ECLI:NL:RBMNE:2016:3107

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
10 juni 2016
Publicatiedatum
10 juni 2016
Zaaknummer
C/16/415782 / KG ZA 16-381
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking van de Eredivisie licentie van FC Twente door de KNVB

Op 10 juni 2016 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een kort geding tussen FC Twente en de Koninklijke Nederlandse Voetbalbond (KNVB). FC Twente had de intrekking van haar Eredivisie licentie door de KNVB aangevochten. De KNVB had in december 2015 een voorwaardelijke intrekking van de licentie aangekondigd, waarbij FC Twente verplicht was om voor 1 mei 2016 alle misstanden te melden. De rechter oordeelde dat FC Twente het besluit van de KNVB niet als een vrijbrief had mogen opvatten en dat de KNVB in redelijkheid tot de intrekking van de licentie kon komen. De rechter stelde vast dat FC Twente niet had voldaan aan de voorwaarden die aan de intrekking waren verbonden, en dat de KNVB de licentie op basis van de geconstateerde misstanden terecht had ingetrokken. De rechter oordeelde dat FC Twente ontvankelijk was in haar vorderingen, ondanks het verweer van de KNVB dat FC Twente eerst de beroepsprocedure bij de KNVB moest afwachten. De voorzieningenrechter concludeerde dat de intrekking van de licentie een passende maatregel was, gezien de ernst van de overtredingen en de gevolgen voor FC Twente. De vorderingen van FC Twente werden afgewezen, en de club werd veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
handelskamer
locatie Utrecht
zaaknummer / rolnummer: C/16/415782 / KG ZA 16-381
Vonnis in kort geding van 10 juni 2016
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
FC TWENTE ‘65 B.V.,
gevestigd te Enschede,
eiseres,
advocaten: mrs. C.A. Segaar en T.A. Wilms,
tegen
de vereniging
KONINKLIJKE NEDERLANDSE VOETBALBOND,
gevestigd te Zeist,
gedaagde,
advocaat: mr. H.J.A. Knijff.
Partijen zullen hierna FC Twente en de KNVB genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 24 mei 2016 met 14 producties,
  • de brief van 26 mei 2016 van FC Twente met producties 15 tot en met 18,
  • de mondelinge behandeling op 27 mei 2016,
  • de pleitnota van FC Twente,
  • de pleitnota van de KNVB.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
FC Twente is een betaaldvoetbalorganisatie (bvo) en lid van de KNVB. Zij neemt op basis van een daartoe door de KNVB aan haar verstrekte licentie deel aan de door de KNVB georganiseerde voetbalcompetitie en meer in het bijzonder de Eredivisie.
2.2.
De KNVB kent een doorlopend licentiesysteem dat met zich brengt dat een bvo slechts eenmaal een licentie hoeft aan te vragen en in ieder seizoen van rechtswege is toegelaten tot het betaald voetbal, behoudens de situatie waarin de toegang tot de competitie wordt ontzegd of de licentie wordt ingetrokken.
2.3.
De licentiecommissie betaald voetbal (hierna: de licentiecommissie) beoordeelt als orgaan van de KNVB of clubs voldoen aan de licentie-eisen en ziet toe op naleving van de licentie-eisen en verplichtingen door de clubs/licentiehouders. Zij is onder meer reglementair bevoegd tot opleggen van sancties voor overtredingen van de reglementen. De bevoegdheden van de licentiecommissie zijn neergelegd in het Licentiereglement ten behoeve van de sectie betaald voetbal, met bijbehorende richtlijnen van het bestuur betaald voetbal (hierna: Licentiereglement).
2.4.
Het Licentiereglement luidt, voor zover van belang, als volgt:
Artikel 2 - Besluiten
1. De licentiecommissie, in eerste instantie, en de beroepscommissie licentiezaken, in gevallen waarin beroep mogelijk is, zijn bevoegd tot het nemen van in ieder geval de navolgende besluiten waaraan een licentieaanvrager/licentiehouder alsdan is gebonden:
a. het verlenen of niet verlenen van een licentie;
(...)
e. het opleggen van een maatregel of sanctie als bedoeld in artikel 11 van dit reglement;
(...)
l. het intrekken van een licentie.
(...)
Artikel 4 - Beroepscommissie licentiezaken en beroep licentiezaken
(…)
10. Voor zover in dit reglement niet anders is bepaald, is van een besluit als genoemd in artikel 2 lid 1 van dit reglement, door degene tegen wie het besluit zich richt, beroep mogelijk bij de beroepscommissie licentiezaken.
(…)
12. Het beroep dient, schriftelijk gemotiveerd, binnen vijf werkdagen na dagtekening van het besluit waartegen het beroep is ingesteld, in het bezit te zijn van de beroepscommissie licentiezaken.
(…)
13. De beroepscommissie licentiezaken stelt alvorens uitspraak te doen het bestuur betaald voetbal in de gelegenheid om zijn standpunt omtrent het voorliggende beroep e de gronden waarop het berust, kenbaar te maken.
(…)
14. Door het instellen van beroep wordt de uitvoering van een besluit opgeschort tenzij:
a. de beroepscommissie licentiezaken op zwaarwichtige gronden anders beslist;
(…)
15. De licentieaanvrager/licentiehouder, die een beroepschrift heeft ingesteld is desgevraagd verplicht alle inlichtingen te verstrekken, die de beroepscommissie licentiezaken noodzakelijk acht voor de behandeling van het beroepschrift. De beroepscommissie licentiezaken is bevoegd zich door deskundigen te doen voorlichten.
16. De beroepscommissie licentiezaken beoordeelt het besluit waartegen beroep is aangetekend uitsluitend naar de stand van zaken ten tijde van het nemen van het desbetreffende besluit, tenzij:
(…)
b. 1. het besluit betrekking heeft op de intrekking van de betreffende licentie.
De beoordeling zal in deze gevallen geschieden naar de stand van zaken ten tijde van de behandeling van het beroep.
17. De beroepscommissie licentiezaken doet zo spoedig mogelijk schriftelijk en gemotiveerd uitspraak.
18. Indien en voor zover de beroepscommissie licentiezaken een besluit vernietigt, doet zij opnieuw recht naar de stand van zaken ten tijde van het nemen van het vernietigde besluit, tenzij het besluit betrekking heeft op:
b. 2. het intrekken van de licentie.
In deze gevallen zal opnieuw recht worden gedaan naar de stand van zaken ten tijde van behandeling van het beroep.
De betrokken licentiehouder, noch derden kunnen aan de gehele of gedeeltelijke vernietiging van het besluit enig recht op schadeloosstelling ontlenen. Indien en voor zover de burgerlijke rechter een uitspraak van de beroepscommissie licentiezaken vernietigt, zal de beroepscommissie licentiezaken de zaak met inachtneming van deze uitspraak herbeoordelen.
(…)
Artikel 7 - Aanvraag KNVB licentie
1. De aanvraag voor een KNVB licentie dient uiterlijk op 1 mei voorafgaande aan het seizoen waarin de aanvrager wil deelnemen aan het betaald voetbal te zijn ingediend. De KNVB licentie kan alleen worden aangevraagd door rechtspersonen als bedoeld in artikel 6 lid 2 onder a onder 1 en 2 van de Statuten, die overeenkomstig de van toepassing zijnde regelgeving op basis van sportieve gronden het recht hebben te promoveren vanuit de sectie amateurvoetbal naar de sectie betaald voetbal. Een KNVB licentie kan slechts ingaan per de eerste dag van een seizoen.
2. Bij de aanvraag dienen de navolgende bescheiden te worden overgelegd:
a. een businessplan dat ten minste een technisch, een commercieel en een financieel deel dient te omvatten. In het financiële gedeelte dienen in ieder geval opgenomen te zijn:
i. i) de beoogde beginbalanspositie; en
ii) een beoogde sluitende meerjaren exploitatie- en liquiditeitsbegroting.
Het financiële gedeelte van het businessplan dient te zijn voorzien van een onderzoeksrapport van een accountant (RA of AA met certificerende bevoegdheid overeenkomstig het gestelde in artikel 2:393 BW).
b. een accommodatiebeschrijving; en
c. een veiligheidsplan.
3. Indien de aanvraag aan de in lid 7 en 2 beschreven vereisten voldoet, wordt de aanvragende organisatie in een door de licentiecommissie goed te keuren begeleidingstraject opgenomen. Het bepaalde in artikel 77 lid 5 van dit reglement is op het begeleidingstraject van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat het moment waarop wordt beoordeeld of aan de licentie-eisen is voldaan, in het begeleidingstraject dient te zijn opgenomen. Indien gedurende de periode van het begeleidingstraject wordt vastgesteld dat de organisatie op de daarin opgenomen meetpunten niet voldoet aan daarvoor in het begeleidingstraject gestelde vereisten, wordt het begeleidingstraject zo mogelijk bijgesteld, of anders afgebroken. Geen beroep is mogelijk tegen een besluit van de licentiecommissie om het begeleidingstraject bij te stellen of af te breken.
4. Het bestuur betaald voetbal is, gehoord de licentiecommissie, bevoegd om de vereisten genoemd in dit artikel nader in een richtlijn uit te werken.
(…)
Artikel 9 - Verplichtingen licentieaanvrager/licentiehouder
1. Een licentieaanvrager/licentiehouder dient:
a. de KNVB, al dan niet in het kader van een licentieaanvraag, tijdig te voorzien van alle benodigde informatie en/of documentatie. De licentiecommissie en/of de beroepscommissie licentiezaken kunnen nader specificeren welke informatie en/of documentatie dient te worden aangeleverd. Elke gebeurtenis die zich na het overleggen van voornoemde informatie en/of documentatie voordoet en een significante wijziging betekent, dient onverwijld te worden gemeld en toegelicht;
b. gedurende de looptijd van de licentie, steeds te voldoen aan de licentie-eisen.
