ECLI:NL:RBMNE:2016:2758

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
20 mei 2016
Publicatiedatum
20 mei 2016
Zaaknummer
16/994026-13 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mega-onderzoek Mount Nepal: Medewerkers SNSPF betrokken bij omkoping en valsheid in geschrift

In de strafzaak tegen een medewerker van SNS Property Finance BV (SNSPF) is op 20 mei 2016 door de rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan. De verdachte, geboren in 1973, was betrokken bij een mega-onderzoek naar omkoping en valsheid in geschrift binnen de organisatie. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met anderen betalingsafspraken heeft gemaakt, waarbij een deel van de uurvergoeding van SNSPF werd doorbetaald aan andere medewerkers. Dit gebeurde door middel van het opmaken van valse facturen. De rechtbank sprak de verdachte vrij van oplichting, witwassen en deelname aan een criminele organisatie, maar veroordeelde hem wel voor niet-ambtelijke omkoping en valsheid in geschrift. De verdachte kreeg een taakstraf van 80 uur opgelegd. Het onderzoek ter terechtzitting vond plaats op verschillende data, waarbij de rechtbank kennisnam van de vordering van de officieren van justitie en de verdediging van de verdachte. De rechtbank oordeelde dat de dagvaarding geldig was en dat er geen redenen waren voor schorsing van de vervolging. De rechtbank concludeerde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan niet-ambtelijke omkoping en valsheid in geschrift, maar dat er onvoldoende bewijs was voor de andere tenlastegelegde feiten. De uitspraak benadrukt de ernst van de schending van integriteit binnen de financiële sector.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/994026-13 (P)
Vonnis van de meervoudige strafkamer van 20 mei 2016
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1973] ,
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres
[adres] , [woonplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 30 november 2015 (regie), 22, 24 (inhoudelijke behandeling) en 29 maart 2016 (requisitoir), 1 april 2016 (pleidooi, repliek, dupliek en laatste woord verdachte) en 9 mei 2016 (sluiting onderzoek).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officieren van justitie en van wat verdachte (hierna ook te noemen: [verdachte] ) en de advocaat, mr. M.R.M. Schaap, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

De tenlastelegging is op de zitting van 22 maart 2016 gewijzigd.
De tenlastelegging zoals gewijzigd is aan dit vonnis gehecht (Bijlage I).
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte -al dan niet samen met anderen- SNS Property Finance BV / SNS Reaal NV heeft opgelicht (feit 1), een ander werkzaam zijnde bij SNS heeft omgekocht (feit 2), valse facturen voorhanden heeft gehad (feit 3), zich schuldig heeft gemaakt aan gewoontewitwassen (feit 4) en heeft deelgenomen aan een criminele organisatie (feit 5).

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en het Openbaar Ministerie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officieren van justitie hebben gevorderd alle ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen te verklaren.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft integrale vrijspraak bepleit.
De raadsvrouw heeft een aantal verweren gevoerd, welke zullen worden besproken bij de bewijsoverwegingen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Bewijsmiddelen [1]
Niet-ambtelijke omkoping en valsheid in geschrift
[medeverdachte 1]is sinds 2005 enig aandeelhouder [2] en bestuurder [3] van [bedrijf 1] BV, welke vennootschap enig aandeelhoudster en bestuurdster is van [bedrijf 2] BV [4] , beide gevestigd te [vestigingsplaats] (hierna respectievelijk: [bedrijf 1] en [bedrijf 2] ).
[bedrijf 3] NV (hierna: [bedrijf 3] ) is op verzoek van [medeverdachte 1] opgericht eind 2010/begin 2011. [bedrijf 3] is gevestigd te Curaçao [5] en [medeverdachte 1] is gemachtigd tot de bankrekeningen van [bedrijf 3] . [6]
[medeverdachte 1] is vanaf maart 2010 werkzaam geweest bij SNSPF en op interim basis belast met het aansturen van nationale en internationale equity participaties van SNSPF alsmede het behandelen van andere door de directie van SNSPF te bepalen dossiers, hetgeen met zich mee kan brengen dat (tijdelijk) een functie als bestuurder of commissaris dient te worden vervuld. [7] [medeverdachte 1] noemt zichzelf interim-manager. [8]
Introductie en betalingen externen
Nadat hij [medeverdachte 1] had aangenomen is [medeverdachte 2] aangenomen bij SNS via [medeverdachte 1] , aldus [medeverdachte 3] . [9] Vervolgens is toen nog een aantal mensen aangebracht waaronder [medeverdachte 4] , [medeverdachte 5] , [medewerker 1] , [medewerker 2] en [verdachte] . [medeverdachte 1] heeft met deze mensen gesprekken gevoerd. [10] [medeverdachte 2] werd als eerste medio 2010 aangenomen. [11] [medeverdachte 6] heeft verklaard dat een aantal van deze mensen via hem bij SNSPF is gaan werken. [12]
In het bij [medeverdachte 1] aangetroffen excelbestand genaamd “detachering” [13] zijn werkbladen opgenomen met de namen: [medeverdachte 2] , [medeverdachte 4] , [medeverdachte 5] , [medewerker 2] , [medewerker 1] , [verdachte] en [medeverdachte 7] . Dit zijn voornamen van medewerkers van SNSPF (de rechtbank begrijpt respectievelijk: [medeverdachte 2] , [medeverdachte 4] , [medeverdachte 5] , [medewerker 2] , [medewerker 1] , [verdachte] en [medeverdachte 7] ). Over de periode augustus 2010 tot en met december 2012 is per persoon vermeld:
- hoeveel uur de medewerker bij SNSPF heeft gewerkt;
- hoeveel vergoeding deze medewerker bij SNSPF heeft gedeclareerd;
- hoeveel [medeverdachte 1] bij deze medewerker declareerde en
- hoe deze declaratie verdeeld werd tussen: [medeverdachte 1] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 6] , [medeverdachte 2] , [medeverdachte 4] en [medeverdachte 5] . [14]
Volgens [medeverdachte 1] betreft dit zijn administratie van deze groep, hij hield dit overzicht maandelijks bij. [15] De bedragen die op dit spreadsheet staan komen overeen met de afspraken die hij met de betreffende mensen heeft gemaakt. [16] Als mensen anderen aanbrachten kregen zij een deel van die fee. [17]
[verdachte]
heeft verklaard dat [bedrijf 4] BV (hierna: [bedrijf 4] ) zijn persoonlijke holding is. [18] [bedrijf 4] is gevestigd in [vestigingsplaats] . [19] [bedrijf 4] heeft 50 procent van de aandelen van [bedrijf 5] B.V.. [bedrijf 5] is in 2008 door [verdachte] samen met zijn zwager [medeverdachte 7] opgericht. [20]
De werkzaamheden die [verdachte] voor SNSPF heeft verricht vloeien voort uit een overeenkomst van opdracht van 14 december 2010 tussen SNSPF en [bedrijf 4] . Vervolgens is een aanvullende overeenkomst gesloten voor de duur van 14 maanden, ingaande op 1 november 2011. Beide overeenkomsten zijn mede ondertekend door [medeverdachte 3] . [21]
