Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
hierna te noemen: Staatsbosbeheer
hierna te noemen: de Staat,
hierna gezamenlijk aan te duiden als: Staatsbosbeheer c.s.,
1.De procedure
- de dagvaarding,
- de producties 1 tot en met 14 van Stichting Welzijn Dieren Oostvaarderplassen,
- de producties 1 tot en met 9 van Staatsbosbeheer c.s.,
- de mondelinge behandeling van 8 juni 2016,
- de pleitnota van Stichting Welzijn Dieren Oostvaarderplassen,
- de pleitnota van Staatsbosbeheer c.s.
2.De feiten
- de Leidraad Grote Grazers (hierna: de Leidraad) dat in het jaar 2000 is opgesteld en
vastgesteld door de Staatssecretaris van het Ministerie van LNV,
- het Calamiteitenplan – bijvoeren in de Oostvaardersplassen,
Het advies van de ICMO houdt, voor zover thans van belang, in dat het bijvoeren van grote grazers en edelherten niet wordt aanbevolen.
Zij heeft zich in het kader van die procedure op het standpunt gesteld dat vaker moet worden bijgevoerd dan het hiervoor weergegeven beleid meebrengt en heeft gevorderd dat de Staat en Staatsbosbeheer worden veroordeeld om onder bepaalde, in het petitum omschreven (weers)omstandigheden, tot bijvoering over te gaan dan wel, bij totale bevriezing, water voor de dieren bereikbaar maken. Een onafhankelijke deskundige zou een en ander moeten controleren en bindende aanwijzingen moeten kunnen geven. De voorzieningenrechter heeft de vorderingen van de Dierenbescherming bij vonnis van 13 maart 2006 afgewezen (ECLI:NL:RBSGR:2006:AV4486).
- een nieuwe strategie van vroeg-reactief beheer (in plaats van laat reactief beheer) van de
grote grazers in te stellen,
van (gedeelten van) Driehoek, Kotterbos en Oostvaardersbos,
- extra beschutting voor paarden en runderen te creëren door het maken van 1000 meter
beschuttingsrichels van het Hollandse Hout,
- bijvoeren te vermijden.
2011-2015 vastgesteld. In dit plan wordt zo dicht mogelijk aangesloten bij de aanbevelingen van ICMO2.
3.Het geschil
a) wordt bevolen om de grote grazers bij te voeren in de maanden
december 2016 tot en met april 2017 en in de maanden december tot en met april van
de daaropvolgende jaren, althans in de periode waarin volgens de Koninklijke
Nederlandse Maatschappij voor Dierengeneeskundige vastgestelde deskundige dan wel
door een door de voorzieningenrechter vastgestelde onafhankelijke deskundige sprake is
van voedseltekort in de Oostvaardersplassen, dit op straffe van verbeurte van een
dwangsom,
b) wordt bevolen om onmiddellijk, althans voor december 2016, voldoende adequate
beschutting en schuilmogelijkheden voor de grote grazers te creëren binnen de
Oostvaardersplassen, dit op straffe van verbeurte van een dwangsom,
c) wordt veroordeeld om haar beleid per direct, althans op een redelijke termijn van
drie maanden, althans een door de voorzieningenrechter te bepalen termijn, zodanig te
wijzigen dat het aantal grote grazers wordt teruggebracht naar een aanvaardbaar aantal
zodat dit in evenwicht is met de draagkracht van het terrein, dit door middel van het
verplaatsen van grote grazers naar een ander gebied of door afschot,
d) wordt veroordeeld tot betaling van de proceskosten.
neergelegd in de Leidraad, het Calamiteitenplan, het Predatormodel, het Managementplan 2011-2015 en Protocol Vroeg Reactief Beheer (hierna: het beleid) in strijd handelt met primair de wet en subsidiair het ongeschreven recht.
