deze betalingen een titel te verschaffen. Met de opgenomen valse omschrijvingen is de werkelijke aard van deze betaalstroom verhuld.
Ook ten tijde van het opmaken van deze facturen had [medeverdachte 1] wetenschap van de aard van de betalingen waarop deze facturen betrekking hadden en had hij daarmee ten minste voorwaardelijk opzet op de valsheid hiervan. Hij heeft de aanmerkelijke kans op de valsheid van deze facturen willens en wetens aanvaard.
Daarbij komt dat door de manier van factureren de suggestie wordt gewekt van een niet bestaande rechtsverhouding. Immers, gefactureerd is tussen de vennootschappen van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 5] terwijl de betalingsafspraak is gemaakt tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 7] . Ook wat betreft deze valsheid hadden zij wetenschap en ten minste voorwaardelijk opzet.
Bewijsbestemming als waren de facturen echt en onvervalstDe verdediging heeft ook betoogd dat geen sprake is geweest van een oogmerk om de facturen als echt en onvervalst te gebruiken. De facturen zijn wel gebruikt, maar de ontvanger is hierdoor niet misleid aangezien het zowel voor de opsteller als de geadresseerde duidelijk was waar de facturen op zagen.
De rechtbank overweegt hierover als volgt. Het oogmerk van de verdachte moet zijn gericht op het gebruik van het valse of vervalste geschrift als ware echt en onvervalst. Dit impliceert gerichtheid op misleiding. Dit betekent dat er derden in het spel moeten zijn, die niet van de valsheid op de hoogte zijn. Het gebruik van het geschrift hoeft niet daadwerkelijk plaats te vinden. Het verweer van de verdediging wordt verworpen, nu facturen naar hun aard reeds in het maatschappelijk verkeer (ook jegens derden) een bewijsbestemming hebben. Bovendien zijn de facturen in dit geval ook nog opgenomen in de bedrijfsadministratie(s) waarmee temeer vast staat dat de facturen bestemd waren voor het gebruik door derden -anderen dan de geadresseerden- als waren zij echt en onvervalst, bijvoorbeeld de fiscus en/of accountants (ECLI:NL:GHAMS:2015:1212). De rechtbank acht dan ook bewezen dat de facturen valselijk zijn opgemaakt met het oogmerk om deze als echt en onvervalst te (doen) gebruiken. Ook hebben de betalers deze door anderen opgemaakte valse facturen voorhanden gehad, terwijl zij wisten dat deze geschriften een zodanige bewijsbestemming hadden.
Medeplegen door vennootschapDe valsheid van de facturen en de hiermee verrichte handelingen, zoals ten laste gelegd, kunnen zowel aan [medeverdachte 1] als aan zijn vennootschap worden toegerekend. Uit de gebezigde bewijsmiddelen kan worden vastgesteld dat [medeverdachte 1] zelf de ten laste gelegde handelingen (zodoende als medepleger) heeft begaan. Omdat de ten laste gelegde gedragingen gelet op de gebezigde bewijsmiddelen- hebben plaatsgevonden en/of zijn verricht in de sfeer van de rechtspersoon worden deze ook aan haar (als medepleger) toegerekend.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] zich samen met [medeverdachte 1] heeft schuldig gemaakt aan het opmaken van valse facturen (feit 1).
Gewoontewitwassen
De verdediging heeft betoogd dat geen sprake is van gelden die verkregen zijn uit (voorafgaande) strafbare feiten. Indien de rechtbank wel tot een bewezenverklaring van een gronddelict komt dan is sprake van geld afkomstig uit een eigen misdrijf. Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad is het verwerven en voorhanden hebben hiervan niet strafbaar.