[verdachte] heeft verklaard dat hij in november of december 2010 is benaderd door [medeverdachte 6] en [medeverdachte 2] of hij beschikbaar was voor een klus bij SNS. [verdachte] heeft gezegd dat hij wel geïnteresseerd was en dat men onderling maar moest afstemmen wie hem zou introduceren bij SNS. Eén van hen zou [verdachte] introduceren bij [medeverdachte 1] . Enkele dagen later werd [verdachte] gebeld door [medeverdachte 1] en volgde er een gesprek in een hotel bij Haren. In dat gesprek vertelde [medeverdachte 1] dat hij zelf ook iets bij SNS deed. Verder is in dat gesprek het cv van [verdachte] besproken. [22] Aan het einde van het gesprek gaf [medeverdachte 1] aan dat hij verwachtte dat [verdachte] wel iets voor SNS zou kunnen betekenen. [medeverdachte 1] gaf verder aan dat, als [verdachte] zou worden aangenomen, hij een aanbrengfee wilde ontvangen van een bepaald bedrag. [verdachte] stemde hiermee in, maar gaf aan dat hij zelf wel minimaal € 150,- per uur wilde overhouden. [medeverdachte 1] heeft vervolgens aan [verdachte] meegedeeld dat hij hem zou introduceren. Enkele dagen later werd [verdachte] gebeld en is er een afspraak gemaakt met [medeverdachte 3] en [A] . [23] Een paar dagen na dit gesprek werd aan [verdachte] telefonisch meegedeeld dat men hem een contract wilde aanbieden voor € 220,- per uur. [verdachte] heeft hiermee ingestemd. [verdachte] heeft vervolgens contact opgenomen met [medeverdachte 1] en meegedeeld dat [medeverdachte 1] € 70,- per uur zou ontvangen. [24] [verdachte] verklaart dat hij zijn opdrachtgever niet op de hoogte heeft gesteld van het feit dat hij een deel van zijn vergoeding afdroeg. De facturen die [verdachte] aan SNS stuurde gingen via [medeverdachte 1] . Zodoende was [medeverdachte 1] op de hoogte van het aantal uren dat door [verdachte] werd gedeclareerd. [25]
[medeverdachte 1] verklaart dat de afspraak met [verdachte] alleen mondeling is overeengekomen. Op de vraag of [medeverdachte 1] mensen binnen SNSPF op de hoogte heeft gebracht van deze afspraak met [verdachte] , antwoordt [medeverdachte 1] dat alleen [medeverdachte 3] ervan af wist. [26]
Door [bedrijf 1] en [bedrijf 2] is in de periode van 19 januari 2011 tot en met 11 november 2012 in totaal een bedrag van € 255.255,- (exclusief btw) gefactureerd aan [bedrijf 4] . Deze facturen zijn in de periode van 26 januari 2011 tot en met 30 november 2012 door [bedrijf 4] voldaan. [27]
Uit het excelbestand dat bij [medeverdachte 1] is aangetroffen, blijkt dat de € 70,- die door [verdachte] aan [medeverdachte 1] werd betaald, als volgt werd verdeeld:
- [medeverdachte 1] : € 22,50;
- [medeverdachte 3] : € 22,50;
- [medeverdachte 2] : € 25,00. [28]
De hiervoor weergegeven feiten en omstandigheden worden slechts gebezigd tot het bewijs van dat ten laste gelegde feit waarop deze blijkens de inhoud kennelijk betrekking hebben.
4.3.2
Korte samenvatting feiten en omstandighedenVoor de leesbaarheid van dit vonnis volgt hier een korte samenvatting van de opgesomde bewijsmiddelen.
[verdachte] is door [medeverdachte 6] en [medeverdachte 2] benaderd om werkzaamheden te gaan verrichten voor SNSPF. Vervolgens heeft [verdachte] met [medeverdachte 1] een gesprek gehad, waarin [medeverdachte 1] hem meedeelde dat hij een vergoeding wilde ontvangen als [verdachte] zou worden aangenomen. Na een sollicitatiegesprek met [medeverdachte 3] is een overeenkomst van opdracht gesloten tussen de vennootschap van [verdachte] en SNSPF. Van het uurtarief dat [verdachte] declareerde stond hij € 70,- af aan [medeverdachte 1] . [medeverdachte 1] stuurde daarvoor facturen aan [verdachte] met de omschrijving adviesdiensten. De betalingsafspraak tussen [medeverdachte 1] en [verdachte] is niet gemeld aan SNSPF.
De rechtbank zal in de volgende paragrafen uitwerken of vorenstaande bewijsmiddelen tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde strafbare feiten dienen te leiden.
4.3.3
Vrijspraak van oplichting en verduistering
Oplichting van SNS(PF)
Het Openbaar Ministerie heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachten tezamen en in vereniging SNSPF en/of SNS Reaal N.V. (hierna: SNS) hebben bewogen tot afgifte van (aanvullende) overeenkomsten van opdracht en geldbedragen, namelijk de daarin opgenomen te hoge uurtarieven, door middel van de in de tenlastelegging opgenomen oplichtingshandelingen. Een deel van de uurtarieven is vervolgens gebruikt voor de onderlinge betalingen, die voor SNS(PF) werden verzwegen. Indien de oplichtingsmiddelen niet tegenover SNS(PF) waren aangewend, was zij niet overgegaan tot afgifte van deze geldbedragen en/of het sluiten van deze overeenkomsten.
De rechtbank overweegt hiertoe als volgt.
Oplichting is het door het gebruikmaken van een (oplichtings-)middel een ander bewegen tot bepaalde gedragingen, waaronder de afgifte van een goed en het aangaan van een schuld. Degene die zich aan oplichting schuldig maakt, handelt met het oogmerk om zichzelf of een ander wederrechtelijk te bevoordelen en bedient zich daartoe ten minste van één van de oplichtingsmiddelen als genoemd in artikel 326, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) dan wel een combinatie daarvan. Tussen het aanwenden van (één van) genoemde oplichtingsmiddelen en één van voormelde gedragingen waartoe de bedrogene wordt bewogen, dient een causaal verband te bestaan.
De gestelde oplichtingshandelingen zijn uitgewerkt in de tenlastelegging.
De rechtbank zal de dagvaarding partieel nietig verklaren ten aanzien van de eerste oplichtingshandeling, inhoudend dat verdachten aan SNS(PF) zouden hebben voorgehouden en/of in strijd met de werkelijkheid de indruk gewekt zouden hebben (enkel) de belangen van SNS(PF) te zullen behartigen, nu dit verwijt te algemeen en onbepaald is omschreven. Anders dan in de Icare-zaak (ECLI:NL:GHARL:2012:CA1943) is nagelaten nader te concretiseren ten aanzien van welke rechtshandeling(en) deze belangenbehartiging in de ten laste gelegde periode zou zijn voorgewend. Zonder die concretisering is het geformuleerde verwijt te ruim en te vaag. Deze oplichtingshandeling is dan ook onvoldoende feitelijk omschreven en de dagvaarding is op dit punt partieel nietig.
De tweede en derde oplichtingshandeling inhoudende -kort gezegd- enerzijds het verzwijgen van het feit dat betalingen zijn overeengekomen en anderzijds het verzwijgen van die betalingen zelf en de verrekening daarvan acht de rechtbank bewezen. Overwegingen hierover zijn hieronder nader uitgewerkt bij de bespreking van de niet-ambtelijke omkoping.
De overige drie ten laste gelegde oplichtingshandelingen acht de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen en zij overweegt daartoe als volgt.
Het verwijt met betrekking tot de benchmark houdt in dat deze ondeugdelijk was en dat deze is gebruikt voor het verkrijgen van (niet marktconforme, te hoge) tarieven. Allereerst kan aan de hand van het dossier niet worden vastgesteld dat de gehanteerde tarieven hoger waren dan marktconform. Daarbij is van belang dat verschillende andere medewerkers van SNSPF met een vergelijkbare functie, die niet als verdachten zijn aangemerkt, vergelijkbare uurtarieven hadden.
