ECLI:NL:RBMNE:2016:3321

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
2 juni 2016
Publicatiedatum
20 juni 2016
Zaaknummer
16/661780-15 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor diefstal van stroom en het kweken van hennep met voorwaardelijke gevangenisstraf en taakstraf

Op 2 juni 2016 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het kweken van hennep en diefstal van elektriciteit. De verdachte werd beschuldigd van het opzettelijk aanwezig hebben van 245 hennepplanten in een pand in Utrecht op 13 augustus 2015, en van het stelen van stroom van Stedin Netbeheer B.V. tussen 9 oktober 2014 en 13 augustus 2015. Tijdens de zitting op 19 mei 2016 heeft de verdachte zich laten bijstaan door zijn advocaat, mr. C.T.W. van Dijk. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie en de verdediging gehoord. De rechtbank oordeelde dat de dagvaarding geldig was en dat er geen redenen waren voor schorsing van de vervolging. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte de feiten heeft bekend, maar sprak hem vrij van het onderdeel van de tenlastelegging dat hij de feiten samen met een ander heeft gepleegd, omdat daar geen bewijs voor was. De rechtbank achtte de diefstal van stroom en het aanwezig hebben van hennepplanten wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank legde de verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand op, met een proeftijd van twee jaar, en een taakstraf van 80 uren. De rechtbank motiveerde de straf door te wijzen op de ernst van de feiten en de maatschappelijke schade die deze veroorzaken. Daarnaast werd de vordering van de benadeelde partij, Stedin Netbeheer B.V., toegewezen tot een bedrag van € 2.214,86, ter compensatie van de geleden schade door de diefstal van stroom. De rechtbank besloot geen schadevergoedingsmaatregel op te leggen, omdat de verdachte een betalingsregeling had getroffen en zich hieraan hield.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/661780-15 (P)
Vonnis van de meervoudige strafkamer van 2 juni 2016
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [1970] ,
wonende te [woonplaats] , [adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 19 mei 2016. De verdachte is in persoon verschenen en heeft zich ter terechtzitting laten bijstaan door mr. C.T.W. van Dijk, advocaat te Utrecht.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie en van wat verdachte en de raadsman naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1
op 13 augustus 2015 te Utrecht samen met een ander in een pand aan de [adres] 2013 een hoeveelheid van 245 hennepplanten heeft geteeld dan wel aanwezig heeft gehad;
Feit 2:
in de periode tussen 9 oktober 2014 en 13 augustus 2015 te Utrecht samen met een ander een hoeveelheid stroom heeft gestolen van Stedin Netbeheer B.V. door middel van verbreking.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan, behalve voor zover ten laste is gelegd dat de verdachte de feiten samen met een ander heeft gepleegd. Van dat onderdeel van de tenlastelegging dient de verdachte in de visie van de officier van justitie te worden vrijgesproken. Zij baseert haar standpunt op de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen en de verklaring van de verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich niet tegen een bewezenverklaring van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten verzet, behalve voor zover ten laste is gelegd dat de verdachte de feiten samen met een ander heeft gepleegd.
4.3
De feiten en omstandigheden
De verdachte heeft de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten bekend en de verdediging heeft ten aanzien van deze feiten geen vrijspraak bepleit. Onder deze omstandigheden zal de rechtbank met toepassing van artikel 359, derde lid, laatste volzin, van het Wetboek van Strafvordering volstaan met onderstaande opsomming van de bewijsmiddelen. [1]
Feit 1
- het proces-verbaal van aantreffen hennepkwekerij; [2]
- de bekennende verklaring van de verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting; [3]
Feit 2
- de aangifte namens Stedin Netbeheer B.V., met als bijlage de rapportage diefstal energie; [4]
- de bekennende verklaring van de verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting. [5]
De hiervoor weergegeven feiten en omstandigheden worden slechts gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop deze blijkens de inhoud kennelijk betrekking hebben.
4.4
Het oordeel van de rechtbank
Gelet op de redengevende feiten en omstandigheden die in voornoemde bewijsmiddelen zijn vervat, kan wettig en overtuigend worden bewezen dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan.
Feit 1
Vastgesteld kan worden dat de verdachte op 13 augustus 2015 een hoeveelheid van 245 hennepplanten in zijn woning aan de [adres] aanwezig heeft gehad. Niet vastgesteld kan worden dat de verdachte op die datum ook hennep heeft geteeld, bereid, bewerkt of verwerkt. De hennepplanten waren ten tijde van het aantreffen van de hennepkwekerij allemaal verdord en de hennepkwekerij was uitgezet. Van dat onderdeel van de tenlastelegging zal de rechtbank de verdachte daarom vrijspreken.
