ECLI:NL:RBMNE:2016:3953

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
15 juli 2016
Publicatiedatum
15 juli 2016
Zaaknummer
C/16/418266 / KG ZA 16-494
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toelating van De Graafschap tot de Eredivisie en de gevolgen van het besluit van de KNVB

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 15 juli 2016 uitspraak gedaan in een kort geding tussen de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid BETAALD VOETBAL DE GRAAFSCHAP B.V. (hierna: De Graafschap) en de KONINKLIJKE NEDERLANDSE VOETBALBOND (hierna: KNVB). De Graafschap vorderde toelating tot de Eredivisie voor het seizoen 2016-2017, nadat zij was gedegradeerd naar de Eerste Divisie. Dit gebeurde naar aanleiding van een besluit van de Beroepscommissie van de KNVB, die FC Twente ten onrechte had toegelaten tot de Eredivisie. De Graafschap stelde dat het besluit van de Beroepscommissie in een bodemprocedure vernietigd zou worden, en dat de KNVB daarom De Graafschap moest toelaten om chaos te voorkomen.

De voorzieningenrechter oordeelde echter dat het praktisch onuitvoerbaar was om een extra club toe te voegen aan het competitieprogramma, dat begin augustus 2016 van start zou gaan. De rechter wees erop dat het toevoegen van een 19e club niet alleen gevolgen zou hebben voor de Eredivisie, maar ook voor de Eerste Divisie, en dat het onmogelijk was om dit binnen drie weken te realiseren. Bovendien betwijfelde de rechter of de bodemprocedure voor het einde van het seizoen afgerond zou zijn, waardoor het besluit van de Beroepscommissie nog geruime tijd in stand zou blijven.