2. Een licentieaanvrager/licentiehouder is verplicht bij de licentiecommissie onverwijld melding te maken van een wijziging van feiten en omstandigheden die van belang (kunnen) zijn voor de beoordeling of aan de licentie-eisen wordt voldaan. De licentiecommissie kan nader specificeren ten aanzien van welke feiten en omstandigheden in ieder geval een meldplicht bestaat.
3. De informatie die door een licentieaanvrager/licentiehouder aan de licentiecommissie en/of de beroepscommissie licentiezaken wordt verstrekt, dient volledig en juist te zijn, zulks te beoordelen naar de kennis die de licentiehouder had en redelijkerwijs had behoren te hebben op het moment van verstrekken van de informatie.
(…)
Artikel 11 - maatregelen en sancties
1. Indien een licentieaanvrager/licentiehouder niet, niet adequaat of niet tijdig voldoet aan een licentie-eis uit categorie B dan wel aan één of meer van de voor hem geldende verplichtingen krachtens artikel 9 en 10 van dit reglement, is de licentiecommissie onverminderd het bepaalde in artikel 12 lid 2 van dit reglement en het bepaalde in het Reglement Tuchtrechtspraak Betaald Voetbal, bevoegd tot het opleggen van een boete van ten hoogste € 45.250 per overtreding.
(…)
Artikel 12 - Verval KNVB licentie
(…)
2. De licentiecommissie is met inachtneming van het adviesrecht van de centrale spelersraad krachtens artikel 27 van het Reglement Betaald Voetbal, bevoegd tot intrekking van een licentie indien een KNVB licentiehouder:
(…)
c. niet of niet tijdig voldoet aan de uit dit reglement voortvloeiende verplichtingen tot het verstrekken van informatie en gegevens als bedoeld in artikel 9 en/of het verlenen van medewerking, verstrekken van daartoe benodigde informatie (…).
2.5.
Vanaf medio 2015 zijn bij FC Twente nieuwe bestuursleden aangesteld. Onder aanvoering van [A] (aangesteld op 10 juli 2015), mr. [B] (aangesteld op 25 maart 2016) en interim-directeur [C] (aangesteld op 11 januari 2016) zijn initiatieven genomen om de organisatie en de cultuur te herzien. Aanleiding hiervoor vormden bestuurlijke wanordelijkheden binnen FC Twente, waarvoor zij vanaf 2012 diverse malen door de licentiecommissie is bestraft. De overtredingen van FC Twente betroffen met name het financiële beleid en het daarmee verband houdende plan van aanpak.
2.6.
De licentiecommissie heeft FC Twente begin 2014 laten weten dat een tussen haar en Doyen Sports Investment Ltd. (hierna: Doyen) gesloten overeenkomst (ondertekend door FC Twente op 27 december 2013), waarbij Doyen een belang verkreeg met betrekking tot de nog overeen te komen beëindigingsvergoeding van het spelerscontract van bepaalde spelers van FC Twente in het geval deze spelers gedurende de looptijd van hun contract worden overgeschreven naar een andere club, bepalingen kent die strijdig lijken te zijn met het bepaalde in het Reglement Betaald Voetbal. FC Twente heeft op 25 februari 2014 aan de licentiecommissie in concept een aangepaste overeenkomst heeft voorgelegd waarmee Doyen akkoord zou gaan. De licentiecommissie heeft laten weten dat, ervan uitgaande dat er tussen FC Twente en Doyen geen andere afspraken zijn gemaakt dan in deze overeenkomst vastgelegd, de nieuwe versie van de overeenkomst akkoord is.
2.7.
Naar aanleiding van een publicatie op het internet op 24 november 2015 heeft de licentiecommissie in de kwestie Doyen kennis genomen van een document, gedateerd 25 februari 2014, getiteld “Additional agreement”. Het betreft een document met aanvullende afspraken tussen FC Twente en Doyen.
2.8.
De licentiecommissie heeft bij brief van 26 november 2015 aan FC Twente gevraagd om uitleg en volledige duidelijkheid over de tussen FC Twente en Doyen gemaakte afspraken, alsmede over de mogelijke gebrekkige informatievoorziening hierover. In de brief wordt er op gewezen dat op grond van artikel 9 lid 2 van het Licentiereglement een licentiehouder een onverwijlde mededelingsplicht heeft ten aanzien van feiten en omstandigheden die voor de beoordeling of aan de licentie-eisen is voldaan relevant kunnen zijn. Met deze brief heeft de licentiecommissie verder aangekondigd dat zij met inachtneming van de reactie van FC Twente een besluit zal nemen over het al dan niet opleggen van maatregelen en/of sancties aan FC Twente.
2.9.
In de brief van 9 december 2015, met bijlagen, heeft FC Twente de KNVB geïnformeerd over de acties die door FC Twente in gang zijn gezet en een aantal verklaringen overgelegd. FC Twente geeft aan dat zij niet uitsluit dat de informatie niet volledig is en dat er zich andere zaken hebben voorgedaan die niet binnen de regels hebben plaatsgevonden.
2.10.
Op 10 december 2015 heeft een gesprek plaatsgevonden waarbij vertegenwoordigers van FC Twente, de gemeente Enschede en de KNVB aanwezig waren. Er is gesproken over de situatie waarin FC Twente verkeert en over haar verplichtingen uit hoofde van het Licentiereglement.
2.11.
De gemeente Enschede is bij het overleg betrokken in verband met de bij FC Twente voorgenomen herstructureringsoperatie en de mogelijk door de gemeente te verlenen garantie voor een aan te trekken nieuwe financiering, waarbij de bestaande lening van de gemeente Enschede van € 17.000.000,- zal worden afgelost uit de onder de garantstelling aan te trekken nieuwe financiering.
2.12.
FC Twente heeft bij brief van 11 december 2015 verwezen naar het overleg. In de brief wordt vermeld dat het bestuur van FC Twente kan instemmen met een drietal maatregelen die door de KNVB zijn aangekondigd:
“- Een boete van € 45.250,-;
  • Uitsluiting van Europees voetbal voor of binnen een periode van maximaal 3 jaar;
  • Het (tijdig) opvolgen van de aanbevelingen uit het rapport van een nog in te stellen onderzoek in lijn met hetgeen de gemeente Enschede van ons verlangt als onderdeel van de door FC Twente getekende Heads of Agreement onder punt 15.”
2.13.
De KNVB heeft bij brief van 15 december 2015 het volgende aan FC Twente bericht:
“De recente ontwikkelingen met betrekking tot de door FC Twente ’65 B.V. (hierna:
FC Twente) en Doyen Sports Investments Limited (hierna:
Doyen) gesloten overeenkomst, gedateerd op 25 februari 2014 en getiteld:
“Economic Rights Participation Agreement”(hierna:
Overeenkomst) zijn voor de licentiecommissie aanleiding geweest voor beraad. In vervolg op het gesprek met u op 10 december 2015 zet zij in deze brief uiteen welke stappen zijn ondernomen (I), welke feiten hierbij van belang zijn (II), tot welke overwegingen dit heeft geleid (III) en welke conclusies en besluiten de licentiecommissie aan een en ander verbindt (IV).
(…)
III. OVERWEGINGEN
30. Het is de licentiecommissie gebleken dat FC Twente – ondanks uitdrukkelijk verzoek om volledige openheid van zaken omtrent de Doyen-kwestie – de licentiecommissie doelbewust heeft misleid door op 14 maart 2014 (zie nr. 18) zelfs naar aanleiding van een specifiek verzoek daartoe van de licentiecommissie in strijd met de waarheid uitdrukkelijk te verklaren dat zij volledig geïnformeerd is over de overeenkomst met Doyen met het resultaat dat ongeoorloofde afspraken niet ter kennis van de licentiecommissie zouden worden gebracht. Hiermee heeft FC Twente gepoogd ongeoorloofd gedrag te verdoezelen om mogelijke sancties te voorkomen. Deze handelwijze van FC Twente raakt de kern en het wezen van het licentiesysteem en het Licentiereglement, waardoor het vertrouwen in een juiste en volledige informatieverschaffing aan de licentiecommissie is verdwenen.