Bovendien kan op basis van het dossier niet worden vastgesteld op welk moment de directie van SNS(PF) bekend is geworden met het benchmarkonderzoek. In het najaar van 2010 heeft Group Audit een rapport uitgebracht waarin zij concludeert dat het benchmarkonderzoek zodanige gebreken vertoont dat het niet kan dienen als onderbouwing voor de gehanteerde tarieven. Nadat de directie van SNS(PF) met dit rapport bekend is geworden, zijn er echter geen maatregelen genomen om de tarieven naar beneden bij te stellen.
Daarnaast blijkt uit het dossier niet dat het benchmarkonderzoek is “overgelegd of ingebracht” ter “onderbouwing of rechtvaardiging” van de gehanteerde tarieven. Niet kan worden vastgesteld dat het benchmarkonderzoek vóór het onderzoek van Group Audit aan de directie van SNS(PF) is overgelegd ter onderbouwing van de nieuwe tarieven.
Met betrekking tot de vijfde oplichtingshandeling betreffende de detachering ziet de rechtbank niet in hoe in dit geval sprake kan zijn van detachering of enige vorm hiervan. De relatie tussen de verdachten kan niet worden geduid als “een vorm van detachering”. Geen sprake is van een driepartijen-overeenkomst tussen SNSPF, verdachte en (één van) de medeverdachten. Anders dan in een detacheringsverhouding verrichtten de verdachten zelfstandig werkzaamheden voor SNSPF.
Ook heeft de rechtbank niet kunnen constateren dat verdachte en/of de medeverdachten hebben voorgewend dat de overeengekomen uurtarieven noodzakelijk waren voor het werven/behouden van die betrokkenen (de zesde oplichtingshandeling). Daarbij komt dat [B] en [C] , toenmalige directieleden, verklaren dat destijds opdracht is gegeven tot het binden van externen. Een tariefsverhoging werd volgens hen begrijpelijk en kennelijk aanvaardbaar geacht. Dat de noodzaak hiervan voorgewend moest worden, kan dus niet worden vastgesteld.
Concluderend acht de rechtbank twee oplichtingshandelingen, te weten enerzijds het verzwijgen van het feit dat betalingen zijn overeengekomen en anderzijds het verzwijgen van die betalingen zelf en het verzwijgen van de verrekening daarvan, bewezen.
Voor een bewezenverklaring van oplichting zoals bedoeld in artikel 326 Sr dient een causaal verband te bestaan tussen de oplichtingshandelingen (indien aan te merken als een oplichtingsmiddel) en één van de gedragingen waartoe de opgelichte wordt bewogen. Deze moet door de inwerking van die handelingen gebracht worden tot hetgeen hij doet.
De rechtbank is van oordeel dat er -voor zover de bewezenverklaarde verzwijgingen al gekwalificeerd kunnen worden als een oplichtingsmiddel- onvoldoende bewijs is dat SNS(PF) hierdoor is bewogen tot het aangaan van de overeenkomsten van opdracht en de afgifte van de geldbedragen. Hierbij wordt ook in aanmerking genomen dat sprake is van een professionele organisatie, waarvan mag worden verwacht dat zij de nodige zorgvuldigheid betracht. De werkzaamheden van de verdachten werden positief beoordeeld en de uurtarieven werden breed gehanteerd. Niet is gebleken dat de gehanteerde uurtarieven niet marktconform waren en/of kunstmatig zijn verhoogd. SNS(PF) was kennelijk bereid deze tarieven te betalen. Zelfs nadat het rapport van Group Audit bekend is geworden heeft dit niet tot aanpassingen geleid.
De rechtbank acht dan ook niet wettig en overtuigend bewezen dat SNS(PF) deze tarieven heeft betaald en deze (aanvullende) overeenkomsten is aangegaan dóórdat betalingsafspraken en de voldoening hiervan zijn verzwegen en zal verdachte daarom vrijspreken van de ten laste gelegde oplichting.
VerduisteringVoor bewezenverklaring van verduistering is vereist dat bewezen kan worden dat verdachte (samen met de medeverdachten) zich de genoemde geldbedragen wederrechtelijk heeft toegeëigend. Gelet op het voorgaande is niet bewezen dat SNS(PF) door middel van oplichting is bewogen tot het betalen van (te hoge) tarieven en het aangaan van overeenkomsten van opdracht. De uitbetaling van uurtarieven is conform de onderliggende overeenkomsten van opdracht gebeurd. Er is dan ook geen sprake van wederrechtelijke toe-eigening van (een deel van) de overeengekomen vergoeding voor geleverde werkzaamheden nu niet kan worden bewezen dat betrokkenen hier geen recht op hadden.
De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van de ten laste gelegde verduistering.
Conclusie
Uit het vorenstaande volgt dat verdachte wordt vrijgesproken van het onder 1 (primair en subsidiair) ten laste gelegde.
Ook volgt uit het vorenstaande dat niet kan worden vastgesteld dat SNS(PF) door de ten laste gelegde handelingen en toedoen van verdachten financieel nadeel heeft geleden. Dat de bank wel is geschaad op het gebied van vertrouwen en integriteit en dat sprake is geweest van (een risico op) belangenverstrengeling wordt nader uitgewerkt onder 4.3.4.
4.3.4
Bewijsoverwegingen
Algemeen
Vervolging rechtspersonen en/of natuurlijke personenDe rechtbank overweegt allereerst dat de vervolging of het daderschap van een rechtspersoon de vervolging of het daderschap van natuurlijke personen niet uitsluit. Het staat het Openbaar Ministerie in beginsel vrij te beslissen of de rechtspersoon en/of de natuurlijke persoon op grond van het eigen daderschap wordt vervolgd (HR 21-10-1986, NJ 1987, 362 en ECLI:NL:PHR:2007:BA7261). De stelling dat het daderschap van een rechtspersoon daderschap van een natuurlijk persoon uitsluit, vindt in zijn algemeenheid geen steun in het recht.
Toerekening aan rechtspersonen
Daarnaast is voor de onderstaande bewijsoverwegingen van belang dat een rechtspersoon (in de zin van artikel 51 Sr) kan worden aangemerkt als dader van een strafbaar feit indien de betreffende gedraging redelijkerwijs aan hem kan worden toegerekend. Een belangrijk oriëntatiepunt bij de toerekening is of de gedraging heeft plaatsgevonden dan wel is verricht in de sfeer van de rechtspersoon (ECLI:NL:HR:2003:AF7938).
Actieve niet-ambtelijke omkoping
Aan [verdachte] is, kort gezegd, ten laste gelegd dat hij -samen met zijn vennootschap- [medeverdachte 1] heeft omgekocht (feit 2).
Het tweede lid van artikel 328ter Sr luidde ten tijde van de ten laste gelegde periode als volgt:
“Met gelijke straf wordt gestraft hij die aan iemand die, anders dan als ambtenaar, werkzaam is in dienstbetrekking of optreedt als lasthebber, naar aanleiding van hetgeen deze in zijn betrekking of bij de uitvoering van zijn last heeft gedaan of nagelaten dan wel zal doen of nalaten, een gift of belofte doet dan wel een dienst verleent of aanbiedt van die aard of onder zodanige omstandigheden, dat hij redelijkerwijs moet aannemen dat deze de gift of belofte in strijd met de goede trouw zal verzwijgen tegenover zijn werkgever of lastgever.”
De rechtbank zal hieronder de verschillende onderdelen van dit artikel beoordelen.
