Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De procedure
- het tussenvonnis van 4 november 2015;
- de akte overlegging producties van AlleKleur;
- de antwoordakte van Achmea.
2.De verdere beoordeling
in conventie
9.030,00(3,5 punten × tarief € 2.580,00)
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak vordert de stichting AlleKleur Zorg betaling van zorgdeclaraties voor specialistische geestelijke gezondheidszorg verleend aan verzekerden van Achmea. De behandelingen werden uitgevoerd door AlleKleur B.V., die haar activiteiten moest staken door faillissement. Achmea betwist de verschuldigdheid van de declaraties niet, maar wil deze verrekenen met een eigen vordering wegens ten onrechte uitbetaalde declaraties over 2010. De rechtbank heeft eerder al geoordeeld over verschillende aspecten van de zaak in tussenvonnissen. De zaak draait om de vraag of de zorg verleend is met een deugdelijke verwijzing door een eerstelijns hulpverlener. De rechtbank heeft vastgesteld dat voor een aantal diagnosebehandelcombinaties (DBC's) geen afdoende verwijzing kon worden aangetoond, terwijl voor andere DBC's wel voldoende bewijs was geleverd. De rechtbank heeft de vordering van AlleKleur gedeeltelijk toegewezen en Achmea veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 575.134,00, met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. Achmea's vordering in reconventie is afgewezen. De rechtbank heeft de proceskosten aan de zijde van Achmea veroordeeld, omdat deze grotendeels in het ongelijk is gesteld. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.