IV. BESLUITVORMING
Op grond van bovenstaande feiten en overwegingen heeft de licentiecommissie, bestaande uit prof. mr. [D] , [E] MSc RA RC, prof. mr. [F] , mr. [G] en mr. drs. [H] RA, besloten dat:
FC Twente niet heeft voldaan aan de haar bij brief van 5 maart 2014 (…) onder i. en ii. opgelegde verplichtingen en dat het andersluidende besluit van 9 april 2014 (…) op onjuiste gronden was gebaseerd;
FC Twente heeft niet voldaan aan haar bij brief van 5 maart 2014 (…) onder iii. opgelegde verplichting;
aan FC Twente wegens deze overtreding alsnog de aangezegde boete wordt opgelegd van EUR 45.250,-;
de UEFA-licentie voor het seizoen 2014/’15 ten onrechte is verleend, waarover de UEFA geïnformeerd is en blijft worden;
aangezien de licentiecommissie ernstig is misleid, de aan FC Twente verstrekte licentie op grond van artikel 12 lid 2 sub c van het Licentiereglement wordt ingetrokken, tenzij FC Twente:
a. volledige medewerking verleent aan een door de licentiecommissie voor rekening van FC Twente op te dragen onderzoek naar
de betrokkenheid van een ieder binnen de organisatie van FC Twente en de aan haar gelieerde entiteiten (onder meer Stichting FC Twente ’65 en Future Capitalinvestments B.V.), al dan niet belast (geweest) met bestuurlijke of toezichthoudende verantwoordelijkheid, teneinde die personen te weren van enigerlei bestuurlijke, toezichthoudende, financiële en organisatorische toekomstige bemoeienis met FC Twente of de aan haar gelieerde entiteiten; en
de bestuursstructuur en bestuurlijke organisatie van FC Twente en de aan haar gelieerde entiteiten (onder meer Stichting FC Twente ’65 en Future Capitalinvestments B.V.) teneinde tot aanbevelingen te komen om die structuur en organisatie te verbeteren,
een en ander zodat de geconstateerde misstanden in de toekomst kunnen worden voorkomen;
de uit voormeld onderzoek voortvloeiende aanbevelingen onvoorwaardelijk en binnen het door de licentiecommissie vastgestelde tijdpad aanvaardt en implementeert. Hierbij is het streven om het onderzoek te laten plaatsvinden in januari/februari 2016. Over de precieze onderzoeksopdracht en de aan te trekken onderzoeker(s) vindt overleg plaats tussen de licentiecommissie en de gemeente Enschede;
gedurende drie seizoenen afziet van de het deel nemen aan een Europese competitie, ingaande seizoen 2016/17 en eindigende na afloop van seizoen 2018/19 en onherroepelijk toezegt voor deze seizoenen (2016/’17, 2017/’18 en 2018/’19 geen UEFA licentie te zullen aanvragen;
met de onder a., b. en c. genoemde voorwaarden (en het onvoorwaardelijk voldoen daaraan) akkoord gaat en dit schriftelijk bevestigt aan de licentiecommissie uiterlijk één dag na dagtekening van de onderhavige brief.
Overeenkomstig artikel 4 lid 10 van het Licentiereglement is het mogelijk tegen dit besluit beroep aan te tekenen bij de beroepscommissie licentiezaken. Het beroep dient, schriftelijk gemotiveerd, binnen vijf werkdagen na de dagtekening van dit besluit in het bezit te zijn van de beroepscommissie licentiezaken.”
Dit besluit wordt door partijen het Decemberbesluit genoemd.
2.14.
Op 15 december 2015 publiceert de KNVB op haar website een persbericht, waarin onder meer is vermeld:
“Het streven is dat het onderzoek begin 2016 van start gaat. FC Twente behoudt de licentie als zij de aanbevelingen van het onderzoek tot tevredenheid van de licentiecommissie uiterlijk 1 mei 2016 doorvoeren.”
2.15.
De licentiecommissie heeft mr. [I] verzocht het onderzoek te verrichten. Bij brief van 8 januari 2016 heeft de KNVB FC Twente bericht over de opdrachtverstrekking. In deze brief is over de opdracht aan [I] vermeld:
“i. de betrokkenheid van een ieder binnen de organisatie van FC Twente en de aan haar gelieerde entiteiten (onder meer Stichting FC Twente ’65 en Future Capitalinvestments B.V.), al dan niet belast (geweest) met bestuurlijke of toezichthoudende verantwoordelijkheid bij onregelmatigheden die hebben plaatsgevonden bij FC Twente*, teneinde die personen te weren van enigerlei bestuurlijke, toezichthoudende, financiële en organisatorische toekomstige bemoeienis met FC Twente of de aan haar gelieerde entiteiten;
ii. de governance, de bestuursstructuur en bestuurlijke organisatie van FC Twente en de aan haar gelieerde entiteiten (onder meer Stichting FC Twente ’65 en Future Capitalinvestments B.V.) alsmede de in het verleden gevolgde procedures, mede ten aanzien van de collegialiteit van de besluitvorming, teneinde tot aanbevelingen te komen om die governance, structuur en organisatie te verbeteren; en
iii. mogelijke tegenvallers uit het verleden die zich nog zouden kunnen openbaren,
een en ander zodat geconstateerde misstanden in de toekomst kunnen worden voorkomen.
*Daarbij kan onder meer maar niet uitsluitend gedacht worden aan alle personen die momenteel en in het verleden werkzaam of anderszins inhoudelijk dan wel administratief betrokken zijn/waren bij FC Twente en de aan haar gelieerde entiteiten (Stichting, FCI, etc) en van ieder van hen vaststellen of en welke bestuurlijke, toezichthoudende, financiële en organisatorische bemoeienis ieder van hen nu heeft of in het verleden heeft gehad.”
2.16.
FC Twente heeft de licentiecommissie op 19 januari 2016 ingelicht over de gang van zaken in verband met de transfer van speler [J] en dat ook hier sprake was van twee overeenkomsten. Op 30 december 2015 had reeds, buiten medeweten van de licentiecommissie, een bespreking plaatsgevonden in Wenen over deze kwestie. Een voormalig bestuurslid van FC Twente was daarbij aanwezig.
2.17.
Op 1 maart 2016 heeft de KNVB het onderzoeksrapport van [I] aan FC Twente doen toekomen. In de begeleidende brief is onder meer vermeld:
“Onder verwijzing naar de eerder genoemde brief van de licentiecommissie van 15 december 2015 en uw reactie daarop van 15 december 2015, dient u de uit dit onderzoek voortvloeiende aanbevelingen onvoorwaardelijk en uiterlijk 1 mei 2016 te hebben geïmplementeerd. (…)”
2.18.
Het rapport van [I] bevat aanbevelingen met betrekking tot ‘personen’, ‘toekomstige structuur’ en ‘tegenvallers uit het verleden’. In het rapport wordt ingegaan op de kwestie Doyen. Daarnaast wordt gewezen op de (financiële) gang van zaken bij de transfer van [J] en de mogelijke aanwezigheid van een tweede overeenkomst. Vermeld wordt dat over deze kwestie nog weinig echt vast staat.
2.19.
In de periode van januari tot en met april 2016 is tussen de licentiecommissie en FC Twente veelvuldig gecorrespondeerd over de voortgang van de naar aanleiding van het rapport van [I] door FC Twente door te voeren wijzigingen en de met het Decemberbesluit gepaard gaande verplichtingen.
2.20.
Verschillende (oud-)bestuursleden zijn afgetreden en de organisatiestructuur van FC Twente is aangepast (zie ook onder 2.5. hierboven). Verder heeft FC Twente zich ingezet om een akkoord te bereiken met de schuldeisers, wat heeft geleid tot diverse crediteurenakkoorden. Zij heeft ook onderzoeken geïnitieerd om (meer) inzicht te krijgen in de gang van zaken in de periode 2012-2015, waaronder een onderzoek door IVY Advocaten.
2.21.
De licentiecommissie is op 22 maart 2016 door FC Twente geïnformeerd over onregelmatigheden rondom de transfer van een andere speler, [K] . Er is gemeld dat er een tweede overeenkomst inzake de ‘financial rights’ van [K] is gevonden.
2.22.
In het e-mailbericht van 13 april 2016 aan FC Twente heeft de licentiecommissie verwezen naar een aantal besprekingen tussen partijen, waaronder een overleg op 4 april 2016. De licentiecommissie geeft onder meer het volgende aan:
“Doel van dit bericht is om ieder misverstand te voorkomen, zo nodig op te heffen en vragen die bij u leven te beantwoorden. Wij hebben begrip voor de penibele situatie waarin FC Twente zich bevindt, maar het is wel van belang vast te stellen bij wie welke verantwoordelijkheden liggen. Voor zover er toch nog onduidelijkheden of vragen zouden zijn, dan horen wij dat graag per omgaande.
(…)
Overleg 4 april 2016
(…)
Voorts is FC Twente onder de aandacht gebracht dat de beoordeling door de licentiecommissie na aanlevering van de financiële cijfers (…) uiterlijk 1 mei 2016 onverlet laat dat de licentiecommissie niet meer verrast wenst te worden door onregelmatigheden uit – en verzwijgingen over – het verleden, zoals de pas dit jaar bekend geworden kwesties [J] en [K] . Deze waren immers opgekomen na het besluit van de licentiecommissie van 15 december 2015
(…)
Wil het voortbestaan van de licentie van FC Twente tegen de achtergrond van het onderzoek door de heer [I] gerechtvaardigd zijn, dan zal op die datum (1 mei 2016) ook een verklaring van FC Twente door de licentiecommissie moeten zijn ontvangen dat er verder niets meer is dat nog geopenbaard zou moeten worden waaruit misleiding of het achterhouden van relevante informatie aan de licentiecommissie zou blijken of dat anderszins relevant is om met recht de licentie te mogen behouden. Het is immers niet verantwoord om een BVO aan de competitie te laten blijven deelnemen die op het voor het licentiereglement cruciale onderdeel van de juiste en volledige informatievoorziening aan de licentiecommissie na een half jaar nog steeds geen helderheid zou kunnen verschaffen.
Hoe nu verder?