LasthebberDe verdediging heeft betoogd dat [medeverdachte 1] niet in dienstbetrekking was bij SNSPF en ook niet als lasthebber kan worden aangemerkt. De overeenkomsten van opdracht die door [medeverdachte 1] met SNSPF zijn gesloten kunnen -civielrechtelijk- niet als overeenkomsten van lastgeving worden aangemerkt.
De rechtbank overweegt allereerst dat voor de interpretatie van begrippen in het Wetboek van Strafrecht niet altijd aansluiting hoeft te worden gezocht bij de definities uit het civiele recht. Aan begrippen die in het strafrecht voorkomen, dient juist zoveel mogelijk een autonome betekenis te worden gegeven welke tegemoet komt aan de strekking van het betreffende strafbare feit. Daarbij is van belang dat de wetgever het beschermd belang van deze bepaling niet uitsluitend heeft beperkt tot de relatie tussen werkgever en werknemer, maar ook oog had voor de publieke moraal en de openbare orde. Het vertrouwen dat in de werknemer of lasthebber wordt gesteld krijgt meer inhoud naarmate bevoegdheden worden gedelegeerd en de specialisatie binnen de onderneming voortschrijdt (
Kamerstukken II1965/66, 8437, nr. 4, p. 7). De huidige Memorie van Toelichting van artikel 328ter Sr betrekt het te beschermen belang -zonder aanpassing van het begrip lasthebber- eveneens op de belangen van de consument, de economische sector en de samenleving als geheel (
Kamerstukken II 2012/13, 33685, nr. 4, p. 14-15).
Gelet op de strekking van en de toelichting op deze strafbepaling is de rechtbank van oordeel dat [medeverdachte 1] in zijn relatie met SNSPF als lasthebber te beschouwen is. Juist het grote vertrouwen dat in [medeverdachte 1] werd gesteld en de verregaande bevoegdheden die aan hem en andere externe medewerkers werden toegekend, maken dat zij -gelet op de Memorie van Toelichting- onder het bereik van dit artikel vallen.
Het doen van een giftDe rechtbank stelt vast dat de term gift ziet op elk overdragen aan een ander van iets wat voor die ander waarde heeft. Daarvan is sprake, in de vorm van de geldbedragen die aan [medeverdachte 1] zijn overgemaakt.
Naar aanleiding van hetgeen deze in de uitvoering van zijn last heeft gedaan of nagelaten dan wel zal doen of nalatenDe verdediging heeft gesteld dat [medeverdachte 1] geen tegenprestatie heeft geleverd voor de betalingen die aan hem zijn gedaan in niveau 2. Bovendien is er geen verband te leggen tussen de betalingen die hij ontving en zijn werkzaamheden bij SNSPF.
De rechtbank stelt voorop dat de woorden “naar aanleiding van hetgeen hij in de uitvoering van zijn last heeft gedaan of nagelaten dan wel zal doen of nalaten” inhouden dat de gift moet zijn gedaan of aangenomen naar aanleiding van een verrichte of nog te verrichten prestatie van de ontvanger. Een concrete prestatie van de omgekochte is echter niet altijd vereist (HR 27 november 1991,
NJ1991, 318). Zo is bijvoorbeeld voldoende dat de omkoper giften aan de omgekochte doet om zijn zakelijke relatie met de werkgever van de omgekochte in stand te houden of te verbeteren terwijl de omgekochte daarop invloed had en dit moet hebben begrepen (HR 16 januari 1990,
DD90.197).
Anders dan de verdediging is de rechtbank van oordeel dat wel sprake is geweest van het verrichten van een prestatie “in de uitvoering van zijn last”, zoals hieronder nader overwogen.
Opgemerkt wordt dat een prestatie zowel vóór de betalingen als ná de betalingen kan zijn verricht. Alle personen in niveau 2 die met [medeverdachte 1] betalingsafspraken hebben gemaakt, waaronder [verdachte] , verklaren dat zij [medeverdachte 1] betaalden, omdat hij hen had geïntroduceerd bij SNSPF. Door niemand van hen wordt verklaard dat er een andere aanleiding was om een deel van hun uurtarief af te dragen aan [medeverdachte 1] .
De rechtbank is van oordeel dat de introductie van [verdachte] door [medeverdachte 1] is gedaan “in de uitvoering van zijn last”. Op het moment dat deze introductie plaatsvond werkte [medeverdachte 1] al bij SNSPF en wist hij dat er nieuwe medewerkers nodig waren. [medeverdachte 1] heeft hem voorgedragen bij degene die verantwoordelijk was voor het aannemen van nieuwe medewerkers, namelijk [medeverdachte 3] . De rechtbank kan deze omstandigheden niet anders duiden dan dat [medeverdachte 1] vanuit zijn functie bij SNSPF [verdachte] heeft geïntroduceerd.
Door de officieren van justitie is betoogd dat de prestatie (mede) gelegen was in het feit dat [medeverdachte 1] via [medeverdachte 3] invloed had op de beslissingen die binnen SNSPF over de externe medewerkers werden genomen. De rechtbank deelt dit standpunt niet. Uit het dossier blijkt niet dat door [medeverdachte 1] hierover toezeggingen zijn gedaan aan degenen die aan hem een deel van hun uurtarief afdroegen. Ook is er geen correspondentie aangetroffen tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] waaruit blijkt dat [medeverdachte 1] via [medeverdachte 3] invloed uitoefende op besluiten die binnen SNSPF werden genomen. Wel blijkt uit het dossier dat tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] sprake is geweest van een nauwe samenwerking. Echter, zelfs al zou [medeverdachte 1] via [medeverdachte 3] invloed hebben gehad (zoals hij in de e-mail aan [medewerker 1] en [medewerker 2] suggereert, D‑0175), dan nog blijkt onvoldoende dat de ‘betalers’ van deze invloed op de hoogte waren en dat deze invloed een reden voor de betaling vormde.
Redelijkerwijs aannemen dat in strijd met de goede trouw wordt verzwegenVoor de strafbaarheid van de omkoper is niet bepalend of hij verwachtte dat de gift in strijd met de goede trouw zou worden verzwegen. Doorslaggevend is wat de omkoper gezien de aard van de gift, de omstandigheden waaronder de gift werd gedaan en zijn kennis van de (opvattingen in de) branche redelijkerwijs -objectief gezien dus- had moeten verwachten. De omkoper is strafbaar wanneer hij zich bewust had moeten zijn van de mogelijkheid dat de ontvanger van de gift dit in strijd met de goede trouw zou verzwijgen. Onbewuste schuld is daarvoor voldoende.
[verdachte] heeft gedurende een geruime periode maandelijks betalingen gedaan aan [medeverdachte 1] . In totaal heeft [verdachte] een bedrag van ruim € 250.000,- aan hem overgemaakt. Dat SNSPF van deze betalingen op de hoogte had willen zijn, is evident. Hoewel [verdachte] niet onder de verantwoordelijkheid van [medeverdachte 1] viel, hadden de maandelijks terugkerende betalingen op basis van zijn uren bij SNSPF, hem voldoende aanleiding moeten geven om te beseffen dat deze afspraak voor SNSPF van belang was. Gelet op deze aard van de afspraak had [verdachte] redelijkerwijs moeten verwachten dat de afspraak verzwegen werd. [verdachte] had zich van deze verzwijging bewust moeten zijn. Temeer nu hij werkzaam was in het bankwezen, waar integriteit essentieel is en belangenverstrengeling grote gevolgen kan hebben. Dergelijke afspraken en betaalstromen zonder dat men hierin transparant is, maken een organisatie kwetsbaar.