Illegale herkomstDe rechtbank stelt vast dat [medeverdachte 1] gedurende de ten laste gelegde periode een geldbedrag van in totaal € 40.378,16 (exclusief btw) heeft ontvangen. Dit geldbedrag is gefactureerd en ontvangen via [verdachte] De rechtbank is van oordeel dat [verdachte] dit geldbedrag heeft ontvangen, terwijl zij wist dat dit afkomstig was uit (passieve) niet-ambtelijke omkoping. Dit geldbedrag is immers afkomstig uit een door een ander begaan misdrijf, te weten de omkoping van [medeverdachte 6] die zijn ontvangsten vervolgens met [medeverdachte 1] heeft gedeeld. Deze betalingen zijn gefactureerd en ontvangen via [verdachte]
WitwashandelingenNu geen sprake is van een eigen misdrijf geldt de eis niet dat bij het verwerven en voorhanden hebben een extra verhullende handeling moet zijn verricht. De rechtbank acht de hierna te noemen witwashandelingen wettig en overtuigend bewezen.
[verdachte] heeft de beschikking gehad over het uit misdrijf afkomstige geldbedrag en heeft dit geld daarmee voorhanden gehad. Daarnaast is sprake van het verwerven van dit geldbedrag. [verdachte] heeft het geld verworven door middel van de valse facturen die door haar zijn opgemaakt. Daarmee heeft zij tevens de werkelijke aard van het door hem ontvangen geld verhuld.
[medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij de facturen die hij vanuit [verdachte] verstuurde ook heeft verwerkt in zijn administratie. Door deze handeling is de aard van de ontvangen geldbedragen blijvend verhuld. De facturen met een onjuiste omschrijving die in de administratie van de vennootschappen zijn opgenomen, suggereerden dat de geldbedragen op deze facturen uitsluitend een legale aard hadden. De illegale aard van de betalingen is door [verdachte] op deze wijze verhuld in de legale bedrijfsvoering.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat [verdachte] de door haar ontvangen geldbedragen heeft witgewassen door deze te verwerven, voorhanden te hebben en de werkelijke aard hiervan te verhullen.
Pleegperiode en gewoonteWitwassen moet worden beschouwd als een voortdurend delict. Dit brengt mee dat de pleegperiode doorloopt zolang de verdachten ten aanzien van deze geldbedragen nog steeds witwashandelingen verrichten (ECLI:NL:HR:2014:956). Dat deze handelingen nog altijd voortduren of worden verricht kan echter aan de hand van het dossier niet worden vastgesteld. Daarbij acht de rechtbank het in dit geval ook rechtens niet juist om de pleegperiode tot heden door te laten lopen. Het voorhanden hebben en verhullen van de werkelijke aard loopt door zolang verdachten de beschikking hadden over de geldbedragen. Het specifieke moment waarop zij -bijvoorbeeld door gebruik- niet meer over de geldbedragen konden beschikken, is niet vast te stellen aan de hand van het dossier. Daarom wordt in het voordeel van verdachten aangesloten bij data waarvan gesteld kan worden dat zij in de periode daaraan voorafgaand in ieder geval hebben kunnen beschikken over de geldbedragen.
Vastgesteld kan worden dat de witwashandelingen in ieder geval hebben plaatsgevonden tot aan het moment van ontvangst van de laatste omkoopbetaling op 16 december 2012. Anders dan bij andere ontvangers kan ten aanzien van [medeverdachte 1] niet worden bewezen dat het geldbedrag ook is gebruikt. Dit zou meteen na de datum van ontvangst kunnen zijn gebeurd waardoor verdachte het uit misdrijf afkomstige geld vanaf dat moment niet meer voorhanden heeft gehad en/of heeft verhuld. Om te kunnen witwassen moet verdachte kunnen beschikken over het van misdrijf afkomstige voorwerp. Het einde van de pleegperiode wordt daarom vastgesteld op 16 december 2012.
De rechtbank is ten slotte van oordeel dat, gelet op de bewezenverklaarde periode, de hoeveelheid witgewassen geldbedragen en de verschillende verrichte witwashandelingen, de verdachten van witwassen een gewoonte hebben gemaakt.
Medeplegen door vennootschapHet gewoontewitwassen van de ten laste gelegde geldbedragen wordt zowel voor [medeverdachte 1] als voor zijn vennootschap bewezen verklaard. Uit de gebezigde bewijsmiddelen kan worden vastgesteld dat [medeverdachte 1] zelf de ten laste gelegde handelingen (zodoende als medepleger) heeft begaan. Omdat de ten laste gelegde gedragingen gelet op de gebezigde bewijsmiddelen- hebben plaatsgevonden en/of zijn verricht in de sfeer van de rechtspersoon worden deze ook aan haar (als medepleger) toegerekend.