FC Twente staat nu voor de uitdagende taak om uiterlijk 1 mei 2016 om 12.00 uur te voldoen aan de volgende verplichtingen:
1. Uitvoering geven aan de aanbevelingen van de onderzoeker [I] , zoals neergelegd in diens rapport van 1 maart 2016.
(…)
4. Afgeven van een verklaring door FC Twente aan de licentiecommissie dat er verder niets meer is dat nog geopenbaard zou moeten worden waaruit misleiding of het achterhouden van relevantie informatie aan de licentiecommissie zou blijken of dat anderszins relevant is om met recht de licentie te mogen behouden, zodat de licentiecommissie ervan uit mag gaan dat op 1 mei 2016 alle onregelmatigheden aan haar zijn geopenbaard en het op dit aspect gerechtvaardigd is dat de licentiecommissie haar voornemen tot intrekken van de licentie van FC Twente dan niet om deze reden zal doorzetten. Uiteraard wordt dit anders als nadien nog onregelmatigheden naar buiten komen.
5. Verstrekken van een kopie van het (concept-)rapport van IVY Advocaten, alsmede onderliggende stukken waar IVY Advocaten onregelmatigheden heeft geconstateerd en tenminste de onderzoeksresultaten.
(…)”
2.23.
FC Twente heeft aan de KNVB gerapporteerd, waarna op 3 mei 2016 nadere vragen zijn gesteld door de (voorzitter van de) licentiecommissie. Diens e-mailbericht van deze datum luidt onder meer als volgt:
“(…)
Uit jullie antwoord leid ik niet af dat FC Twente nu van de hoed en de rand op de hoogte is, terwijl de licentiecommissie voor haar komende besluitvorming toch nog steeds een schriftelijke verklaring van FC Twente verlangt dat “er nu verder niets meer is dat nog geopenbaard zou moeten worden waaruit misleiding of het achterhouden van relevante informatie aan de licentiecommissie zou blijken of dat anderszins relevant is om met recht de licentie te mogen behouden, zodat de licentiecommissie ervan uit mag gaan dat op 1 mei 2016 alle onregelmatigheden uit het verleden aan haar zijn geopenbaard omdat het dan op dit aspect gerechtvaardigd is dat de licentiecommissie haar op 15 december 2015 aangekondigde voornemen tot intrekken van de licentie van FC Twente om deze reden niet zal doorzetten.
(…)
De licentiecommissie ontvangt ook graag een schriftelijke verklaring van FC Twente (jou en [L] ) hoe het nu precies gelopen is in december met betrekking tot [J] ; waarom is ons niets daarvan gemeld tijdens het gesprek op 10 december 2015, terwijl jullie beiden toen al wisten dat er iets met [J] aan de hand was. Waarom heeft [L] ons tijdens dat overleg niets over [J] gemeld (maar alleen dat er “mogelijk nog iets aankomt”, dat dan nog ruim een maand duurt)?”
2.24.
Bij brief van 9 mei 2016, met bijlagen, heeft FC Twente gereageerd op de vragen van de KNVB. Daarbij is ook de verzochte verklaring afgegeven.
2.25.
De KNVB heeft FC Twente op 18 mei 2016 bericht dat de licentiecommissie op 17 mei 2016 een voorgenomen besluit heeft genomen op grond waarvan ingevolge artikel 12 lid 2, aanhef en onder c van het Licentiereglement de aan FC Twente verstrekte onvoorwaardelijk licentie wordt ingetrokken. Tegelijkertijd verleent zij FC Twente een nieuwe licentie voor deelname aan de Jupiler league (Eerste Divisie).
2.26.
In het voorgenomen besluit staat onder meer:

iii) De kwesties [J] , [K] en [M]
17. Ten tijde van het Decemberbesluit was de licentiecommissie niet bekend met de kwestie [J] . Hierbij was ook sprake van een tweetal overeenkomsten waarvan een voor iedereen verzwegen werd teneinde loonbelasting te ontduiken, hetgeen ten onrechte leidde tot een te hoog netto-resultaat in de jaarcijfers 2014/’15 en tot meer ruimte voor herinvestering door FC Twente. Die onregelmatigheid is pas op 14 januari 2016 aan de KNVB gemeld. In het rapport- [I] is aan deze kwestie beperkte aandacht besteed. FC Twente heeft deze transfer laten onderzoeken door IVY Advocaten die in dat verband verschillende onregelmatigheden heeft geconstateerd.
18. Op 22 maart 2016 werd door FC Twente naar buiten gebracht dat de Belastingdienst haar geïnformeerd had over onregelmatigheden bij de transfer van [K] . Deze hadden eveneens betrekking op twee enigszins van elkaar afwijkende overeenkomsten, vergelijkbaar aan de kwestie-Doyen.
19. Tijdens de bespreking met FC Twente op 4 april 2016 kwam ter sprake dat er ook onregelmatigheden ontdekt waren bij het aantrekken van [M] , waarbij FC Twente een constructie had opgetuigd zoals door FC Twente beschreven in punt 20 hierboven.
20. De financiële gevolgen van de kwesties [J] en [M] zijn – met uitzondering van de mogelijke fiscale consequenties – opgenomen in de gecorrigeerde jaarrekening 2014/’15. Hiermee heeft FC Twente het bestaan van die overeenkomsten erkende en staan de geconstateerde onregelmatigheden voor de licentiecommissie vast. Het laatste geldt ook voor de kwestie- [K] .
(…)
v)(b) Gevolgen van de na 15 december 2015 naar buiten gekomen informatie
28. De licentiecommissie staat thans voor de vraag wat de gevolgen voor FC Twente moeten zijn van de na 15 december 2015 nog naar buiten gekomen informatie in de kwesties [J] , [K] en [M] . Zoals hiervoor opgemerkt is ook in die – op 15 december 2015 voor de licentiecommissie nog onbekende –kwesties sprake geweest van opzettelijke en doelbewuste misleiding van de licentiecommissie door FC Twente. Eveneens is hiervoor opgemerkt dat (een deel van) die informatie op dat moment binnen FC Twente al bekend was bij verschillende functionarissen en dat hierover tijdens het overleg op 10 december 2015 (…) slechts in algemene, niet alarmerende bewoordingen een uitspraak is gedaan (‘mogelijk meer onregelmatigheden’). De licentiecommissie rekent FC Twente ook zwaar aan dat functionarissen van FC Twente nog op 30 december 2015 een bespreking voerden over de kwestie [J] , terwijl de licentiecommissie op dat moment in het ongewisse was over deze kwestie.
29. De licentiecommissie is van oordeel dat ook de handelwijze van FC Twente zoals die blijkt uit de na 15 december 2015 naar buiten gekomen informatie in de kwesties [J] , [K] en [M] een sanctie rechtvaardigen. Het Licentiereglement biedt twee mogelijkheden: een geldboete (met een maximum van EUR 45.250,- per overtreding) of de intrekking van de licentie. Op dit moment is het (nog) niet mogelijk als sanctie op te leggen het plaatsen in de naast lagere competitie met ingang van het eerstvolgende seizoen.
30. De informatie over de handelwijze van FC Twente en de daaruit voortvloeiende overtredingen van het licentiereglement die na het Decemberbesluit nog naar buiten is gekomen, duidt – meer dan de licentiecommissie ten tijde van dat besluit had kunnen voorzien – op een stelselmatige, opzettelijk misleidende handelwijze van FC Twente om het licentiesysteem te omzeilen en de licentiecommissie om de tuin te leiden. Het was – zogezegd – een onderdeel van haar bedrijfsvoering. Daarbij deinsden FC Twente en haar functionarissen er niet voor terug om overeenkomsten te vervalsen, te werken met onjuiste facturen en misleidende informatie te verstrekken aan de licentiecommissie. In het licht van al hetgeen thans bekend is, kan geconcludeerd worden dat het kwestie Doyen niet en incident is geweest, maar paste in een patroon van stelselmatig niet-integer handelen van FC Twente. De licentiecommissie vindt dat de ernst van de feiten die na 15 december 2015 naar buiten zijn gekomen, zich in de op leggen sanctie moet weerspiegelen. Daarbij kent zij ook betekenis toe aan de het feit dat na 15 december 2015 pas duidelijk is geworden hoe stelselmatig het patroon van opzettelijke schending van het licentiesysteem en misleiding van de licentiecommissie is geweest.
(…)
34. Nu een boete naar het oordeel van de licentiecommissie een niet te rechtvaardigen, lichte sanctie is voor hetgeen zich in het verleden heeft voorgedaan bij FC Twente en het onvoorwaardelijk intrekken van de licentie naar het oordeel van de licentiecommissie voor het verleden recht doet aan de ernst van de feiten, maar voor de toekomst disproportioneel zou kunnen uitwerken, ziet de licentiecommissie een oplossing door wel de zwaarst mogelijke en door de feiten gerechtvaardigde sanctie op te leggen voor de handelwijze van FC Twente, te weten onvoorwaardelijke intrekking van de licentie, maar tegelijkertijd de disproportionele gevolgen daarvan te beperken door toekenning van een KNVB licentie tot deelname aan de Jupiler league.”
2.27.
Het voorgenomen besluit is, zoals voorgeschreven, ter advisering voorgelegd aan de centrale spelersraad (hierna: CSR). De CSR heeft op 26 mei 2016 aangegeven het voorgenomen besluit niet te volgen en negatief te adviseren. Dit niet-bindende advies is – kort weergegeven – gebaseerd op de omstandigheid dat de CSR niet op voorhand kan uitsluiten dat het volgen van het voorgenomen besluit een mogelijk faillissement van FC Twente kan betekenen, wat in de ogen van de CSR een disproportioneel gevolg zou zijn.
De CRS geeft verder aan er zeer aan te twijfelen of de door de KNVB voorgestane intrekking van de licentie en het afgeven van een nieuwe licentie voor het spelen van betaald voetbal op Jupiler league niveau, zich verdraagt met het Licentiereglement. De CSR is van mening dat voor ingrijpende besluiten als voorliggend immer een volledige rechtvaardiging in het Licentiereglement te vinden dient te zijn.