Ook zal de rechtbank de verdachte vrijspreken van het onderdeel van de tenlastelegging dat inhoudt dat de verdachte het feit tezamen en in vereniging met een ander of anderen heeft gepleegd. Daarvoor bevindt zich geen bewijs in het dossier.
Feit 2
Vastgesteld kan worden dat de verdachte elektriciteit heeft gestolen waarmee hij op illegale wijze de hennepkwekerij van stroom voorzag. Wederom kan niet worden vastgesteld dat hij dit samen met een ander of anderen heeft gedaan, zodat hij van dat onderdeel van de tenlastelegging eveneens zal worden vrijgesproken.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4. genoemde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
Feit 1
op 13 augustus 2015 in de gemeente Utrecht opzettelijk aanwezig heeft gehad in een pand aan de [adres] een hoeveelheid van in totaal 245 hennepplanten, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;
Feit 2
in de periode van 9 oktober 2014 tot en met 13 augustus 2015 in de gemeente Utrecht met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid stroom, toebehorende aan Stedin Netbeheer B.V., waarbij de verdachte het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar als
Feit 1: opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod;
Feit 2: diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.
Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar onder 1 en 2 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een taakstraf van 120 uren, met bevel, voor het geval dat verdachte de werkstraf niet naar behoren (heeft) verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 60 dagen, en een gevangenisstraf voor de duur van 1 (één) maand voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 (twee) jaren.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht bij de strafoplegging rekening te houden met het feit dat de verdachte van de aanvang af aan openheid van zaken heeft gegeven over de door hem gepleegde strafbare feiten. Ook dient rekening te worden gehouden met het feit dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit. Nu hij bovendien fulltime werkt en hij zijn inkomsten hard nodig heeft om zijn schulden af te lossen en zijn alimentatie voor zijn zoon te voldoen, verzoekt de verdediging te volstaan met de oplegging van een taakstraf voor de duur van 80 uren.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het aanwezig hebben van een hoeveelheid van 245 hennepplanten en de diefstal van stroom. Het kweken van een softdrug als hennep is een strafbaar feit dat overlast veroorzaakt en schade voor de maatschappij oplevert. Softdrugs zijn immers stoffen die bij langdurig gebruik kunnen leiden tot schade voor de gezondheid. Daarbij heeft verdachte een illegale stroomvoorziening aangelegd, hetgeen grote veiligheidsrisico’s met zich brengt. Verdachte heeft zich kennelijk om al deze gevolgen niet bekommerd en slechts gehandeld met het doel geld te verdienen om zijn schulden af te kunnen lossen.
De oriëntatiepunten van het LOVS [6] geven voor een dergelijk strafbaar feit in geval van 245 hennepplanten een taakstraf weer van 120 uren en een gevangenisstraf van 1 maand voorwaardelijk. De eis van de officier van justitie is conform dit oriëntatiepunt. Het oriëntatiepunt gaat daarbij uit van het min of meer bedrijfsmatig of in ieder geval met een zekere professionaliteit kweken van hennepplanten. De kwekerij van de verdachte was weliswaar professioneel van omvang, maar het kweken zelf heeft niet op professionele wijze plaatsgevonden. De kwekerij was uitgeschakeld op het moment van aantreffen en de aangetroffen planten waren verdroogd. Omdat zich ook geen henneptoppen hadden gevormd in de planten, is besloten deze niet in beslag te nemen. Ze waren niet meer bruikbaar. Verdachte heeft verklaard dat hij op verschillende manieren heeft geprobeerd de planten voldoende water te geven, maar dat dit telkens is mislukt. Mede gelet op het daadwerkelijk aantreffen van verdroogde planten, is de rechtbank van oordeel dat de verdachte in deze verklaring betrouwbaar over is gekomen. De rechtbank ziet hierin aanleiding in het voordeel van de verdachte van het oriëntatiepunt af te wijken en een lagere taakstraf op te leggen.
De verdachte heeft verklaard dat hij heeft getracht hennep te kweken, omdat hij geld nodig had om zijn schulden af te kunnen lossen. Ondanks dat verdachte inmiddels meerdere betalingsregelingen heeft getroffen met diverse instantie zijn de schulden volgens de verdachte nog steeds niet afgelost. De rechtbank acht het om die reden noodzakelijk naast een taakstraf een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen als waarschuwing. Deze straf moet de verdachte ervan weerhouden opnieuw dezelfde fout te maken.
De justitiële documentatie van de verdachte van 8 april 2016 laat zien dat hij niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit. Het oriëntatiepunt gaat echter al uit van een first offender, zodat hierin voor de verdachte geen reden voor strafverlaging is gelegen.
Alles overziend is de rechtbank van oordeel dat in dit geval een taakstraf van 80 uren en een gevangenisstraf van 1 (één) maand voorwaardelijk passend en geboden is.
Gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden bestaat aanleiding bij de straftoemeting af te wijken van wat de officier van justitie heeft gevorderd.