De rechter wees de vordering van De Graafschap af en veroordeelde haar in de proceskosten. Dit vonnis benadrukt de complexiteit van de situatie en de noodzaak om de integriteit van de competitie te waarborgen, ondanks de belangen van De Graafschap.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
handelskamer
locatie Utrecht
zaaknummer / rolnummer: C/16/418266 / KG ZA 16-494
Vonnis in kort geding van 15 juli 2016
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BETAALD VOETBAL DE GRAAFSCHAP B.V.,
gevestigd te Doetinchem,
eiseres,
advocaten mr. D.I.J. Snijders en mr. A.J. Exterkate,
tegen
de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid
KONINKLIJKE NEDERLANDSE VOETBALBOND,
gevestigd te Zeist,
gedaagde,
advocaat mr. H.J.A. Knijff.
Partijen zullen hierna De Graafschap en KNVB genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met 15 producties en de aanvullende producties 16 tot en met 33
- de producties 1 tot en met 9 van de KNVB
- de mondelinge behandeling
- de pleitnota van De Graafschap
- de pleitnota van de KNVB.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Bij besluit van 15 december 2015 heeft de Licentiecommissie van de KNVB (on-der meer) besloten om de aan FC Twente verstrekte licentie, die recht geeft op deelname aan de Eredivisie, in te trekken, tenzij FC Twente volledige medewerking verleent aan een door de licentiecommissie voor rekening van FC Twente op te dragen onderzoek naar:
i. de betrokkenheid van een ieder binnen de organisatie van FC Twente en de aan haar gelieerde entiteiten (onder meer Stichting FC Twente ‘65 en Future Capital-investments B.V.), al dan niet belast (geweest) met bestuurlijke of toezichthouden-de verantwoordelijkheid, teneinde die personen te weren van enigerlei bestuurlijke, toezichthoudende, financiële en organisatorische toekomstige bemoeienis met FC Twente of de aan haar gelieerde entiteiten; en
ii. de bestuursstructuur en bestuurlijke organisatie van FC Twente en de aan haar gelieerde entiteiten (onder meet Stichting FC Twente ‘65 en Future Capitalinvest-ments BV.) teneinde tot aanbevelingen te komen om die structuur en organisatie te verbeteren,
een en ander zodat de geconstateerde misstanden in de toekomst kunnen worden voor-komen.
2.2.
In verband met de (destijds) bestaande onzekere situatie, te weten dat onduidelijk is of de intrekking van de licentie van FC Twente definitief wordt, heeft de KNVB eind april 2016 besloten om de promotie- en degradatieregeling betaald voetbal aan te passen voor het geval dat daarvan daadwerkelijk sprake is.
2.3.
Op 8 mei 2016 was de laatste speelronde in de Eredivisie. Op grond van de stand in de competitie was De Graafschap gehouden om play-off wedstrijden te spelen.
2.4.
Op 22 mei 2016 was de laatste speelronde in de play-off wedstrijden. Conform de promotie- en degradatieregeling betaald voetbal is daarbij (onder meer) De Graafschap ge-degradeerd naar de Eerste Divisie.
2.5.
Bij besluit van 26 mei 2015 heeft de Licentiecommissie van de KNVB besloten om de aan FC Twente verstrekte licentie, die recht geeft op deelname aan de Eredivisie, per 1 juli 2016 in te trekken. In dit besluit heeft de Licentiecommissie voorts per 1 juli 2016 een nieuwe licentie aan FC Twente verleend. Deze licentie geeft recht op deelname aan de Eer-ste Divisie van het betaald voetbal. Als gevolg van dit besluit is De Graafschap (alsnog)
niet gedegradeerd naar de Eerste Divisie.
2.6.
Tegen dit besluit van de Licentiecommissie is FC Twente op 2 juni 2016 in beroep gegaan bij de Beroepscommissie Licentiezaken Betaald Voetbal van de KNVB (verder: de Beroepscommissie).
2.7.