2.28.
Nog dezelfde dag heeft de licentiecommissie in afwijking van het advies van de CSR definitief besloten de licentie van FC Twente voor deelname aan de Eredivisie per 1 juli 2016 in te trekken en aan haar een licentie te verlenen voor deelname aan de Jupiler league.
Het besluit vermeldt in verband met het opleggen van deze maatregel onder meer het volgende:
“(…)
73. De licentiecommissie komt tot deze toekenning door een redelijke toepassing van het Licentiereglement en met overeenkomstige toepassing van art. 7 Licentiereglement in de geest van de doelstelling van het licentiesysteem. Naar het oordeel van de licentiecommissie voldoet FC Twente voor de toekomst aan alle relevante licentie-eisen om aan die competitie deel te mogen nemen. Terwijl de intrekking van de licentie haar juridische basis heeft in artikel 12 Licentiereglement, kent de verlening van een nieuwe licentie eveneens een stevig juridisch fundament; zij het niet rechtstreeks in het Licentiereglement. De rechtsverhouding tussen de KNVB en FC Twente is er een die wordt beheerst door het privaatrecht. Zo bestaat tussen FC Twente (als lid) en de KNVB (als vereniging) een lidmaatschapsverhouding. Onder andere in het kader van die rechtsverhouding zijn nadere regels vastgesteld zoals het Licentiereglement en onder andere in het kader van die rechtsverhouding neemt de licentiecommissie besluiten. Vanuit het privaatrecht wordt dat kader aangevuld door een belangrijk wetsartikel dat geldt in iedere lidmaatschapsverhouding (en ook die tussen de KNVB en FC Twente), te weten artikel 2:8 van het Burgerlijk Wetboek (vgl. Rb. Utrecht 17 juni 2009 (Fortuna Sittard/KNVB), ECLI: NL:RBUTR:2009:BI8398). Dit artikel luidt als volgt:
“Een tussen hen [FC Twente en de KNVB] krachtens wet, gewoonte, statuten, reglementen of besluit geldende regel is niet van toepassing voor zover dit in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is.”
Het regelt de redelijkheid en billijkheid die een lid en de vereniging jegens elkaar in acht moeten nemen. Hiermee heeft de wetgever tot uitdrukking gebracht dat redelijkheid en billijkheid gelet op de bijzondere omstandigheden van een concreet geval prioriteit kunnen hebben boven hetgeen uit regelgeving, zelfs uit regelgeving bij formele wet, zou volgen. Uit die redelijkheid en billijkheid kunnen niet alleen beperkende maat ook aanvullende regels voortvloeien, zoals de mogelijkheid om in dit uitzonderlijke geval de strekking van artikel 7 Licentiereglement zodanig uit te leggen dat de licentiecommissie de nieuwe licentie verleent op de wijze waarop zij dat in haar besluit hieronder formuleert.
74. De licentiecommissie is van oordeel dat de combinatie van de sanctie en de beperking van de gevolgen daarvan door hernieuwde toelating het meeste recht doet aan de feiten. Zij sanctioneert op passende en proportionele wijze het handelen van FC Twente in het verleden en doet tegelijkertijd recht aan de gerechtvaardigde belangen van FC Twente, haar werknemers, financiers en supporters voor de toekomst. Een gevolg van de hernieuwde toelating is dat de licentiecommissie FC Twente op grond van art. 2 lid 1, onder d, Licentiereglement opnieuw zal indelen in een categorie op basis van het FRS. Dit biedt FC Twente de mogelijkheid om ook financieel daadwerkelijk schoon schip te maken, omdat er dan geen laatste meetmomenten in categorie 1 hoeven te worden afgewacht. Aangezien FC Twente in het huidige plan van aanpak reeds vier van de vijf mogelijke sancties heeft gekregen, betekent het niet behalen van de eerstvolgende normstelling een automatisch — en direct (en dus mogelijk tijdens de competitie met alle gevolgen van dien voor de overige betaaldvoetbalclubs) — verval van de licentie op grond van artikel 12, lid 1, aanhef en onder e., Licentiereglement. Voor FC Twente betekent dit dat meetmoment 1 van het volgende seizoen (2016/17) met de jaarcijfers over seizoen 2015/16 en de prognose voor 2016/17 hierin beslissend zijn. Het risico van verval van de licentie loopt zij daarnaast ook als FC Twente — om welke reden dan ook — op één van de zes meetmomenten na dat meetmoment 1 van komend seizoen wederom in categorie 1 wordt ingedeeld: ook dan is er op grond van artikel 12 lid 1, aanhef onder e., Licentiereglement een automatisch — en direct — verval van de licentie.
75. De licentiecommissie is zich ervan bewust dat zij met deze combinatie van een sanctie en een licentietoekenning de grenzen van het Licentiereglement heeft opgezocht. Zij heeft desalniettemin voor deze richting gekozen, omdat zij anders — gesteld voor de keuze, hetzij alleen een boete, hetzij alleen een onvoorwaardelijke intrekking van de licentie — voor dit laatste zou hebben gekozen. Dat zou leiden tot een naar haar oordeel — met het oog op de gevolgen — disproportionele maar — met het oog op de zeer ernstige overtredingen van het Licentiereglement — proportionele sanctie, waarvan de rechtvaardiging zou zijn gelegen in de omstandigheid dat FC Twente het risico van die disproportionele sanctie door haar eigen handelwijze over zich zelf heeft afgeroepen. In dit verband overweegt de licentiecommissie dat het Licentiereglement uitgaat van één licentiehouder (de rechtspersoon FC Twente 65 B.V.) en niet het onderscheid kent tussen het ‘oude’ en het ‘nieuwe’ FC Twente. Derhalve heeft FC Twente onder leiding van het nieuwe bestuur de gevolgen te dragen van de handelingen die zijn verricht of nagelaten door het oude bestuur.
(…)”

3.Het geschil

3.1.
FC Twente vordert – na wijziging van eis ter zitting – bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis in kort geding:
  • a) de KNVB te verbieden de Eredivisie licentie van FC Twente in te trekken;
  • b) althans de KNVB te veroordelen tot naleving van het besluit van 15 december 2015 voor zover het betreft het behoud van de Eredivisie licentie aangezien door FC Twente is voldaan aan de in het besluit genoemde voorwaarden en de aanvullende voorwaarde zoals geformuleerd in de aan [I] verstrekte onderzoeksopdracht;
  • c) althans de KNVB te verbieden tot (de uitvoering en/of het nemen van een besluit dat leidt tot) intrekking van de Eredivisie licentie van FC Twente dan wel de KNVB te verbieden tot (de uitvoering en/of het nemen van een besluit dat leidt tot) intrekking van de Eredivisie licentie van FC Twente, voor zover nodig totdat in een door FC Twente aanhangig te maken bodemprocedure de rechter definitief een bindend oordeel met gezag van gewijsde heeft gegeven over de gegrondheid van intrekking van de licentie van FC Twente;
  • d) alsmede het onder a, b en c gevorderde op straffe van een door de KNVB te verbeuren dwangsom van € 1.000.000,- dan wel een door de voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen bedrag voor iedere dag of gedeelte van een dag dat de KNVB hiermee geheel of gedeeltelijk in gebreke blijft;
  • e) alsmede de KNVB te veroordelen in de kosten van dit geding, daaronder begrepen de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf acht dagen na de datum van het vonnis.
3.2.
KNVB voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Ontvankelijkheid

4.1.
Allereerst dient beoordeeld te worden of processuele normen in de weg staan aan de beoordeling van de vorderingen. De KNVB stelt zich op het standpunt dat FC Twente in haar vorderingen niet-ontvankelijk verklaard moet worden.
4.2.
De vraag is of een voorlopige voorziening vereist is – gelet op de omstandigheid dat op grond van artikel 4 van het Licentiereglement voor FC Twente een specifieke beroepsgang openstaat, FC Twente tijdens de zitting te kennen heeft gegeven daarvan gebruik te zullen maken en de KNVB in reactie daarop heeft laten weten dat de procedure op zeer korte termijn kan plaatsvinden. Als gevolg hiervan zal, zodra FC Twente beroep instelt van het besluit van de licentiecommissie, ten aanzien van dat besluit sprake zijn van twee procedures die mogelijk nagenoeg gelijktijdig aanhangig zijn, aldus de KNVB. Uitgaande van hetgeen FC Twente ter zitting heeft aangevoerd zal de beroepscommissie volgens de KNVB naar verwachting medio juni uitspraak kunnen doen, dus niet lang na onderhavig vonnis.
4.3.
De voorzieningenrechter overweegt het volgende. Bij de vraag of FC Twente ontvankelijk is in haar vorderingen spelen twee elementen een rol: de grondslag van de vorderingen en de spoedeisendheid.
FC Twente legt aan haar vorderingen – onder meer – ten grondslag dat KNVB gehouden is tot naleving (gezien het beroep op wanprestatie begrijpt de voorzieningenrechter dat hiermee nakoming wordt bedoeld) van het Decemberbesluit, althans dat zij er op basis van de gedragingen en verklaringen van (de licentiecommissie van) de KNVB redelijkerwijs op heeft mogen vertrouwen dat zij haar licentie voor de Eredivisie zou behouden. Uitgangspunt is dat op basis van deze civielrechtelijke grondslag FC Twente dient te worden ontvangen in haar vorderingen. De enkele omstandigheid dat FC Twente als lid van de KNVB tegen het intrekkingsbesluit in beroep kan komen bij de beroepscommissie, staat daaraan niet in de weg.