ConclusieDe rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] zich samen met [medeverdachte 1] heeft schuldig gemaakt aan gewoontewitwassen van het ten laste gelegde totaalbedrag in de voornoemde pleegperiode (feit 2).
Criminele organisatie
De verdediging heeft betoogd dat geen sprake was van (wetenschap van) een samenwerkingsverband tussen verdachten, geen opzet op deelneming aan een criminele organisatie en ook geen opzet op het oogmerk van die organisatie tot het plegen van strafbare feiten.
Criminele organisatie
De rechtbank overweegt allereerst dat met een criminele organisatie ex artikel 140 Sr wordt bedoeld een gestructureerd en duurzaam samenwerkingsverband van twee of meer personen met als oogmerk het plegen van misdrijven. Niet is vereist dat de betrokkenen bekend zijn met alle personen die deel uitmaken van de organisatie. Verdachten moeten een aandeel hebben in het samenwerkingsverband, dan wel de gedragingen ondersteunen die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het oogmerk van de organisatie. Voor opzettelijke deelneming is voldoende dat verdachten in algemene zin weten dat de organisatie het plegen van misdrijven tot oogmerk heeft. Ook rechtspersonen kunnen deelnemen aan een criminele organisatie.
Deelneming
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de gebezigde bewijsmiddelen, in niveau 2 sprake is geweest van een gestructureerd samenwerkingsverband, opgericht en geleid door [medeverdachte 4] en [medeverdachte 5] . Het oogmerk van de organisatie was gericht op de passieve en actieve niet-ambtelijke omkoping, de hiermee samenhangende valsheid in geschrift en het gewoontewitwassen. [verdachte] heeft niet alleen wetenschap gehad van het oogmerk van de organisatie maar zij heeft ook een aandeel gehad in de gedragingen die strekken tot verwezenlijking hiervan.
[verdachte] heeft een substantieel aandeel gehad in en ondersteuning gegeven aan gedragingen strekkende tot uitvoering van het oogmerk van de organisatie. Allereerst heeft [verdachte] zelf bijgedragen door valse facturen op te (laten) maken en de hieruit voortvloeiende ontvangsten wit te wassen. Daarnaast kan de vennootschap wetenschap worden toegerekend van vergelijkbare deelneming door en het verrichte aandeel van anderen aan/bij de organisatie. De handelingen door [medeverdachte 1] zelf verricht hebben immers plaatsgevonden en/of zijn verricht in de sfeer van de vennootschap en kunnen ook aan haar (als medepleger) worden toegerekend. Niemand heeft de betaalstromen gemeld bij SNS(PF). Het samenwerkingsverband heeft hierdoor onafgebroken en gedurende een langere periode kunnen bestaan, terwijl het aantal medewerkers van SNSPF dat bij de betalingen betrokken raakte toenam.
De rechtbank concludeert dat [verdachte] heeft deelgenomen aan een criminele organisatie bestaande uit de in de bewezenverklaring nader te noemen verdachte natuurlijke personen en hun vennootschappen (feit 3).

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4.3 genoemde bewijsmiddelen de feiten 1 (valsheid in geschrift), 2 (gewoontewitwassen) en 3 (criminele organisatie) wettig en overtuigend bewezen.
De volledige bewezenverklaring is opgenomen in Bijlage III van dit vonnis.
De rechtbank spreekt verdachte vrij van hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan in deze bijlage is bewezen verklaard.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar als
Feit 1: Medeplegen van valsheid in geschrift, meermalen gepleegd, begaan door een rechtspersoon;
Feit 2: Medeplegen van gewoontewitwassen, begaan door een rechtspersoon;
Feit 3: Het deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven, begaan door een rechtspersoon.
Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1
De eis van de officier van justitie
De officieren van justitie hebben gevorderd dat verdachte voor de door hen onder 1 tot en met 3 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een geldboete van € 10.000,-.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft (ten aanzien van de vennootschap van [medeverdachte 1] ) geen strafmaatverweer gevoerd.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte en de omstandigheden waaronder dit is begaan, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
[medeverdachte 1] is als SNSPF-medewerker betrokken geweest bij de omkoping van [medeverdachte 6] . [medeverdachte 1] was op de hoogte van deze omkoping en kreeg een deel van het geld dat [medeverdachte 6] uit deze omkoping verkreeg. Om te voorkomen dat de afspraken aan het licht zouden komen, zijn valse facturen opgemaakt, waarmee de werkelijke aard van de betalingen werd verhuld. De facturatie en de betalingen verliepen via de vennootschap van [medeverdachte 1] , zijnde verdachte. [verdachte] heeft voor ruim € 40.000,- gefactureerd aan de vennootschappen van [medeverdachte 5] . Daarnaast werden de ontvangen geldbedragen witgewassen door deze in de administratie als legale inkomsten in te boeken en door de gelden in het financiële verkeer te brengen.
[verdachte] heeft onder een schijn van legale bedrijfsvoering deelgenomen aan het financieel economisch verkeer. Daardoor is het vertrouwen dat in rechtspersonen moet kunnen worden gesteld, ondergraven. De rechtbank neemt dit [verdachte] kwalijk.
De rechtbank heeft gelet op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 5 november 2015, waaruit blijkt dat [verdachte] niet eerder is veroordeeld.
De rechtbank vindt oplegging van een geldboete passend. Bij de bepaling van de hoogte hiervan let de rechtbank in het bijzonder op de volgende omstandigheden. [verdachte] heeft gelden ontvangen die afkomstig waren uit de omkoping van [medeverdachte 6] . De werkelijke aard van deze ontvangsten zijn verhuld met een valse factuurstroom en de opbrengst is vervolgens witgewassen. Er was sprake van een intensieve en langdurige samenwerking tussen de verdachte natuurlijke personen, hun vennootschappen en [verdachte] Mede door deze organisatie hebben de omkopingsconstructies kunnen blijven voortbestaan. Ook [verdachte] heeft hiermee een substantiële rol gehad in de criminele organisatie die zich bezig hield met omkoping, valsheid in geschrift en gewoontewitwassen.
Gelet op deze omstandigheden, de duur van de bewezen verklaarde periode en de hoogte van de ontvangen bedragen acht de rechtbank een geldboete van € 10.000,- passend en geboden.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 23, 24, 47, 51, 57, 140, 225, 420bis en 420ter van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.Beslissing

De rechtbank:
BewezenverklaringVerklaart bewezen dat verdachte het onder feiten 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
StrafbaarheidHet bewezen verklaarde levert op:
Feit 1: Medeplegen van valsheid in geschrift, meermalen gepleegd, begaan door een rechtspersoon;
Feit 2: Medeplegen van gewoontewitwassen, begaan door een rechtspersoon;
Feit 3: Het deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven, begaan door een rechtspersoon.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte daarvoor strafbaar.
Straf
Veroordeelt verdachte tot een geldboete van
€ 10.000,-(zegge: tienduizend euro en nul eurocent).
Dit vonnis is gewezen door
mr. A. van Maanen, voorzitter,
mr. drs. S.M. van Lieshout en mr. A.M.M.E. Doekes-Beijnes, rechters,
in tegenwoordigheid van mrs. M.C. van Reenen en K.M. Strijbos, griffiers,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 20 mei 2016.
BIJLAGE I: de tenlastelegging
Aan [verdachte] B.V. is ten laste gelegd dat
1.