Bij vonnis in kort geding van 10 juni 2016 heeft de voorzieningenrechter van deze rechtbank de vordering van FC Twente, zoals opgenomen in de dagvaarding van 24 mei 2016 en die er - kort samengevat - op zag om de KNVB te verbieden de Eredivisie-licentie van FC Twente in te trekken, afgewezen. Daartoe is onder meer overwogen dat het onder de gegeven omstandigheden niet in hoge mate aannemelijk is dat de bodemrechter tot het oor-deel zal komen dat de KNVB niet in redelijkheid tot het besluit heeft kunnen komen (ECLI:NL:RBMNE:2016:3107).
2.8.
De Beroepscommissie heeft op 17 juni 2016 het besluit van de Licentiecommissie van 26 mei 2016 vernietigd en opnieuw recht doende zijn aan FC Twente een viertal boetes van elk € 45.250,00 (totaal € 181.000,00) opgelegd. Hiertoe is onder meer het volgende overwogen:
“8.1 De beroepscommissie constateert dat appellante als lid van de KNVB niet heeft ge-
schroomd zich stelselmatig schuldig te maken aan ernstige misleiding van de licentiecom-missie en financiële malversaties met als doel de eigen prestaties en inkomsten te bevor-deren ten koste van andere leden. Daarmee heeft appellante in ernstige mate gehandeld in strijd met de beginselen van de sport, doelstellingen van de KNVB en hetgeen van haar als lid van de KNVB mag worden verwacht. Een licentiehouder kan en mag in het licht van dergelijke misstanden in redelijkheid niet verlangen dat de KNVB de licentie continueert. Het gegeven dat in de leiding van een licentiehouder wisselingen hebben plaats gehad, laat onverlet dat hij als zodanig kan en moet worden bestraft. De beroepscommissie tekent hier-bij aan dat naar haar oordeel intrekking van de licentie in het onderhavige geval een passen-de en proportionele sanctie is. Dit is niet anders indien dit zou leiden tot faillissement van appellante. De primaire verantwoordelijkheid voor de gevolgen hiervan rust geheel en al bij appellante en degenen die voor de malversaties die tot het verlies van de licentie aanleiding geven, verantwoordelijk zijn.
8.2
Bovenstaande laat onverlet dat door de licentiecommissie, zijnde het daartoe bevoegde orgaan van de KNVB, en daarmee door de KNVB als zodanig, naar zoals uit het boven-staande blijkt, naar het oordeel van de beroepscommissie het gerechtvaardigd vertrouwen is gewekt dat appellante de licentie zou kunnen behouden, mits aan bepaalde voorwaarden is voldaan. Dat in het onderhavige geval aan die voorwaarden is voldaan en het bedoelde ge-rechtvaardigd vertrouwen is gewekt, is hierboven door de beroepscommissie vastgesteld. Daarmee staat ook vast dat het bedoelde gewekte vertrouwen ook de beroepscommissie, als orgaan van de KNVB, in dezen bindt. Dit brengt mee dat het (ook) de beroepscommissie in het concrete geval niet vrijstaat de licentie van appellante op grond van de eerder vermelde misstanden in te trekken.”
2.9.
Eén van de gevolgen van dit besluit van de Beroepscommissie is dat De Graaf-schap alsnog is gedegradeerd naar de Eerste Divisie.
2.10.
Bij brief van 24 juni 2016 heeft De Graafschap aan de KNVB meegedeeld dat zij zich niet kan verenigen met het besluit van de Beroepscommissie. Verder is in deze brief ingegaan op de afwijzing door de KNVB van het verzoek van De Graafschap om in het seizoen 2016-2017 deel te mogen nemen aan de Eredivisie. De Graafschap heeft er - kort samengevat - op gewezen dat de licentiecommissie onzorgvuldig heeft gehandeld, hetgeen ertoe heeft geleid dat FC Twente haar licentie mag behouden. Voorts heeft De Graafschap gesteld dat de KNVB zich ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat een geldboete een passende sanctie is. De Graafschap heeft verzocht om haar alsnog toe te laten tot de Ere-divisie voor het seizoen 2016-2017.
2.11.
De KNVB heeft dit verzoek niet gehonoreerd.