4.4.
Voorts is vereist dat sprake is van een situatie die een onmiddellijke voorziening vereist. In geschil is of onder de huidige omstandigheden, waarin de beide procedures – aannemende dat FC Twente inderdaad beroep instelt – vrijwel gelijktijdig aanhangig zullen zijn, sprake is van een dergelijke situatie.
4.5.
De KNVB heeft het spoedeisende belang van FC Twente bestreden. Zij is van mening dat FC Twente de onderhavige vorderingen te vroeg heeft ingesteld. Volgens haar is FC Twente (evenals alle andere betrokkenen) er bij gebaat snel een uitspraak van de beroepscommissie te verkrijgen en heeft een dergelijke uitspraak de voorkeur boven een langdurige en onzekere bodemprocedure.
De KNVB stelt verder dat de beroepscommissie in vrijheid tot een besluit moet kunnen komen en dat het besluit van de beroepscommissie, dat nog niet is genomen, niet reeds nu al bij wege van voorlopige voorziening kan worden geschorst. Zij wijst er daarbij op dat op grond van het Licentiereglement de werking van het besluit van de licentiecommissie bovendien al is geschorst totdat de beroepscommissie uitspraak heeft gedaan, zodat daar geen voorlopige voorziening voor nodig is. De vordering in kort geding staat volgens de KNVB bovendien op gespannen voet met de regels die binnen de KNVB zijn afgesproken en zal leiden tot een onaanvaardbare uitkomst.
Tot slot stelt zij dat het (financiële) belang van FC Twente bij onderhavige vordering niet zo spoedeisend is dat een uitspraak van de beroepscommissie per medio juni niet kan worden afgewacht.
4.6.
FC Twente voert aan dat haar spoedeisende belang er in gelegen is dat sprake is van acute financiële moeilijkheden en dat zij, evenals andere clubs, hangende het besluit belemmerd wordt in haar voorbereidingen op het komende seizoen vanwege de aanhoudende onduidelijkheid over haar positie. Volgens FC Twente is zij sterk afhankelijk van inkomsten die betrekking hebben op het nieuwe seizoen. Zij stelt dat zij onder normale omstandigheden al zou zijn gestart met het incasseren van de verschuldigde bedragen voor seizoenkaarten en dat dit nu is opgeschort als gevolg van de onzekerheid over de aard van de aan haar te verstrekken licentie voor het seizoen 2016-2017. Bovendien zijn de sponsoren onder de huidige omstandigheden niet bereid de sponsorbijdragen vooruit te betalen. Het gevolg is dat sprake is van een liquiditeitstekort en een risico dat FC Twente failliet verklaard zal worden.
Volgens FC Twente heeft zij niet alleen verplichtingen jegens het reguliere personeel, maar zijn er ook diverse betalingsverplichtingen aan (handels)crediteuren, waaronder vele kleinere leveranciers en Twentse bedrijven. FC Twente wijst er verder op dat onduidelijk is of de garantstelling van de gemeente Enschede voor de geldlening ten behoeve van de herfinanciering van FC Twente doorgang zal vinden als de licentie wordt ingetrokken.
FC Twente blijft, ook na de uiteenzetting van de KNVB over de snelle beroepsprocedure, bij haar standpunt dat een procedure bij de beroepscommissie vanwege haar financiële situatie te lang duurt. Zij wijst er verder op dat het feitencomplex dat ten grondslag ligt aan de zaak bij de beroepscommissie niet anders zal zijn dan in het onderhavige geding, en dat als door de beroepscommissie tot intrekking van de licentie wordt besloten, door haar onverkort schorsing van het besluit gevorderd wordt.
4.7.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat er niet zonder meer van uitgegaan kan worden dat met de procedure bij de beroepscommissie een vergelijkbaar resultaat bereikt kan worden als met een voorlopige voorziening in kort geding. De beroepscommissie licentiezaken is een orgaan dat deel uitmaakt van de rechtsprekende macht van de KNVB en onduidelijk is gebleven wat het beoordelingskader van de beroepscommissie is. In elk geval is gesteld, noch gebleken dat de beroepscommissie een beslissing kan nemen op basis van de stellingen die FC Twente aan haar vorderingen in deze procedure ten grondslag legt. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter maakt de omstandigheid dat niet onwaarschijnlijk is dat er verschillen bestaan tussen de beoordelingskaders in beide procedures reeds dat FC Twente de gang naar de burgerlijke rechter moet kunnen maken. Maar ook als deze beoordelingskaders in grote lijnen gelijk zouden zijn, valt niet in te zien op grond van welke argumenten FC Twente eerst de interne procedure zou moeten volgen. Het Licentiereglement schrijft de beroepsprocedure in ieder geval niet dwingend voor.
Daar komt bij dat de KNVB wel heeft gesteld dat de beroepscommissie ernaar streeft zo spoedig mogelijk schriftelijk en gemotiveerd uitspraak te doen, maar dat het niet ondenkbaar is dat deze doelstelling niet wordt gehaald. Het kan bijvoorbeeld niet worden uitgesloten dat de beroepscommissie aanleiding zal zien personen te horen, hetgeen tot uitstel zal leiden.
Verder is van belang dat evenmin vaststaat dat de uitvoering van het besluit van de licentiecommissie als gevolg van het instellen van het beroep opgeschort zal worden. Ingevolge artikel 4 lid 14 van het Licentiereglement kan de beroepscommissie namelijk op zwaarwichtige gronden beslissen dat het beroep geen schorsende werking heeft.
4.8.
Gelet op al het voorgaande, en mede in aanmerking genomen dat voldoende aannemelijk is dat FC Twente hangende het besluit in een moeilijke financiële situatie verkeert en een aanzienlijk belang heeft bij duidelijkheid op zeer korte termijn over de intrekking van de aan haar verstrekte licentie, is de voorzieningenrechter van oordeel dat sprake is van een bijzondere spoedeisendheid die met zich brengt dat van FC Twente niet kan worden verlangd dat zij eerst het resultaat van de interne beroepsprocedure afwacht alvorens een civiele procedure aanhangig te maken. De conclusie is dat FC Twente ontvankelijk is in haar vorderingen.
Inhoudelijke beoordeling
4.9.
De voorzieningenrechter begrijpt dat FC Twente aan haar vorderingen ten grondslag legt dat het Decemberbesluit bepaalt dat zij niet gestraft zou worden voor overtredingen begaan vóór 15 december 2015, mits zij deze voor 1 mei 2016 aan de licentiecommissie zou melden, althans dat zij er gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat zij in een dergelijke situatie niet met sancties zou worden geconfronteerd. Door desondanks een sanctie op te leggen handelt de KNVB niet alleen onrechtmatig jegens haar, althans pleegt zij wanprestatie, dan wel handelt zij in strijd met de jegens FC Twente in acht te nemen eisen van redelijkheid en billijkheid, maar handelt zij tevens in strijd met het bepaalde in artikel 2:15 lid 1, aanhef en onder c en b van het Burgerlijk Wetboek (BW).
De vorderingen lenen zich, gelet op hun gemeenschappelijke grondslagen, voor een gezamenlijke beoordeling.
Het Decemberbesluit
4.10.
Volgens FC Twente volgt uit het Decemberbesluit dat de KNVB de licentie niet zal intrekken als zij heeft voldaan aan de daarin gestelde voorwaarden. Deze houden, kort gezegd, in dat FC Twente volledige medewerking moet verlenen aan onderzoek naar personen binnen en de organisatie van FC Twente en dat zij de uit dat onderzoek voortvloeiende aanbevelingen onvoorwaardelijk moet aanvaarden en implementeren. Het Decemberbesluit moet gezien worden in samenhang met de op 8 januari 2016 aan [I] gegeven aanvullende opdracht, namelijk het doen van onderzoek naar mogelijke tegenvallers uit het verleden die zich nog zouden kunnen openbaren. Volgens FC Twente betekent dit dat zij niet gestraft zou worden voor overtredingen van het Licentiereglement die hebben plaatsgevonden in de door [I] onderzochte periode (zijnde 2012 tot en met 2015), mits deze voor 1 mei 2016 aan de licentiecommissie zijn gemeld. Dergelijke misstanden uit het verleden zijn verdisconteerd in het Decemberbesluit, aldus FC Twente.
Het staat volgens haar vast dat zij aan de voorwaarden in het Decemberbesluit heeft voldaan. FC Twente wijst er op dat de KNVB in haar (voorgenomen) besluit ook vermeldt dat aan deze voorwaarden is voldaan.
4.11.
De KNVB voert aan dat de grondslag van het Decemberbesluit uitsluitend is gelegen in de kwestie Doyen. Volgens haar is zij in die kwestie door FC Twente zo flagrant om de tuin geleid dat zij heeft overwogen haar licentie onvoorwaardelijk in te trekken. Uiteindelijk is niettemin besloten tot een voorwaardelijke intrekking, waarbij FC Twente aan een aantal voorwaarden diende te voldoen om in aanmerking te komen voor behoud van de licentie. Volgens de KNVB volgt uit het Decemberbesluit niet dat FC Twente een vrijbrief heeft gekregen voor nader te openbaren en op dat moment onbekende onregelmatigheden.