(niveau 2):
Zij in of omstreeks de periode van 25 november 2010 tot en met 25 november
2012 te Groningen en/of Enschede, in elk geval in Nederland, tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
veertien (14), althans een of meer, factu(u)r(en) van haar, verdachte, en/of
[medeverdachte 1] gericht aan [medeverdachte 5] en/of [bedrijf 1] BV ten
bedrage van in totaal circa Euro 24.963,77 (exclusief btw) (te weten: D-0411
en/of D-0412 en/of D-1074 en/of D-1075 en/of D-1076 en/of D-1077 en/of D-1078
en/of D-1079 en/of D-1080 en/of D-1081 en/of D-1082 en/of D-1083 en/of D-1084
en/of D-1086)
en/of
acht (8), althans een of meer, factu(u)r(en) van haar, verdachte, en/of
[medeverdachte 1] gericht aan [medeverdachte 5] en/of [bedrijf 2] BV ten bedrage van
in totaal circa Euro 15.414,39 (exclusief btw) (te weten: D-1085 en/of D-1087
en/of D-1088 en/of D-1089 en/of D-1090 en/of D-1091 en/of D-0413 en/of D-0414)
zijnde telkens (een) geschrift(en) dat/die bestemd was/waren om tot bewijs van
enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt en/of doen opmaken en/of laten
opmaken en/of vervalst en/of doen vervalsen en/of laten vervalsen, immers
heeft/hebben zij, verdachte, en/of haar mededader(s) valselijk en/of in strijd
met de waarheid -zakelijk weergegeven-
op/in die factu(u)r(en) vermeld dat door haar, verdachte, en/of
[medeverdachte 1] werkzaamheden en/of diensten (te weten: "werkzaamheden inzake
[bedrijf 9] " en/of "werkzaamheden betreffende [naam] CS") zijn verricht ten
behoeve van/voor [medeverdachte 5] en/of [bedrijf 1] BV en/of
[bedrijf 2] BV, terwijl in werkelijkheid die werkzaamheden en/of diensten niet,
althans niet in zijn geheel, door haar, verdachte, en/of [medeverdachte 1]
zijn verricht ten behoeve van/voor [medeverdachte 5] en/of [bedrijf 1] BV
en/of [bedrijf 2] BV
en/of (telkens)
op/in die factu(u)r(en) (een) factuurbedrag(en) vermeld dat/die in
werkelijkheid geen, althans niet volledig, betrekking heeft/hebben op de in
die factu(u)r(en) vermelde(n) werkzaamheden en/of diensten,
zulks (telkens) met het oogmerk om dat/die geschrift(en) als echt en
onvervalst te gebruiken en/of door anderen te doen gebruiken;
Artikel 225 lid 1 jo artikel 47/51 Wetboek van Strafrecht
art 225 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
(niveau 2):
Zij in of omstreeks de periode van 3 december 2010 tot en met heden te Haren
(Groningen) en/of Amsterdam en/of Groningen en/of Enschede en/of Leusden
en/of Utrecht, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een
ander of anderen, althans alleen, (van) één of meer voorwerp(en), te weten
een of een meer geldbedrag(en) tot een totaal bedrag van circa Euro 40.378,16
(exclusief btw) (zie: o.a. AH-042 en/of AH-068), bestaande uit
circa Euro 24.963,77 (exclusief btw) (ontvangen (van [medeverdachte 5] ) op basis van
de factu(u)r(en) D-0411 en/of D-0412 en/of D-1074 en/of D-1075 en/of D-1076
en/of D-1077 en/of D-1078 en/of D-1079 en/of D-1080 en/of D-1081 en/of
D-1082 en/of D-1083 en/of D-1084 en/of D-1086)
en/of
circa Euro 15.414,39 (exclusief btw) (ontvangen (van [medeverdachte 5] ) op basis van
de factu(u)r(en) D-1085 en/of D-1087 en/of D-1088 en/of D-1089 en/of D-1090
en/of D-1091 en/of D-0413 en/of D-0414),
in elk geval enig(e) geldbedrag(en),
de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding
en/of de verplaatsing heeft/hebben verborgen/verhuld en/of heeft/hebben
verborgen/verhuld wie de rechthebbende(n) op/het/de
voorwerp(en)/geldbedrag(en) was/waren en/of wie het/dat/die voorhanden
heeft/hebben gehad
en/of dat/die voorwerp(en)/geldbedrag(en) voorhanden heeft/hebben gehad en/of
heeft/hebben verworven en/of heeft/hebben omgezet en/of heeft/hebben
overgedragen en/of van dat/die voorwerp(en)/geldbedrag(en) gebruik
heeft/hebben gemaakt
terwijl zij, verdachte, en/of haar mededader(s), (telkens) wist(en) dat/die
voorwerp(en)/geldbedrag(en) geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of
middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf,
terwijl zij, verdachte, en/of haar mededader(s), daarvan een gewoonte
heeft/hebben gemaakt;
Artikel 420bis/ter jo artikel 47/51 Wetboek van Strafrecht
art 420ter Wetboek van Strafrecht
art 420bis lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
3.