Medeplegen eigen vennootschapDe niet-ambtelijke omkoping, zoals ten laste gelegd, wordt zowel voor [verdachte] als voor zijn vennootschap bewezen verklaard. Uit de gebezigde bewijsmiddelen kan worden vastgesteld dat [verdachte] zelf de ten laste gelegde handelingen (zodoende als medepleger) heeft begaan. Omdat de ten laste gelegde gedragingen gelet op de gebezigde bewijsmiddelen- hebben plaatsgevonden en/of zijn verricht in de sfeer van de rechtspersoon worden deze ook aan haar (als medepleger) toegerekend.
ConclusieDe rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] -samen met zijn vennootschap- [medeverdachte 1] heeft omgekocht (feit 2).
Valsheid in geschrift
Valsheid facturenDe verdediging heeft betoogd dat de facturen niet vals zijn omdat -kort gezegd- beide partijen wisten wat de onderliggende prestatie was, de omschrijving voldoende juist is en de gefactureerde bedragen niet te hoog zijn.
De rechtbank is van oordeel dat alle hiervoor besproken facturen, opgenomen in het bewijsoverzicht Bijlage II, afkomstig van de vennootschappen van [medeverdachte 1] , valselijk zijn opgemaakt. Daarbij is van belang dat de facturen volgens de verdachten betrekking hadden op de betaling voor de onderling gemaakte afspraken. Anders dan de omschrijvingen op de facturen suggereren, werden met de facturen dan ook geen adviezen of andere werkzaamheden in rekening gebracht. Aan de hand van de omschrijving op de facturen kan dus niet worden afgeleid op welke onderliggende afspraken en betalingen de facturen in werkelijkheid betrekking hadden. De facturen zijn opgemaakt ten behoeve van de verzwegen omkoping en de bijbehorende betaalstroom en zijn bedoeld om deze betalingen een titel te verschaffen. Met de opgenomen valse omschrijvingen is de werkelijke aard van deze betaalstroom verhuld.
Ook ten tijde van het verkrijgen van de door [medeverdachte 1] opgemaakte facturen had [verdachte] wetenschap van de aard van de betalingen waarop deze facturen in werkelijkheid betrekking hadden en hij had daarmee ten minste voorwaardelijk opzet op de valsheid hiervan. Hij heeft de aanmerkelijke kans op de valsheid van deze facturen willens en wetens aanvaard.
Bewijsbestemming als waren de facturen echt en onvervalstDe verdediging heeft ook betoogd dat geen sprake is geweest van een oogmerk om de facturen als echt en onvervalst te gebruiken. De facturen zijn wel gebruikt, maar de ontvanger is hierdoor niet misleid aangezien het zowel voor de opsteller als de geadresseerde duidelijk was waar de facturen op zagen.
De rechtbank overweegt hierover als volgt. Het oogmerk van de verdachte moet zijn gericht op het gebruik van het valse of vervalste geschrift als echt en onvervalst. Dit impliceert een gerichtheid op misleiding. Dit betekent dat er derden in het spel moeten zijn, die niet van de valsheid op de hoogte zijn. Het gebruik van het geschrift hoeft niet daadwerkelijk plaats te vinden. Het verweer van de verdediging wordt verworpen, nu facturen naar hun aard reeds in het maatschappelijk verkeer (ook jegens derden) een bewijsbestemming hebben. Bovendien zijn de facturen in dit geval ook nog opgenomen in de bedrijfsadministratie(s) waarmee temeer vast staat dat de facturen bestemd waren voor het gebruik door derden -anderen dan de geadresseerden- als waren zij echt en onvervalst, bijvoorbeeld de fiscus en/of accountants (ECLI:NL:GHAMS:2015:1212). De rechtbank acht dan ook bewezen dat de facturen valselijk zijn opgemaakt met het oogmerk om deze als echt en onvervalst te (doen) gebruiken. Ook hebben de betalers deze door anderen opgemaakte valse facturen voorhanden gehad, terwijl zij wisten dat deze geschriften een zodanige bewijsbestemming hadden.
Medeplegen eigen vennootschapDe valsheid van de facturen en de hiermee verrichte handelingen, zoals ten laste gelegd, worden zowel voor [verdachte] als voor zijn vennootschap bewezen verklaard. Uit de gebezigde bewijsmiddelen kan worden vastgesteld dat [verdachte] zelf de ten laste gelegde handelingen (zodoende als medepleger) heeft begaan. Omdat de ten laste gelegde gedragingen gelet op de gebezigde bewijsmiddelen- hebben plaatsgevonden en/of zijn verricht in de sfeer van de rechtspersoon worden deze ook aan haar (als medepleger) toegerekend.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte] zich -samen met zijn vennootschap- schuldig heeft gemaakt aan het voorhanden hebben van valse facturen.
4.3.5
Overige vrijspraken
Gewoontewitwassen
De rechtbank is van oordeel dat de geldbedragen die door [verdachte] zijn betaald in het kader van de niet-ambtelijke omkoping niet kunnen worden aangemerkt als afkomstig uit enig misdrijf. Immers, de geldbedragen die door hem zijn betaald, heeft hij verkregen door het verrichten van werkzaamheden voor SNSPF op grond van de onderliggende overeenkomsten van opdracht. De geldbedragen hebben dan ook een legale herkomst.
De rechtbank spreekt [verdachte] vrij van het (gewoonte)witwassen zoals onder feit 4 ten laste gelegd.
Criminele organisatie
De rechtbank acht niet bewezen dat [verdachte] wetenschap heeft gehad van het bestaan van een criminele organisatie met als oogmerk het plegen van misdrijven en dat hij opzet heeft gehad op deelneming hieraan. Dat hij wist van zijn eigen afspraak en betalingsregeling en die van [medeverdachte 7] , is hiervoor niet voldoende.
De rechtbank spreekt [verdachte] dan ook vrij van deelneming aan een criminele organisatie zoals onder feit 5 ten laste gelegd.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4.3 genoemde bewijsmiddelen de feiten 2 (niet-ambtelijke omkoping) en 3 (valsheid in geschrift) wettig en overtuigend bewezen.
De volledige bewezenverklaring is opgenomen in Bijlage III van dit vonnis.
De rechtbank spreekt verdachte vrij van hetgeen meer of anders is ten laste gelegd dan in deze bijlage is bewezen verklaard.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar als
Feit 2: Medeplegen van het doen van een gift of belofte aan iemand die, anders dan als ambtenaar, optredend als lasthebber, naar aanleiding van hetgeen hij bij de uitvoering van zijn last heeft gedaan, van die aard of onder zodanige omstandigheden, dat hij redelijkerwijs moet aannemen dat deze de gift of belofte in strijd met de goede trouw zal verzwijgen tegenover zijn lastgever, meermalen gepleegd;
Feit 3: Medeplegen van het opzettelijk voorhanden hebben van een vals geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, terwijl hij weet dat dit geschift bestemd is voor gebruik als ware het echt en onvervalst, meermalen gepleegd.
Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1
De eis van de officier van justitie
De officieren van justitie hebben gevorderd dat verdachte voor de door hen onder 1 tot en met 5 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de rechtbank verzocht bij het opleggen van een straf rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van [verdachte] . In het bijzonder heeft de raadsvrouw gewezen op de duur van het strafproces, de media-aandacht en de impact op zijn gezin, werk en omgeving.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
[verdachte] heeft als SNSPF-medewerker een andere medewerker van SNSPF omgekocht. Hij heeft in totaal een bedrag van ruim € 250.000,- overgemaakt naar [medeverdachte 1] . Deze onderling gemaakte afspraak en betalingen zijn door [verdachte] verzwegen tegenover SNSPF. Hoewel [verdachte] hieraan wellicht niet direct geld heeft verdiend, heeft deze omkoping hem wel degelijk voordeel opgeleverd nu hij door [medeverdachte 1] succesvol is geïntroduceerd bij SNSPF. Om te voorkomen dat de afspraken aan het licht zouden komen, zijn valse facturen opgemaakt, waarmee de werkelijke aard van de betalingen werd verhuld. [verdachte] heeft deze valse facturen van [medeverdachte 1] ontvangen, voldaan en opgenomen in zijn administratie.
Hoewel SNSPF niet is opgelicht, is de integriteit van SNSPF door de handelwijze van [verdachte] wel ernstig geschaad. Voor zover nog geen sprake was van belangenverstrengeling, heeft [verdachte] door de afspraken die hij maakte het risico op belangenverstrengeling wel aanzienlijk vergroot, zonder dat SNSPF hiervan op de hoogte was. [verdachte] had zich van dit risico, als medewerker van een professionele organisatie in de bankwereld, juist zeer bewust moeten zijn. Het grote vertrouwen dat SNSPF in hem stelde, heeft hij op ernstige wijze geschaad. De rechtbank neemt hem dat kwalijk.
De rechtbank heeft wat betreft de persoon van de verdachte gelet op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 5 november 2015, waaruit blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld.
Anders dan de officieren van justitie zal de rechtbank voor de strafoplegging geen aansluiting zoeken bij de oriëntatiepunten met betrekking tot fraude. Zoals hiervoor is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat de bewezen verklaarde feiten geen direct financieel nadeel hebben gehad voor SNSPF of andere derden.
Gelet op de ernst van de feiten is de rechtbank van oordeel dat een taakstraf geboden is. De rechtbank let daarbij in het bijzonder op de volgende omstandigheden. [verdachte] was betrokken bij het netwerk van omkopingen binnen SNSPF. Hij heeft [medeverdachte 1] omgekocht, hij wist van de vergelijkbare afspraak tussen [medeverdachte 7] en [medeverdachte 1] en hij nam deel aan de onderliggende valse factuurstroom. [verdachte] is evenwel niet omgekocht en heeft dus geen geldbedragen ontvangen. Hij heeft niet witgewassen of deelgenomen aan een criminele organisatie. Als enkel “betaler” was zijn rol dan ook beperkter dan die van de medeverdachten.
De rechtbank houdt in strafmatigende zin rekening met het feit dat over deze zaak vele publicaties zijn verschenen, waarbij -onterecht- ook verbanden zijn gelegd tussen de nationalisatie van SNS en deze zaak. Mede doordat het strafproces geruime tijd heeft geduurd, hebben de verdachten veel nadeel ondervonden van deze negatieve publiciteit.
Daarnaast houdt de rechtbank rekening met de EVR-procedure, waardoor verdachte gedurende meerdere jaren staat geregistreerd in het Extern Verwijzingsregister. Hoewel het gelet op de bewezen verklaarde feiten alleszins logisch is dat deze procedure is gevolgd, heeft de EVR-registratie wel grote gevolgen voor het vinden van een baan door verdachte in de toekomst.
De rechtbank acht, gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden en het feit dat zij minder feiten bewezen acht dan door de officieren van justitie gevorderd, een taakstraf voor de duur van 80 uur passend en geboden.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 22c, 22d, 47, 57, 225 en 328ter van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde en op de reeds aangehaalde artikelen.

10.Beslissing

De rechtbank:
VrijspraakVerklaart het onder feit 1 (primair en subsidiair) feit 4 en feit 5 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
BewezenverklaringVerklaart bewezen dat verdachte het onder feiten 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
StrafbaarheidHet bewezen verklaarde levert op:
Feit 2: Medeplegen van het doen van een gift of belofte aan iemand die, anders dan als ambtenaar, optredend als lasthebber, naar aanleiding van hetgeen hij bij de uitvoering van zijn last heeft gedaan, van die aard of onder zodanige omstandigheden, dat hij redelijkerwijs moet aannemen dat deze de gift of belofte in strijd met de goede trouw zal verzwijgen tegenover zijn lastgever, meermalen gepleegd;
Feit 3: Medeplegen van het opzettelijk voorhanden hebben van een vals geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, terwijl hij weet dat dit geschift bestemd is voor gebruik als ware het echt en onvervalst, meermalen gepleegd.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte daarvoor strafbaar.
StrafVeroordeelt verdachte tot een taakstraf van
80 uur.
Beveelt, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 40 dagen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. A. van Maanen, voorzitter,
mr. drs. S.M. van Lieshout en mr. A.M.M.E. Doekes-Beijnes, rechters,
in tegenwoordigheid van mrs. M.C. van Reenen en K.M. Strijbos, griffiers,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 20 mei 2016.
BIJLAGE I: de tenlastelegging
Aan [verdachte] is ten laste gelegd dat
1.
Primair
(niveau 2):
Hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 13 december 2010
tot en met 14 november 2012 te Leusden en/of Utrecht en/of Hilversum en/of
Haren (Groningen) en/of Amsterdam en/of Groningen, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens)
met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen
door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en / of
door een (of meer) listige kunstgre(e)p(en) en/of door een samenweefsel van
verdichtsels, SNS Property Finance BV (met ingang van 1 januari 2014 genaamd
Propertize BV) en/of SNS Reaal NV heeft/hebben bewogen tot de afgifte(n) van
een of meer geldbedrag(en), te weten in totaal circa Euro 255.255,- (exclusief
btw) (zie: o.a. AH-042 en/of AH-065), in elk geval van enig geldbedrag(en),
en/of
heeft/hebben bewogen tot het aangaan van een of meer schuld(en), te weten het
sluiten/aangaan van een of meer (aanvullende) overeenkomst(en) van opdracht
met hem, verdachte, en/of zijn bedrijf [bedrijf 4] BV (zie: D-0312)
hebbende verdachte en/of zijn mededader(s) met vorenomschreven oogmerk -
zakelijk weergegeven - opzettelijk valselijk en/of listiglijk en/of
bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
aan SNS Porperty Finance BV en/of SNS Reaal NV voorgehouden en/of (in strijd
met de werkelijkheid) de indruk gewekt (enkel) de belangen van SNS Property
Finance BV en/of SNS Reaal NV te zullen behartigen
en/of
tegenover SNS Property Finance BV en/of SNS Reaal NV verzwegen en/of verborgen
gehouden en/of verhuld dat er met betrekking tot de (overeengekomen en/of
gefactureerde) vergoeding(en) voor het verrichten van werkzaamheden ten
behoeve van SNS Property Finance BV en/of SNS Reaal NV door hem, verdachte,