De voorzieningenrechter begrijpt het standpunt van de KNVB aldus dat het Decemberbesluit uitsluitend bedoeld is als stok achter de deur om FC Twente ertoe te bewegen mee te werken aan onderzoek om volledige duidelijkheid te verkrijgen over de kwestie Doyen, maar dat dit onverlet laat dat nieuw bekend geworden omstandigheden die zien op de periode vóór 15 december 2015 wel degelijk gesanctioneerd kunnen worden. Hierbij heeft de KNVB het oog op de kwestie [J] die FC Twente op 14 januari 2016 aan de licentiecommissie heeft gemeld (terwijl bestuursleden reeds op 30 december 2015 daarvan op de hoogte waren), de onthullingen over de kwestie [K] op 22 maart 2016 en hetgeen op 4 april 2016 bekend is geworden over de vergoedingen aan speler [M] .
4.12.
Partijen verschillen van mening over hoe het Decemberbesluit moet worden uitgelegd. De voorzieningenrechter is op voorhand van oordeel dat tekst en strekking van het besluit onvoldoende steun bieden voor de door FC Twente bepleite uitleg. Anders dan zij heeft betoogd, kan uit het besluit niet worden afgeleid dat is beoogd dat voor het behoud van de licentie voldoende is dat FC Twente – voor zover hier van belang – haar volledige medewerking verleent aan onderzoek naar misstanden binnen FC Twente die in het verleden hebben plaatsgevonden en mogelijk aan het licht gekomen misstanden voor 1 mei 2016 zou melden. Als het de bedoeling van de licentiecommissie zou zijn geweest dat FC Twente gevrijwaard zou worden tegen enige sanctie voortvloeiend uit overtredingen die gedurende een periode van drie jaren zouden kunnen hebben plaatsgevonden zonder dat de licentiecommissie enig idee had van de aard, de ernst en de omvang van die overtredingen, dan had het – mede gelet op de taak van de licentiecommissie (zie hierboven onder 2.3.) – in de rede gelegen dat dit uitdrukkelijk in het Decemberbesluit tot uitdrukking zou zijn gebracht. Dat is niet het geval, wat naar het oordeel van de voorzieningenrechter veeleer wijst op de juistheid van de door de KNVB verdedigde uitleg dat zij nog gevolgen zou kunnen verbinden aan overtredingen die naar aanleiding van het uit te voeren onderzoek bekend zouden worden. Dat geldt temeer omdat voldoende aannemelijk is dat de kwestie Doyen de directe aanleiding voor het Decemberbesluit is en dat besluit daarmee een minder verstrekkende reikwijdte heeft dan FC Twente voorstaat.
De door FC Twente voorgestane uitleg van het Decemberbesluit is bovendien zonder nadere toelichting, die ontbreekt, niet te rijmen met de in artikel 9 lid 2 van het Licentiereglement neergelegde informatieplicht.
Gerechtvaardigd vertrouwen
4.13.
FC Twente stelt dat zij er in elk geval op grond van verklaringen van de (licentiecommissie van de) KNVB en de gang van zaken na het Decemberbesluit gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat overtredingen van voor 15 december 2015 geen invloed zouden hebben op het te nemen besluit tot al dan niet definitieve intrekking van de licentie, mits de overtredingen zouden zijn gemeld voor 1 mei 2016.
Ter onderbouwing hiervan wijst zij op het feit dat aan [I] een aanvullende opdracht is gegeven, namelijk het doen van onderzoek naar – kort gezegd – mogelijke tegenvallers uit het verleden (zie hierboven onder 2.15.).
Verder wijst FC Twente op het e-mailbericht van 13 april 2016, waarin de licentiecommissie schrijft dat zij “ervan uit mag gaan dat op 1 mei 2016 alle onregelmatigheden aan haar zijn geopenbaard en het op dit aspect gerechtvaardigd is dat de licentiecommissie haar voornemen tot intrekken van de licentie van FC Twente dan niet om deze reden zal doorzetten. Uiteraard wordt dit anders als nadien nog onregelmatigheden naar buiten komen.” (zie hierboven onder 2.22.).
Ook verwijst FC Twente naar het e-mailbericht van 3 mei 2016 van de voorzitter van de licentiecommissie, waarin is vermeld dat ervan uitgegaan mag worden dat op 1 mei 2016 alle onregelmatigheden uit het verleden geopenbaard zijn, “omdat het dan op dit aspect gerechtvaardigd is dat de licentiecommissie haar (…) aangekondigde voornemen tot intrekking van de licentie (…) om deze reden niet zal doorzetten.” (zie hierboven onder 2.23.).
Tot slot heeft FC Twente tijdens de zitting toegelicht dat zij ook uit het feit dat de licentiecommissie op 14 januari 2016 bekend werd met de kwestie [J] en toen geen sancties heeft opgelegd, mocht afleiden dat zij niet gestraft zou worden voor ‘oude’ overtredingen.
4.14.
In reactie hierop heeft de KNVB aangegeven dat deze e-mailberichten moeten worden begrepen in het licht van de in het Decemberbesluit neergelegde bedoeling van de licentiecommissie dat de licentie zou worden ingetrokken, tenzij FC Twente mee zou werken aan onderzoek met als doel het bekend worden van alle onregelmatigheden. In dit verband wijst zij er ook op dat de commissie herhaaldelijk bij FC Twente moest aandringen op nadere informatieverstrekking. Volgens de KNVB gaat het er in die e-mailberichten om dat de licentie niet wordt ingetrokken als de volledige informatie op tafel komt en hebben de woorden “om deze reden” daarop betrekking, daargelaten wat met de nieuwe informatie zou worden gedaan.
Tijdens de zitting heeft de KNVB toegelicht dat tijdens het overleg met FC Twente op 4 april 2016 door de licentiecommissie het uitdrukkelijke voorbehoud is gemaakt dat zij zich het recht voorbehoudt maatregelen te treffen naar aanleiding van die nieuwe informatie.
4.15.
De voorzieningenrechter acht het goed voorstelbaar dat alle aandacht van FC Twente vanaf december 2015 gericht is geweest op schoon schip maken. Tegen deze achtergrond is het niet onbegrijpelijk dat FC Twente haar conclusies heeft getrokken uit voornoemde de e-mailberichten. De voorzieningenrechter acht deze e-mails, ook bezien in verband met de overige door FC Twente gestelde omstandigheden, evenwel een onvoldoende basis in kort geding tot het oordeel te komen dat de licentiecommissie geen sancties zou kunnen verbinden aan door onderzoek geopenbaarde feiten. Hij overweegt daartoe als volgt.
4.16.
Uitgangspunt is het Decemberbesluit. In dit besluit schrijft de licentiecommissie dat de handelwijze van FC Twente de kern en het wezen van het licentiesysteem raakt, waardoor het vertrouwen van de commissie in FC Twente volledig is verdwenen. Het besluit bepaalt dat de licentie zal worden ingetrokken, tenzij FC Twente – kort gezegd – mee zal werken aan onderzoek. Voldoende aannemelijk is dat dit besluit is genomen omdat de licentiecommissie volledig inzicht wenste te verkrijgen in de kwestie Doyen. Het besluit vermeldt niets over de gevolgen die de licentiecommissie kan verbinden aan informatie die naar aanleiding van dat onderzoek boven water komt. Verder bevat het Decemberbesluit, zoals hierboven onder 4.12. gezegd, geen voorbehoud in die zin dat de licentiecommissie ter zake van oude overtredingen geen sancties aan FC Twente zou opleggen als zij deze tijdig zou melden.
Het voorgaande brengt de voorzieningenrechter tot het voorlopige oordeel dat FC Twente het Decemberbesluit redelijkerwijs niet zo heeft kunnen opvatten dat de licentiecommissie geen consequenties zou kunnen verbinden aan informatie die door nader onderzoek bekend zou worden. De vraag is of de omstandigheden – ook bezien in hun onderlinge verband – waarop FC Twente zich beroept, dit anders maken.
4.17.
De e-mailberichten van 13 april en 3 mei 2016 hebben dezelfde strekking als het Decemberbesluit, namelijk FC Twente aansporen volledige openheid van zaken te geven over wat zich in het verleden heeft afgespeeld; dit tegen de achtergrond dat de licentie op basis van het Decemberbesluit zou worden ingetrokken als deze duidelijkheid niet gegeven zou worden. In deze berichten worden de woorden “om deze reden” gebruikt. Deze woorden moeten – gelet op de tekst en de achtergrond van de e-mailberichten – dan ook zo begrepen worden dat FC Twente, als zij voor 1 mei 2016 openheid van zaken geeft, aan de in het Decemberbesluit genoemde voorwaarden heeft voldaan en de licentiecommissie de licentie niet zal intrekken op basis van dat besluit.
Het feit dat in het e-mailbericht van 13 april 2016 ook is vermeld dat “(dit) uiteraard anders (wordt) als nadien nog onregelmatigheden naar buiten komen”, laat mogelijk enige ruimte voor discussie, maar legt naar het voorlopige oordeel van de voorzieningenrechter onvoldoende gewicht in de schaal om de vergaande conclusie te rechtvaardigen dat de licentiecommissie aan FC Twente een zogenaamde vrijbrief heeft gegeven.
4.18.
Ook de omstandigheid dat de opdracht aan [I] is uitgebreid met het doen van onderzoek naar tegenvallers uit het verleden die zich nog zouden kunnen openbaren, is naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet toereikend voor het door FC Twente gestelde gerechtvaardigde vertrouwen. De KNVB heeft zich op het standpunt gesteld dat er bij haar naar aanleiding van de brief van 9 december 2015 van FC Twente de verwachting bestond dat er nog meer onregelmatigheden waren (zie hierboven onder 2.9.). Onder deze omstandigheden is het niet onaannemelijk dat de aanvullende opdracht ook moet worden gezien als een opdracht alles te onderzoeken en alle onregelmatigheden te openbaren, en niet meer dan dat.