(niveau 2):
Zij in of omstreeks de periode van 20 september 2010 tot en met 4 maart 2013
te Leusden en/of Sint-Michielsgestel en/of Hilversum en/of Utrecht en/of
Haren (Groningen) en/of Amsterdam en/of Groningen en/of Enschede, in elk
geval in Nederland en/of te Willemstad, in elk geval op Curaçao, en/of te
Praag, in elk geval in Tsjechië, opzettelijk heeft deelgenomen aan een
organisatie, te weten een organisatieverband van natuurlijke personen en/of
rechtspersonen, bestaande uit o.a. haar, verdachte, en/of [medeverdachte 4]
en/of [medeverdachte 5] en/of [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 8] en/of [medeverdachte 9]
en/of [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 6] en/of [medeverdachte 7]
en/of [bedrijf 8] BV (" [naam bedrijf] BV") en/of [bedrijf 1]
BV en/of [bedrijf 2] BV en/of [bedrijf 3] NV en/of
[bedrijf 10] BV en/of [bedrijf 11] BV en/of [bedrijf 4] BV en/of [bedrijf 12] BV
en/of [bedrijf 5] BV en/of [bedrijf 6] , welke organisatie tot oogmerk
heeft/had het plegen van misdrijven, namelijk onder meer
-oplichting van SNS Property Finance BV (met ingang van 1 januari 2014 genaamd
Propertize BV) en/of SNS Reaal NV (artikel 326 Wetboek van Strafrecht)
-verduistering in dienst betrekking bij SNS Property Finance BV en/of SNS
Reaal NV (artikel 321/322 Wetboek van Strafrecht)
-actieve en/of passieve niet-ambtelijke omkoping (artikel 328ter Wetboek van
Strafrecht)
-(gewoonte)witwassen (artikel 420bis/ter Wetboek van Strafrecht)
-valsheid in geschrifte (artikel 225 Wetboek van Strafrecht);
Artikel 140 Wetboek van Strafrecht
art 140 lid 1 Wetboek van Strafrecht
BIJLAGE II: bewijsmiddelenoverzicht facturen
Nummer
Afkomstig van
Gericht aan
Omschrijving
Factuurdatum
Bedrag (excl. BTW)
Betaaldatum
D-0411
[verdachte] B.V. [34]
[bedrijf 1] B.V.
Werkzaamheden inzake [bedrijf 9]
25 november 2010
€ 798,75
3 december 2010
D-0412
[verdachte] B.V.
[bedrijf 1] B.V.
Werkzaamheden inzake [bedrijf 9]
30 december 2010
€ 1.635,00
3 januari 2011
D-1074
[verdachte] B.V.
[bedrijf 1] B.V.
Werkzaamheden inzake [bedrijf 9]
27 januari 2011
€ 1.368,75
28 januari 2011
D-1075
[verdachte] B.V.
[bedrijf 1] B.V.
Werkzaamheden inzake [bedrijf 9]
20 februari 2011
€ 2.201,25
22 februari 2011
D-1076
[verdachte] B.V.
[bedrijf 1] B.V.
Werkzaamheden inzake [bedrijf 9]
20 maart 2011
€ 1.685,63
28 maart 2011
D-1077
[verdachte] B.V.
[bedrijf 1] B.V.
Werkzaamheden inzake [bedrijf 9]
23 april 2011
€ 2.313,75
25 april 2011
D-1078
[verdachte] B.V.
[bedrijf 1] B.V.
Werkzaamheden inzake [bedrijf 9]
25 mei 2011
€ 2.118,75
25 mei 2011
D-1079
[verdachte] B.V.