Het beleid heeft tot gevolg dat de grote grazers in de winterperiode onnodig lijden en creperen. In deze winterperiode lijden en overlijden iedere dag grote grazers door verhongering en onvoldoende beschutting. Daarmee wordt het welzijn van de grote grazers geschonden. Staatsbosbeheer c.s. handelt door het uitvoeren van het beleid in strijd met de wet en meer in het bijzonder met de zorgplicht zoals is neergelegd in artikel 2 Flora- en Faunawet en artikel 2.1 Wet Dieren. Daarbij geldt dat de grote grazers als gehouden dieren, en niet als wilde dieren, moeten worden gekwalificeerd.
Staatsbosbeheer c.s. handelt door het uitvoeren van het beleid ook in strijd met het ongeschreven recht. Meer in het bijzonder wordt in strijd gehandeld met de door haar in acht te nemen algemene beginselen van behoorlijk bestuur, zoals het evenredigheidsbeginsel.
4.De beoordeling
Staatsbosbeheer c.s. – zoals Stichting Welzijn Dieren Oostvaarderplassen stelt en Staatsbosbeheer c.s. betwist – haar zorgplicht zoals die is neergelegd in de artikelen 2
Flora- en Faunawet en artikel 2.1 lid 6 Wet Dieren schendt. Deze artikelen luiden als volgt:
“ Een ieder verleent een hulpbehoevend dier de nodige zorg.”.
“ 1. Een ieder neemt voldoende zorg in acht voor de in het wild levende dieren en planten, alsmede
voor hun directe leefomgeving.
2. De zorg, bedoeld in het eerste lid, houdt in ieder geval in dat een ieder die weet of redelijkerwijs
kan vermoeden dat door zijn handelen of nalaten nadelige gevolgen voor flora of fauna kunnen
worden veroorzaakt, verplicht is dergelijk handelen achterwege te laten voorzover zulks in
redelijkheid kan worden gevergd, dan alle maatregelen te nemen die redelijkerwijs van hem
kunnen worden gevergd teneinde die gevolgen te voorkomen of, voor zover die gevolgen niet
kunnen worden voorkomen, deze zoveel mogelijk te beperken of ongedaan te maken.”.
Wet Dieren neergelegde zorgplicht geldt dus niet alleen voor gehouden dieren, maar ook voor wilde dieren.
De invulling van de zorgplicht kan bij gehouden dieren en wilde dieren verschillend zijn. Dat deze invulling verschillend kan zijn, heeft vooral te maken met het kenmerkende verschil tussen gehouden dieren en in het wild levende dieren, namelijk de beschikkingsmacht van de mens over het dier. Bij gehouden dieren staat de volledige beschikkingsmacht van de mens voorop, terwijl bij wilde dieren het “handen af principe” voorop staat. Bij wilde dieren kan dan ook, anders dan bij gehouden dieren het geval is, de menselijke interventie op gespannen voet staan met het “handen af principe”. Dat vraagt dus om een afweging. De voorzieningenrechter ziet zich bij dit alles gesteund door hetgeen in de Memorie van Toelichting bij Wet Dieren is vermeld.
Het gerechtshof ’s-Gravenhage heeft in zijn arrest van 15 februari 2007 gemotiveerd overwogen dat het niet aannemelijk is dat de grote grazers in de Oostvaardersplassen als gehouden dieren moeten worden aangemerkt. Het gerechtshof heeft bij zijn oordeel betrokken de, in deze procedure door Stichting Welzijn Dieren Oostvaarderplassen naar voren gebrachte omstandigheden dat de dieren zich bevinden op een terrein dat eigendom is van Staatsbosbeheer en dat de dieren dit terrein niet kunnen verlaten. Het gerechtshof heeft daarbij geoordeeld dat deze omstandigheden, in verband met de grote omvang van het terrein en het daarover gevoerde beheer, onvoldoende gewicht in de schaal leggen om te concluderen dat sprake is van gehouden dieren.