4.19.
Uit het feit dat de licentiecommissie op 14 januari 2016 bekend werd met de kwestie [J] en op dat moment sancties zijn uitgebleven, valt naar het oordeel van de voorzieningenrechter evenmin iets af te leiden; temeer niet omdat in het Decemberbesluit de termijn van 1 mei 2016 is opgenomen en er daarom voor de licentiecommissie geen noodzaak bestond op stel en sprong maatregelen te treffen.
4.20.
Op grond van het voorgaande kan op voorhand niet worden aangenomen dat de KNVB met haar besluit tot definitieve intrekking van de licentie jegens FC Twente toerekenbaar tekortschiet, dan wel jegens haar onrechtmatig handelt of in strijd handelt met de in acht te nemen eisen van redelijkheid en billijkheid.
4.21.
Wat betreft het voorbehoud waarvan de KNVB ter zitting heeft gesteld dat zij dat tijdens de bespreking van 4 april 2016 heeft gemaakt, stelt de voorzieningenrechter vast dat partijen op dat punt lijnrecht tegenover elkaar staan. [C] , de interim-directeur van FC Twente, heeft tijdens de zitting namelijk uitdrukkelijk ontkend dat dit voorbehoud is gemaakt.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat het, als dat voorbehoud zou zijn gemaakt, voor de hand had gelegen als dit in het e-mailbericht van 13 april 2016 (waarin verslag wordt gedaan van die bespreking) tot uitdrukking was gebracht. Dat is niet het geval, zodat niet aangenomen kan worden dat het gestelde voorbehoud is gemaakt. Het enkele ontbreken van een voorbehoud maakt in het licht van de hiervoor genoemde omstandigheden niet dat FC Twente de gerechtvaardigde verwachting mocht koesteren dat de licentiecommissie oude feiten niet zou sanctioneren.
Strijd met het Licentiereglement
4.22.
Tijdens de zitting heeft FC Twente gesteld dat de opgelegde maatregel van intrekking van de licentie voor deelname aan de Eredivisie per 1 juli 2016 en daarnaast het verlenen van een licentie voor deelname aan de Jupiler league, in strijd is met het Licentiereglement van de KNVB en dat het besluit van 26 mei 2016 reeds om die reden vernietigbaar is op grond van artikel 2:15 BW lid 1, aanhef en onder c BW. FC Twente wijst erop dat het Licentiereglement voor een situatie als de onderhavige twee straffen kent: intrekking van de licentie of het opleggen van een boete. De onderhavige maatregel kent het Licentiereglement niet.
Als het besluit van de KNVB op deze grond wordt vernietigd, dan dient dit volgens FC Twente te leiden tot behoud van de licentie, aangezien intrekking van de licentie volgens de licentiecommissie zelf een disproportionele maatregel is (zie hierboven onder 2.26.) en daarmee naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. FC Twente merkt op dat ook uit het besluit van de KNVB volgt dat intrekking van de licentie tegen de achtergrond van de wijzigingen die door het nieuwe bestuur in de laatste maanden binnen de organisatie zijn doorgevoerd, en de initiatieven van het bestuur om schoon schip te maken, disproportioneel is. De licentiecommissie heeft zich hiermee de bevoegdheid ontnomen haar toch terug te zetten naar de Jupiler league, aldus FC Twente.
4.23.
De voorzieningenrechter begrijpt de stellingen van FC Twente aldus dat zij deze ten grondslag legt aan haar derde vordering (de vordering tot schorsing van een intrekkingsbesluit). Vooropgesteld wordt dat met betrekking tot een besluit van een orgaan van een rechtspersoon slechts een voorlopige voorziening getroffen kan worden, als het in hoge mate waarschijnlijk is dat de bodemrechter het betreffende besluit zal vernietigen. Artikel 2:15 BW bepaalt dat een besluit van een orgaan van een rechtspersonen (in een bodemzaak) kan worden vernietigd als het is genomen in strijd met wettelijke of statutaire bepalingen die het tot stand komen van besluiten regelen of in strijd met de redelijkheid en billijkheid als bedoeld in artikel 2:8 BW of in strijd met een reglement. Of een vernietigingsgrond aanwezig is, zal in kort geding slechts marginaal getoetst kunnen worden.
4.24.
Uit het (voorgenomen) besluit van de KNVB blijkt dat de licentiecommissie een boete een te lichte sanctie vindt voor hetgeen zich in het verleden bij FC Twente heeft voorgedaan. Vermeld wordt dat de handelwijze van FC Twente en de daaruit voortvloeiende overtredingen van het Licentiereglement die na het Decemberbesluit naar buiten zijn gekomen en het patroon van stelselmatig niet-integer handelen van FC Twente dat daaruit blijkt, intrekking van de licentie van FC Twente ten volle rechtvaardigen. De commissie is echter van oordeel dat het onvoorwaardelijk intrekken van de licentie voor het verleden weliswaar recht doet aan de ernst van de feiten en proportioneel is, maar dat het voor de toekomst disproportioneel zou kunnen uitwerken. Gewezen wordt op de inspanningen die zijn verricht door FC Twente voor een (nieuwe) toekomst en de belangen van niet alleen FC Twente en het betaald-voetbal in de regio, maar ook van haar werknemers, financiers en supporters.
Daarnaast wordt door de licentiecommissie in aanmerking genomen dat het niet ondenkbaar is dat onvoorwaardelijke intrekking van de licentie tot een déconfiture van FC Twente zal leiden. Om die reden heeft de commissie gekozen voor de oplossing om de zwaarst mogelijke door feiten gerechtvaardigde sanctie op te leggen, de intrekking, maar tegelijkertijd de nadelige gevolgen daarvan te beperken door toekenning van een nieuwe licentie tot hernieuwde deelname aan het betaald voetbal, waarvoor FC Twente wordt ingedeeld in de Jupiler league.
Naar het voorlopige oordeel van de voorzieningenrechter kan niet worden aangenomen dat de KNVB bij afweging van alle betrokken belangen in redelijkheid niet tot deze maatregel heeft kunnen komen. Daartoe overweegt hij als volgt.
4.25.
De mogelijkheid van het intrekken van de licentie volgt rechtstreeks uit artikel 12 in samenhang met artikel 2 van het Licentiereglement. Ook de verlening van een nieuwe licentie kan uit het reglement worden afgeleid. De licentiecommissie komt tot de onderhavige verlening door, zo begrijpt de voorzieningenrechter, een redelijke toepassing van het Licentiereglement en met overeenkomstige toepassing van artikel 7 van het Licentiereglement in de geest van de doelstelling van het licentiesysteem, mede gelet op de redelijkheid en billijkheid die een lid en de vereniging ingevolge artikel 2:8 BW jegens elkaar in acht moeten nemen.
4.26.
Het voorgaande neemt niet weg dat als de beide maatregelen in hun onderlinge samenhang worden beschouwd, feitelijk een nieuwe maatregel is geïntroduceerd: het bij wege van straf terugzetten van een profclub naar de Jupiler league. Partijen zijn het erover eens dat het Licentiereglement deze maatregel niet kent. Voor FC Twente, en ook de overige bvo’s, was dan ook op voorhand niet duidelijk dat een dergelijke maatregel opgelegd zou kunnen worden, terwijl met name voor een sanctiesysteem geldt dat de rechtszekerheid erbij gebaat is dat het systeem consistent en voldoende inzichtelijk is. Een vereniging heeft echter wel een zekere beleidsruimte om tot een belangenafweging te komen, die door de rechter moet worden gerespecteerd, waarbij zij bij het opleggen van punitieve maatregelen de grootst mogelijke zorgvuldigheid in acht moet nemen.
4.27.
Er zijn naar het voorlopige oordeel van de voorzieningenrechter bijzondere omstandigheden denkbaar waaronder de gerechtvaardigde belangen van een lid dienen te prevaleren boven de rechtszekerheid. Uit het definitieve besluit volgt dat in het onderhavige geval voor de KNVB de belangen van FC Twente en van haar werknemers, financiers en supporters voor de licentiecommissie erg zwaar hebben gewogen en dat zij juist met het oog daarop tot de door haar genomen maatregel is gekomen.
Verder heeft de licentiecommissie overwogen dat de hernieuwde toelating – zo begrijpt de voorzieningenrechter – voor FC Twente ook financiële voordelen biedt die ertoe kunnen leiden dat zij daadwerkelijk schoon schip kan maken. De licentiecommissie heeft dit in het definitieve besluit, en eerder in het voorgenomen besluit van 18 mei 2016, uitvoerig gemotiveerd.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is het onder deze omstandigheden – mede omdat niet is gebleken van formele gebreken in de besluitvorming – niet in hoge mate aannemelijk dat de bodemrechter tot het oordeel zal komen dat de KNVB niet in redelijkheid tot het besluit heeft kunnen komen.
Conclusie en proceskosten
4.28.
De conclusie is dat voor toewijzing van de gevraagde voorzieningen geen plaats is, zodat zij zullen worden afgewezen.
4.29.
FC Twente zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van KNVB worden begroot op:
- griffierecht € 619,00
- salaris advocaat
816,00
Totaal € 1.435,00

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt FC Twente in de proceskosten, aan de zijde van KNVB tot op heden begroot op € 1.435,00,
5.3.
verklaart dit vonnis voor wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.E. Heinemann en in het openbaar uitgesproken op 10 juni 2016. [1]

Voetnoten

1.type: MEH/LH