[bedrijf 1] B.V.
Werkzaamheden inzake [bedrijf 9]
23 juni 2011
€ 2.390,63
27 juli 2011
D-1080
[verdachte] B.V.
[bedrijf 1] B.V.
Werkzaamheden inzake [bedrijf 9]
24 juli 2011
€ 1.747,50
28 juli 2011
D-1081
[verdachte] B.V.
[bedrijf 1] B.V.
Werkzaamheden inzake [bedrijf 9]
28 augustus 2011
€ 1.974,38
12 september 2011
D-1082
[verdachte] B.V.
[bedrijf 1] B.V.
Werkzaamheden inzake [bedrijf 9]
13 september 2011
€ 928,13
18 september 2011
D-1083
[verdachte] B.V.
[bedrijf 1] B.V.
Werkzaamheden inzake [bedrijf 9]
3 november 2011
€ 1.968,75
14 november 2011
D-1084
[verdachte] B.V.
[bedrijf 1] B.V.
Werkzaamheden betreffende [naam] CS
20 december 2011
€ 1.830,00
27 december 2011
D-1086
[verdachte] B.V.
[bedrijf 1] B.V.
Werkzaamheden betreffende [naam] CS
19 februari 2012
€ 2.002,50
16 maart 2012
Totaal:€ 24.963,77
D-1085
[verdachte] B.V.
[bedrijf 2] B.V.
Werkzaamheden betreffende [naam] CS
19 februari 2012
€ 1.796,25
16 maart 2012
D-1087
[verdachte] B.V.
[bedrijf 2] B.V.
Werkzaamheden betreffende [naam] CS
6 mei 2012
€ 1.586,25
6 mei 2012
D-1088
[verdachte] B.V.
[bedrijf 2] B.V.
Werkzaamheden betreffende [naam] CS
6 mei 2012
€ 1.290,00
6 mei 2012
D-1089
[verdachte] B.V.
[bedrijf 2] B.V.
Werkzaamheden betreffende [naam] CS
3 juni 2012
€ 1.608,75
15 mei 2012
D-1090
[verdachte] B.V.
[bedrijf 2] B.V.
Werkzaamheden betreffende [naam] CS
24 juni 2012
€ 1.610,63
25 mei 2012
D-1091
[verdachte] B.V.
[bedrijf 2] B.V.
Werkzaamheden betreffende [naam] CS
2 augustus 2012
€ 1.365,00
7 september 2012
D-0413
[verdachte] B.V.
[bedrijf 2] B.V.
Werkzaamheden betreffende [naam] CS
20 oktober 2012
€ 3.466,88
16 december 2012
D-0414
[verdachte] B.V.
[bedrijf 2] B.V.
Werkzaamheden betreffende [naam] CS
25 november 2012
€ 2.690,63
16 december 2012 [35]
Totaal:€ 15.414,39
BIJLAGE III: de bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte]
Niveau 2
1.
in de periode van 25 november 2010 tot en met 25 november 2012 te [woonplaats] en/of [woonplaats] , tezamen en in vereniging met een ander,
veertien (14) facturen van haar, verdachte, gericht aan [bedrijf 1] BV ten bedrage van in totaal circa Euro 24.963,77 (exclusief btw) (te weten: D-0411 en D-0412 en D-1074 en D-1075 en D-1076 en D-1077 en D-1078 en D-1079 en D-1080 en D-1081 en D-1082 en D-1083 en D-1084 en D-1086)
en
acht (8) facturen van haar, verdachte, gericht aan [bedrijf 2] BV ten bedrage van in totaal Euro 15.414,39 (exclusief btw) (te weten: D-1085 en D-1087 en D-1088 en D-1089 en D-1090 en D-1091 en D-0413 en D-0414),
zijnde telkens een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt, immers heeft zij, verdachte, en haar mededader valselijk en/of in strijd met de waarheid, zakelijk weergegeven:
op die facturen vermeld dat door haar, verdachte, en/of [medeverdachte 1] werkzaamheden en/of diensten (te weten: "werkzaamheden inzake [bedrijf 9] " en/of "werkzaamheden betreffende [naam] CS") zijn verricht ten behoeve van/voor [medeverdachte 5] en/of [bedrijf 1] BV en/of [bedrijf 2] BV, terwijl in werkelijkheid die werkzaamheden en/of diensten niet door haar, verdachte, en/of [medeverdachte 1] zijn verricht ten behoeve van/voor [medeverdachte 5] en/of [bedrijf 1] BV en/of [bedrijf 2] BV
en telkens
op die facturen factuurbedragen vermeld die in werkelijkheid geen betrekking hebben op de in die facturen vermelde werkzaamheden en/of diensten,
zulks telkens met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken en/of door anderen te doen gebruiken;
2.