3.Het geschil

3.1.
De Graafschap vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, om de KNVB te ge-bieden om, binnen twee dagen na betekening van dit vonnis, De Graafschap deel te laten nemen aan de Eredivisie betaald voetbal in het seizoen 2016-2017, althans een in goede justitie te bepalen voorlopige voorziening te treffen, voor zover nodig tot dat er in een bodemprocedure een oordeel met gezag van gewijsde is gegeven over het recht van De
Graafschap om deel te nemen aan de Eredivisie betaald voetbal in het seizoen 2016-2017,
onder straffe van een door de KNVB te verbeuren dwangsom van € 125.000,00 voor iedere dag, of ieder dagdeel, dat de KNVB nalaat om aan deze veroordeling te voldoen, met een maximum van € 6.000.000,00, dan wel subsidiair een door de voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen bedrag. Verder vordert De Graafschap veroordeling van de KNVB in de proceskosten en de nakosten.
3.2.
De KNVB voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De Graafschap vordert om naast alle overige 18 betaald voetbal organisaties (bvo’s), waaronder FC Twente, te worden toegelaten tot de Eredivisie seizoen 2016-2017. Zij is van mening dat FC Twente ten onrechte is toegelaten tot de Eredivisie omdat het be-sluit van de Beroepscommissie daartoe nietig dan wel vernietigbaar is en dat dit besluit in een bodemprocedure niet in stand zal blijven. Om de chaos die zal ontstaan wanneer het be-sluit van de Beroepscommissie zal zijn vernietigd en ter beperking van haar schade moet De Graafschap reeds thans worden toegelaten tot de Eredivisie voor het seizoen 2016-2017.
4.2.
De KNVB heeft gesteld dat de onderhavige procedure zich niet leent voor een be-handeling in kort geding, aangezien De Graafschap een onomkeerbare voorziening vordert die naar zijn aard en strekking niet in kort geding toewijsbaar is. De voorzieningenrechter volgt de KNVB hierin niet. Weliswaar zal bij toewijzing van de onderhavige vordering de situatie ontstaan dat ook De Graafschap zal deelnemen aan de Eredivisie in het seizoen 2016-2017, waarmee er dan mogelijk 19 bvo’s in de Eredivisie zullen uitkomen, maar dat ziet dan slechts op het seizoen 2016-2017. Hiermee kan derhalve niet gezegd worden dat er sprake is van een onomkeerbare situatie.
4.3.
De KNVB heeft verder gesteld dat de omvang van het geschil en de daarmee ver-band houdende gevolgen zodanig zijn, dat dit het kader van het kort geding te boven gaat. Deze stelling houdt geen stand. In de onderhavige procedure ligt slechts één rechtsvraag voor. Dat de mogelijke uitkomst van deze procedure verstrekkende gevolgen kan hebben voor de KNVB maakt niet dat een kort gedingprocedure niet mogelijk is.
4.4.
Ten slotte ziet de voorzieningenrechter in de stelling van de KNVB dat de Be-roepscommissie te zijner tijd eventueel een nieuw besluit moet nemen geen preliminair verweer, zodat deze stelling verder onbesproken kan blijven.
4.5.
De voorzieningenrechter stelt vast dat de onderhavige vordering van De Graaf-schap niet ziet op schorsing van het besluit van de Beroepscommissie. Verder heeft de ge-machtigde van De Graafschap ter zitting gesteld dat de bodemprocedure over de nietigheid / vernietigbaarheid van het besluit van de Beroepscommissie ten tijde van de zitting (op 5 juli 2016) nog niet aanhangig is gemaakt, maar dat dit wel binnenkort zal gebeuren. Dit leidt er-toe dat zal worden uitgegaan van het besluit van de Beroepscommissie als zodanig, inhou-dende dat FC Twente een licentie heeft om in het seizoen 2016-2017 in de Eredivisie te spelen. De Graafschap vordert ook niet dat de KNVB vooruitlopend op het vonnis van de bodemrechter FC Twente reeds nu moet verwijderen uit de Eredivisie. Dit betekent dat alle bezwaren tegen het besluit van en de samenstelling van de Beroepscommissie in dit kort geding onbesproken kunnen blijven. Het debat daarover zal moeten worden gevoerd in de bodemprocedure.
4.6.
Niet in geding is dat er in de reguliere Eredivisie 18 bvo’s spelen zodat er, gelet op het besluit van de Beroepscommissie, in beginsel geen plek voor De Graafschap is in de Eredivisie in het seizoen 2016-2017. In artikel 13 lid 6 van het Reglement Wedstrijden Be-taald Voetbal is echter bepaald dat het bestuur betaald voetbal om bijzondere redenen een bvo naar keuze in een hogere klasse kan plaatsen, mits het daarbij geen rechten van anderen schaadt.
4.7.