(en/of zijn bedrijf), die door [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 2]
was/waren aangedragen en/of voorgedragen en/of gecontracteerd, een (verborgen
of verzwegen) vergoeding en/of betaling aan [medeverdachte 1] en/of zijn
bedrij(f)(ven) en/of [medeverdachte 3] en/of zijn bedrij(f)(ven) en/of [medeverdachte 2]
en/of zijn bedrijf was inbegrepen en/of overeengekomen
en/of
tegenover SNS Property Finance BV en/of SNS Reaal NV verzwegen en/of verborgen
gehouden en/of verhuld dat door hem, verdachte (en/of zijn bedrijf,
(substantiële) betalingen zouden worden verricht en/of zijn verricht aan
en/of verrekeningen zouden worden verricht en/of zijn verricht met [medeverdachte 1]
en/of zjjn bedrij(f)(ven) en/of [medeverdachte 3] en/of zijn
bedrij(f)(ven) en/of [medeverdachte 2] en/of zijn bedrijf
en/of
(daarbij) ter onderbouwing en/of rechtvaardiging van de hoogte van de
(overeengekomen) vergoeding(en) met hem, verdachte, (en/of zijn bedrijf) een
(ondeugdelijk) benchmarkonderzoek (D-0254 en/of D-0255) ingebracht en/of
overgelegd en/of laten inbrengen en/of laten overleggen, (waaruit diende te
blijken dat de hoogte van die vergoeding(en) marktconform is/zijn/was/waren)
en/of
tegenover SNS Property Finance BV en/of SNS Reaal NV verzwegen en/of verborgen
gehouden en/of verhuld dat hij, verdachte, (en/of zijn bedrijf) (feitelijk)
via (een vorm van) detachering via [medeverdachte 1] en/of zijn bedrij(f)(ven) en/of
via [medeverdachte 3] en/of zijn bedrij(f)(ven) en/of via [medeverdachte 2] en/of zijn
bedrijf werkzaamheden verrichtte(n) voor SNS Property Finance BV en/of SNS
Reaal NV,
en/of
tegenover SNS Property Finance BV en/of SNS Reaal NV voorgewend dat de
bovengenoemde (overeengekomen) vergoeding(en) nodig was/waren en/of (een)
zakelijke vergoeding(en) was/waren teneinde hem, verdachte (en/of zijn
bedrijf) te kunnen werven en/of behouden ten behoeve van het verrichten van
werkzaamheden en/of diensten ten behoeven van de Restructuring &
Recovery-afdeling van SNS Property Finance BV
waardoor SNS Property Finance BV en/of SNS Reaal NV (telkens) werd bewogen tot
bovenomschreven afgifte(n) en/of werd bewogen tot het aangaan van
bovenomschreven schuld(en);
Artikel 326 jo artikel 47 Wetboek van Strafrecht
art 326 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair
Hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 25 januari 2011
tot en met 14 november 2012 te Leusden en/of Utrecht en/of Hilversum, in elk
geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans
alleen, opzettelijk een of meer grote hoeveelheden geld, te weten in totaal
circa Euro 255.255,- (exclusief btw) (zie: o.a. AH-042 en/of AH-065), in elk
geval enig(e) geldbedrag(en), dat/die geheel of ten dele toebehoorde(n) aan
SNS Property Finance BV (met ingang van 1 januari 2014 genaamd Propertize BV)
en/of SNS Reaal NV, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,
en/of zijn mededader(s), en welk(e) geldbedrag(en) verdachte en/of zijn
mededader(s) uit hoofde van de persoonlijke (dienst)betrekking van [medeverdachte 3]
van/als directieadviseur en/of lid van de directie en/of Chief
Restructuring Officer en/of Senior Strategisch Adviseur en/of consultant, in
elk geval als gedetacheerd leidinggevende en/of medewerker van/bij SNS
Property Finance BV, in elk geval anders dan door misdrijf onder zich
had(den), (zich) wederrechtelijk heeft/hebben toegeëigend;
Artikel 322/321 jo artikel 47 Wetboek van Strafrecht
art 321 Wetboek van Strafrecht
art 322 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
2.
(niveau 2):
Hij in of omstreeks de periode van 26 januari 2011 tot en met 30 november
2012 te Haren (Groningen) en/of Amsterdam en/of Leusden en/of Groningen en/of
Utrecht, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of
anderen, althans alleen, (telkens) aan iemand, te weten [medeverdachte 1] , die
anders dan als ambtenaar, werkzaam is in dienstbetrekking bij en/of optredend
als lasthebber van SNS Property Finance BV (met ingang van 1 januari 2014
genaamd Propertize BV) en/of SNS Reaal NV (in de functie van interim-manager
en/of (daarbij) belast met het aansturen van nationale en internationale
equity participaties van SNSPF alsmede het behandelen van andere door de
Directie van SNSPF te bepalen dossiers en/of in de functie van (tijdelijk)
bestuurder en/of commissaris en/of Restructuring Medewerker), naar aanleiding
van hetgeen deze [medeverdachte 1] in dienstbetrekking en/of bij de uitvoering van
diens last heeft gedaan en/of nagelaten dan wel zal doen of nalaten,
(telkens) een belofte, te weten de toezegging/instemming om een vast
gedeelte/bedrag per gewerkt/te declareren uur aan [medeverdachte 1] (en/of zijn
bedrij(f)(ven)) te betalen en/of een of meer gift(en), te weten een of meer
geldbedrag(en) tot een totaal bedrag van circa Euro 255.255,- (exclusief btw)
(zie: o.a. AH-042 en/of AH-065), in elk geval enig(e) geldbedrag(en), heeft
gedaan van die aard en/of onder zodanige omstandigheden dat hij, verdachte,
en/of zijn mededader(s), redelijkerwijs moest(en) aannemen dat die [medeverdachte 1]
deze belofte en/of gift(en) in strijd met de goede trouw zou/zal
verzwijgen tegenover zijn werkgever en/of lastgever;
Artikel 328ter lid 2 jo artikel 47 Wetboek van Strafrecht
art 328ter lid 1 Wetboek van Strafrecht
3.
(niveau 2):
Hij in of omstreeks de periode van 19 januari 2011 tot en met 30 november 2012
te Groningen, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een
ander of anderen, althans alleen, opzettelijk voor heeft gehad
dertien (13), althans een of meer, factu(u)r(en) van [bedrijf 1] BV
en/of [medeverdachte 1] gericht aan hem, verdachte, en/of [bedrijf 4] BV ten
bedrage van in totaal circa Euro 137.165,- (exclusief btw) (te weten: D-0177
en/of D-0355 en/of D-0853 en/of D-0854 en/of D-0855 en/of D-0856 en/of D-0857
en/of D-0858 en/of D-0859 en/of D-0860 en/of D-0861 en/of D-0862 en/of D-0863),
en/of
tien (10), althans een of meer, factu(u)r(en) van [bedrijf 2] BV en/of
[medeverdachte 1] gericht aan hem, verdachte, en/of [bedrijf 4] BV ten bedrage
van in totaal circa Euro 118.090,- (exclusief btw) (te weten: D-0864 en/of
D-0865 en/of D-0866 en/of D-0867 en/of D-0868 en/of D-0869 en/of D-0870 en/of
D-0871 en/of D-0356 en/of D-0357)
zijnde telkens (een) geschrift(en) dat/die bestemd was/waren om tot bewijs van
enig feit te dienen, terwijl zij, verdachte, en/of haar mededader(s)
(telkens) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden, dat dat/die
geschrift(en) bestemd was/waren tot gebruik als ware dat/die geschrift(en)
echt en onvervalst, en bestaande die valsheid en/of vervalsing (telkens)
hierin
dat op/in die factu(u)r(en) is vermeld dat door [bedrijf 1] BV en/of
[bedrijf 2] BV en/of [medeverdachte 1] werkzaamheden en/of diensten (te weten:
"adviesdiensten") zijn verricht ten behoeve van/voor hem, verdachte en/of
[bedrijf 4] BV, terwijl in werkelijkheid die werkzaamheden en/of diensten
niet, althans niet in zijn geheel, door [bedrijf 1] BV en/of [bedrijf 1]
BV en/of [medeverdachte 1] zijn verricht ten behoeve van/voor hem, verdachte,
en/of [bedrijf 4] BV
en/of (telkens)
dat op/in die factu(u)r(en) (een) factuurbedrag(en) is/zijn vermeld dat/die in
werkelijkheid geen, althans niet volledig, betrekking heeft/hebben op de in
die factu(u)r(en) vermelde(n) werkzaamheden en/of diensten;
Artikel 225 lid 2 jo artikel 47 Wetboek van Strafrecht
art 225 lid 2 Wetboek van Strafrecht
4.