in de periode van 3 december 2010 tot en met 16 december 2012 in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, van voorwerpen, te weten geldbedragen tot een totaalbedrag van Euro 40.378,16 (exclusief btw), bestaande uit
- Euro 24.963,77 (exclusief btw) ontvangen van [medeverdachte 5] op basis van de facturen D‑0411 en D-0412 en D-1074 en D-1075 en D-1076 en D-1077 en D-1078 en D-1079 en D-1080 en D-1081 en D-1082 en D-1083 en D-1084 en D-1086) en
- Euro 15.414,39 (exclusief btw) ontvangen van [medeverdachte 5] op basis van de facturen D‑1085 en D-1087 en D-1088 en D-1089 en D-1090 en D-1091 en D-0413 en D-0414),
de werkelijke aard heeft verhuld en die geldbedragen voorhanden heeft gehad en heeft verworven, terwijl zij, verdachte, en haar mededader, telkens wisten dat die geldbedragen onmiddellijk afkomstig waren uit enig misdrijf, terwijl zij, verdachte, en haar mededader, daarvan een gewoonte hebben gemaakt;
3.
in de periode van 20 september 2010 tot en met 4 maart 2013 in Nederland, opzettelijk heeft deelgenomen aan een organisatie, te weten een organisatieverband van natuurlijke personen en rechtspersonen, bestaande uit haar, verdachte, en [medeverdachte 4] en [medeverdachte 5] en [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] en [medeverdachte 6] en [medeverdachte 7] en [bedrijf 8] BV en [bedrijf 1] BV en [bedrijf 2] BV en [bedrijf 3] NV en [bedrijf 4] BV en [bedrijf 5] BV en [bedrijf 6] , welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk
- actieve en passieve niet-ambtelijke omkoping
- ( gewoonte)witwassen
- valsheid in geschrift.

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende FIOD dossier, nummer 51693, bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering (onderzoek Mount Nepal, inhoudende 28 ordners). Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. AH staat voor ambtshandeling, V staat voor proces-verbaal van verhoor verdachte en G staat voor proces-verbaal verhoor getuige. Waar wordt verwezen naar D betreft het andere geschriften als bedoeld in artikel 344, eerste lid, onder 5, van het Wetboek van Strafvordering.
2.AH-020, pagina 2
3.D-1330
4.D-1330
5.V04-05, pagina 10
6.V04-05, pagina 11
7.D-0275, pagina 1 en 2
8.V01-10, pagina 3
9.V01-10, pagina 4
10.D-0258, pagina 3
11.V15-01, pagina 3
12.D-0230
13.AH-042, pagina 2
14.V04-07, pagina 9
15.V04-07, pagina 10
16.V04-05, pagina 6
17.V04-05, pagina 7
18.V10-01, pagina 2
19.V11-01, pagina 3
20.V15-01, pagina 2
21.[bedrijf 7] : D-0167 en [bedrijf 8] : D-0152
22.V12-03, pagina 2
23.AH-068, pagina 10
24.V12-01, pagina 3
25.V12-01, pagina 5
26.V04-07, pagina 12
27.V04-07, pagina 12
28.V04-07, pagina 13
29.V12-01, pagina 7
30.V12-02, pagina 10
31.V12-02, pagina 11
32.V12-03, pagina 4
33.Bijlage II: bewijsmiddelenoverzicht facturen
34.Afkorting voor: [verdachte] B.V.
35.AH-042, pagina 21