Ten aanzien van de stelling van De Graafschap dat het niet goed mogelijk is om ten tijde van de uitspraak in de bodemprocedure, die zij halverwege het seizoen 2016-2017 ver-wacht, een bvo - in dit geval: FC Twente - ‘uit de competitie’ te nemen, reden waarom de KNVB De Graafschap reeds nu moet toelaten tot de Eredivisie, wordt het volgende overwo-gen. Zoals hiervoor reeds is gesteld, is de bodemprocedure nog niet aanhangig gemaakt. Gelet op het tijdsverloop dat normaliter is gemoeid met een dergelijke procedure, als ook gelet op de stellingen van partijen, die aanleiding geven om te veronderstellen dat er in die procedure ook getuigen gehoord zullen gaan worden, wordt in ernstige mate betwijfeld of de bodemprocedure vóór het einde van het komende seizoen zal zijn afgerond. Dat leidt ertoe dat verwacht mag worden dat het besluit van de Beroepscommissie in ieder geval nog gerui-me tijd in stand zal blijven. De door De Graafschap verwachte ‘chaos’ als gevolg van een nietigverklaring / vernietiging van het besluit gedurende het seizoen 2016-2107 is derhalve onvoldoende aannemelijk gemaakt en er bestaat dan ook geen aanleiding om er op voorhand voor te zorgen dat een en ander ‘in balans zal blijven’ zoals door De Graafschap is bepleit.
4.8.
Voor zover er door de bodemrechter al een uitspraak halverwege het komende sei-zoen zou worden gedaan, geldt dat de KNVB daarnaast en bovendien genoegzaam aanne-melijk heeft gemaakt dat toewijzing van de vordering van De Graafschap op grote prak-tische bezwaren stuit waardoor het uitvoeren daarvan onmogelijk is. De voorzieningen-rechter stelt voorop dat het geen zin heeft om een ordemaatregel op te leggen, waarvan op voorhand duidelijk is dat die niet kan worden uitgevoerd. Geen aanleiding wordt gezien om te twijfelen aan de stelling van de KNVB hieromtrent, die als volgt luidt:
“Het toevoegen van een extra “19e” team in het nu vastgestelde competitieprogramma, be-tekent niet dat het bestaande programma in tact zal blijven. Waar in de eerste speelronde het nieuwe team als 19e deelnemer een zogenaamde bye zal kunnen hebben (dus geen te-genstander heeft en op die speelronde “vrij” is) zal direct vanaf speelronde 2 het speelsche-ma al gewijzigd gaan worden. Het aanbieden van een wedstrijd voor de 19e deelnemer op
speelronde 2 betekent dat de oorspronkelijke wedstrijd van zijn tegenstander op speelronde 2 komt te vervallen en dus elders weer aangeboden dient te worden. Derhalve zal er een sneeuwbal effect ontstaan, waarbij het totale programma op de schop gaat en alle uitgangs-punten (speelritme, uit/thuis verhouding, minimale rustdagen, blokkades, wensen, verdeling live tv-wedstrijden etc.) voor het realiseren van een competitie opnieuw ingevuld dienen te worden.
Daarnaast zal iedere aanpassing in de Eredivisie leiden tot het aanpassen van het Jupiler League programma, omdat dit volledig afgestemd is op het Eredivisie programma. Het niet gelijktijdig in een weekend kunnen spelen van een Jupiler League club met een naburige Eredivisie club, alsmede het in stand houden van de sportief technische en commerciële uitgangspunten voor het realiseren van de Jupiler League competitie zal betekenen, dat ook dit programma totaal aangepast zou moeten worden. Het is in de Jupiler League dus zeker geen kwestie van het even per speelronde “doorhalen” van een 20e team!
Het in deze fase van het seizoen nog wijzigen van de bestaande competitie, geeft behalve het omver kegelen van het na maanden voorbereiding gerealiseerde programma, waar alle betrokkenen hun goedkeuring aan hebben gegeven en reeds met hun voorbereidende acti-viteiten zijn begonnen, maar zal tevens de druk opvoeren bij al onze stakeholders (gemeen-ten, politie, clubs, spelers, coaches, supporters, zendgemachtigden etc.) om dit alsnog te accepteren.”
Verder heeft de KNVB in dit kader terecht gesteld dat bij alle deelnemende gemeenten, de politie en de andere verenigingen moet worden geïnventariseerd in hoeverre vier extra speeldata mogelijk zijn. Hierbij heeft de KNVB er verder op gewezen dat de competitie begin augustus 2016 aanvangt, zodat het praktisch ook onmogelijk is om een en ander nader uit te werken. De door De Graafschap in dit verband gemaakte vergelijking met de Engelse voetbalcompetitie gaat niet op, gelet op de vele verschillen tussen de beide competities. Voor dit standpunt wordt ten slotte steun gevonden in de brief van 4 juli 2016 van [A] , directeur Eredivisie C.V., aan de KNVB, waarin het standpunt van de KNVB wordt bevestigd.
4.9.
Gelet op het voorgaande is de voorzieningenrechter van oordeel dat de door De Graafschap gevraagde voorlopige voorziening op praktische gronden niet uitvoerbaar is, zodat de vordering op dat onderdeel dient te worden afgewezen. De vordering van De Graafschap om daarnaast een in goede justitie te bepalen voorlopige voorziening te treffen, is te onbepaald om tot toewijzing te kunnen leiden.
4.10.
De Graafschap zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van de KNVB worden begroot op:
- griffierecht € 619,00
- salaris advocaat
€ 816,00
Totaal € 1.435,00

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
wijst de vordering af;
5.2.
veroordeelt De Graafschap in de proceskosten, aan de zijde van de KNVB tot op heden begroot op € 1.435,00;
5.3.
verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.J. van Maanen en in het openbaar uitgesproken op
15 juli 2016. [1]

Voetnoten

1.type: mc/4071