9.Ten aanzien van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

De behandeling van de vordering van
Stedin Netbeheer B.V.
,levert niet een onevenredige belasting van het strafgeding op.
Gevorderd is een bedrag van € 3.276.64. De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat dit bedrag kan worden toegewezen.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de post ‘arbeidsloon’ ad € 1.061,78 niet, althans niet geheel voor vergoeding in aanmerking komt, nu de waarnemer ter plaatse in dienst is van Stedin en vanuit die dienstbetrekking een vast loon verdient. Het loon van een werknemer in dienst zal in ieder geval lager liggen dan het opgevoerde bedrag, aldus de verdediging.
De rechtbank is van oordeel dat kan worden vastgesteld dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 2 bewezen geachte feit rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze op € 2.214,86 (tweeduizend tweehonderd en veertien euro en zesentachtig eurocent), bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van 13 augustus 2015 tot aan het moment van algehele voldoening. De vordering kan dan ook tot dat bedrag worden toegewezen.
De rechtbank is van oordeel dat de post arbeidsloon niet voor vergoeding in aanmerking komt. De heer [B] is in dienst van Stedin Netbeheer B.V. en belast met de opsporing van strafbare feiten gericht tegen Stedin. Voor de rechtbank is niet aannemelijk geworden dat Stedin voor deze zaak extra arbeidskosten heeft gemaakt, in die zin dat Stedin arbeidsloon heeft uitgekeerd aan iemand die niet bij haar in vaste dienst is.
De post arbeidsloon levert daarmee een onevenredige belasting van het strafgeding op. Daarom is de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk. De benadeelde partij kan de vordering voor dat deel bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Voor het overige is de vordering van de benadeelde partij niet betwist, zodat deze in zoverre zal worden toegewezen.
Voorts zal verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
De rechtbank zal geen schadevergoedingsmaatregel opleggen, nu de verdachte en Stedin een betalingsregeling hebben getroffen en de verdachte heeft laten zien dat hij zich aan deze betalingsregeling houdt.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 57, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, en de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde en op de reeds aangehaalde artikelen.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

11.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Feit 1: opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod;
Feit 2: diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
1 (één) maand. Bepaalt dat
deze gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Veroordeelt verdachte tot een taakstraf, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid, van 80 uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van 40 dagen.
Wijst de vordering van Stedin Netbeheer B.V. toe tot een bedrag van € 2.214,86 (tweeduizend tweehonderd en veertien euro en zesentachtig eurocent), bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van 13 augustus 2015 tot aan het moment van algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan Stedin Netbeheer B.V. voor de geleden schade ten gevolge van het onder 2 bewezenverklaarde feit.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering is en bepaalt dat dit gedeelte kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.S. Mehilal, voorzitter,
mrs. E.M. de Stigter en A.C. van den Boogaard, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C.W.M. Maase-Raedts, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 2 juni 2016.
BIJLAGE : De tenlastelegging
Aan bovenbedoelde gedagvaarde persoon wordt tenlastegelegd dat
1.
hij op of omstreeks 13 augustus 2015 in de gemeente Utrecht, in elk geval in
Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt,
in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan [adres]
203) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 245 hennepplanten, althans een
groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid
van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een
middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen
krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet;
2.
hij in de periode gelegen tussen 9 okt 2014 en 13 aug 2015 in de gemeente
Utrecht, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of
anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening
heeft weggenomen een hoeveelheid stroom, in elk geval enig goed, geheel of ten
dele toebehorende aan Stedin Netbeheer bv, in elk geval aan een ander of
anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of
zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben
verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik
heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking.

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier met nummer PL0900-2015246359 bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal van aantreffen hennepkwekerij van [A] d.d. 27 augustus 2015, pag. 3 en 4.
3.Proces-verbaal van de terechtzitting van 19 mei 2016.
4.Proces-verbaal van aangifte door [B] namens Stedin Netbeheer B.V. d.d. 24 augustus 2016, pag. 16, met als bijlage de rapportage diefstal energie op pag. 18 en 19.
5.Proces-verbaal van de terechtzitting van 19 mei 2016.
6.Landelijk Overleg Voorzitters Strafsectoren van rechtbanken en gerechtshoven