Stichting Welzijn Dieren Oostvaarderplassen heeft ter onderbouwing van haar stelling dat de grote grazers als gehouden dieren moeten worden aangemerkt geen andere omstandigheden aangevoerd dan de hiervoor besproken en door het gerechtshof
’s-Gravenhage verworpen omstandigheden.
– samengevat – in dat de grote grazers die onnodig lijden en creperen in een vroeg stadium (vroeg reactief beheer) worden afgeschoten en dat zij, behoudens twee uitzonderingsgevallen, niet worden bijgevoerd. De grote grazers worden slechts bijgevoerd, als:
- essentiële voedingsstoffen (zoals mineralen) ontbreken of onbereikbaar zijn,
- er vanwege onvoorziene (uitzonderlijke) omstandigheden (bijvoorbeeld overstroming)
grote (massale) sterfte dreigt (een zogenaamde crash).
ze af te schieten en dat dit op basis van vroeg reactief beheer plaatsvindt. Dat zij deze methode ondersteunt, blijkt overigens ook uit haar vordering zoals weergegeven in
3.1. onder c waarin zij terugbrenging van het aantal grote grazers door verplaatsing dan wel afschot vordert. IMCO2 heeft ook geadviseerd om tot vroeg reactief beheer over te gaan. Het probleem zit er volgens Stichting Welzijn Dieren Oostvaarderplassen – zo begrijpt de voorzieningenrechter haar standpunt althans – vooral in dat dit beleid onvoldoende effectief is, omdat niet alle grote grazers die onnodig lijden en creperen (vroegtijdig) worden afgeschoten en er ondanks dit beleid nog altijd grote grazers zijn die onnodig lijden en creperen, zodat er met dit beleid niet volledig aan de zorgplicht wordt voldaan. Het is echter onvoldoende aannemelijk dat dit het geval is. Staatsbosbeheer c.s. heeft dit gemotiveerd betwist en heeft aangevoerd dat boswachters van Staatsbosbeheer dagelijks hun ronde maken door het gebied om de dieren in de gaten te houden en dat zij dieren die gewond zijn of waarvan wordt ingeschat dat ze weinig kans hebben afschieten. Over de periode vanaf
1 december 2015 tot en met april 2016 zijn in totaal 1613 grote grazers gestorven, waarvan 90% door afschot. Dit percentage is in overeenstemming met het advies van IMCO2, aldus nog steeds het verweer van Staatsbosbeheer c.s.. Stichting Welzijn Dieren Oostvaarderplassen heeft in het licht van dit gemotiveerde verweer haar stelling onvoldoende gemotiveerd onderbouwd. Zo heeft zij onder meer niet inzichtelijk gemaakt hoeveel dieren na uitvoering van het beleid volgens haar nog onnodig zouden lijden en creperen.
Staatsbosbeheer c.s. met haar beleid niet aan haar zorgplicht voldoet, omdat zij onvoldoende beschutting en schuilmogelijkheden voor de grote grazers binnen de Oostvaardersplassen creëert.
- de door IMCO2 voorgestelde richels zijn gerealiseerd,
- er in totaal ca. 320 hectare beschuttingsgebied is toegevoegd welke gedurende de
winterperiode beschutting biedt aan de dieren uit de Oostvaardersplassen,
- op korte termijn het Oostvaardersveld, circa 300 hectare zal worden opengesteld voor de
edelherten,
- met de gemeente Lelystad overleg plaatsvindt om te komen tot het openstellen van
300 hectare bosgebied in de Hollandse Hout voor de edelherten en dat al overeenstemming
is bereikt voor het toelaten van edelherten ion een deel van de Hollandse Hout.
artikel 2.1. lid 6 Wet Dieren.
De voorzieningenrechter kan haar hierin niet volgen. Uit het voorgaande volgt dat Staatsbosbeheer c.s. met haar beleid aan haar zorgplicht zoals neergelegd in de
Flora- en Faunawet en Wet Dieren voldoet. Niet valt in te zien dat zij in die omstandigheden in strijd met het evenredigheidsbeginsel zou handelen.
816,00