(niveau 2):
Hij in of omstreeks de periode van 26 januari 2011 tot en met 30 november
2012 te Haren (Groningen) en/of Amsterdam en/of Groningen en/of Leusden en/of
Utrecht, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of
anderen, althans alleen, (van) één of meer voorwerp(en), te weten een of een
meer geldbedrag(en) tot een totaal bedrag van circa Euro 255.255,- (exclusief
btw) (zie: o.a. AH-042 en/of AH-065), bestaande uit
circa Euro 137.165,- (exclusief btw) (betaald (aan [medeverdachte 1] ) op basis van
de factu(u)r(en) D-0177 en/of D-0355 en/of D-0853 en/of D-0854 en/of D-0855
en/of D-0856 en/of D-0857 en/of D-0858 en/of D-0859 en/of D-0860 en/of D-0861
en/of D-0862 en/of D-0863)
en/of
circa Euro 118.090,- (exclusief btw) (betaald (aan [medeverdachte 1] ) op basis van
de factu(u)r(en) D-0864 en/of D-0865 en/of D-0866 en/of D-0867 en/of D-0868
en/of D-0869 en/of D-0870 en/of D-0871 en/of D-0356 en/of D-0357),
in elk geval enig(e) geldbedrag(en),
de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding
en/of de verplaatsing heeft/hebben verborgen/verhuld en/of heeft/hebben
verborgen/verhuld wie de rechthebbende(n) op/het/de
voorwerp(en)/geldbedrag(en) was/waren en/of wie het/dat/die voorhanden
heeft/hebben gehad
en/of dat/die voorwerp(en)/geldbedrag(en) voorhanden heeft/hebben gehad en/of
heeft/hebben verworven en/of heeft/hebben omgezet en/of heeft/hebben
overgedragen en/of van dat/die voorwerp(en)/geldbedrag(en) gebruik
heeft/hebben gemaakt,
terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s), (telkens) wist(en) dat/die
voorwerp(en)/geldbedrag(en) geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of
middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf,
terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s), daarvan een gewoonte
heeft/hebben gemaakt;
Artikel 420bis/ter jo artikel 47 Wetboek van Strafrecht
art 420ter Wetboek van Strafrecht
art 420bis lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
5.
(niveau 2):
Hij in of omstreeks de periode van 13 december 2010 tot en met 4 maart 2013
te Leusden en/of Sint-Michielsgestel en/of Hilversum en/of Utrecht en/of
Haren (Groningen) en/of Amsterdam en/of Groningen en/of Enschede, in elk
geval in Nederland en/of te Willemstad, in elk geval op Curaçao, en/of te
Praag, in elk geval in Tsjechië, opzettelijk heeft deelgenomen aan een
organisatie, te weten een organisatieverband van natuurlijke personen en/of
rechtspersonen, bestaande uit o.a. hem, verdachte, en/of [medeverdachte 3]
en/of [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 8] en/of [medeverdachte 7] en/of [medeverdachte 2]
en/of [medeverdachte 5] en/of [medeverdachte 4] en/of [medeverdachte 6] en/of [bedrijf 6]
BV (" [bedrijf 7] BV") en/of [bedrijf 1] BV en/of
[bedrijf 2] BV en/of [bedrijf 3] NV en/of [bedrijf 8]
BV en/of [bedrijf 4] BV en/of [bedrijf 9] BV en/of [bedrijf 10] BV en/of
[bedrijf 11] ( [bedrijf 11] ) BV en/of [bedrijf 12] BV en/of
[bedrijf 13] , welke organisatie tot oogmerk heeft/had het plegen van
misdrijven, namelijk onder meer
-oplichting van SNS Property Finance BV (met ingang van 1 januari 2014
genaamd Propertize BV) en/of SNS Reaal NV (artikel 326 Wetboek van Strafrecht)
-verduistering in dienst betrekking bij SNS Property Finance BV en/of SNS
Reaal NV (artikel 321/322 Wetboek van Strafrecht)
-actieve en/of passieve niet-ambtelijke omkoping (artikel 328ter Wetboek van
Strafrecht)
-(gewoonte)witwassen (artikel 420bis/ter Wetboek van Strafrecht)
-valsheid in geschrifte (artikel 225 Wetboek van Strafrecht);
Artikel 140 Wetboek van Strafrecht
art 140 lid 1 Wetboek van Strafrecht
BIJLAGE II: bewijsmiddelenoverzicht facturen
Nummer
Afkomstig van
Gericht aan
Omschrijving
Factuurdatum
Bedrag (excl. BTW)
Betaaldatum
D-0177
[bedrijf 1] B.V.
[bedrijf 4] B.V.
Adviesdiensten t.b.v. [bedrijf 4] B.V.
19 januari 2011
€ 5.845,00
26 januari 2011
D-0355
[bedrijf 1] B.V.
[bedrijf 4] B.V.
Adviesdiensten t.b.v. [bedrijf 4] B.V.
15 februari 2011
€ 10.360,00
17 februari 2011
D-0853
[bedrijf 1] B.V.
[bedrijf 4] B.V.
Adviesdiensten t.b.v. [bedrijf 4] B.V.
16 maart 2011
€ 9.835,00
21 maart 2011
D-0854
[bedrijf 1] B.V.
[bedrijf 4] B.V.
Adviesdiensten t.b.v. [bedrijf 4] B.V.
14 april 2011
€ 8.085,00
22 april 2011
D-0855
[bedrijf 1] B.V.
[bedrijf 4] B.V.
Adviesdiensten t.b.v. [bedrijf 4] B.V.
15 mei 2011
€ 10.080,00
20 mei 2011
D-0856
[bedrijf 1] B.V.
[bedrijf 4] B.V.
Adviesdiensten t.b.v. [bedrijf 4] B.V.
16 juni 2011
€ 12.810,00
17 juni 2011
D-0857
[bedrijf 1] B.V.
[bedrijf 4] B.V.
Adviesdiensten t.b.v. [bedrijf 4] B.V.
19 juli 2011
€ 12.180,00
22 juli 2011
D-0858
[bedrijf 1] B.V.
[bedrijf 4] B.V.
Adviesdiensten t.b.v. [bedrijf 4] B.V.
19 augustus 2011
€ 9.835,00
19 augustus 2011
D-0859
[bedrijf 1] B.V.
[bedrijf 4] B.V.
Adviesdiensten t.b.v. [bedrijf 4] B.V.
12 september 2011
€ 14.735,00
13 september 2011
D-0860
[bedrijf 1] B.V.
[bedrijf 4] B.V.
Adviesdiensten t.b.v. [bedrijf 4] B.V.
16 oktober 2011
€ 10.850,00
3 november 2011
D-0861
[bedrijf 1] B.V.
[bedrijf 4] B.V.
Adviesdiensten t.b.v. [bedrijf 4] B.V.
16 november 2011
€ 12.915,00
19 november 2011
D-0862
[bedrijf 1] B.V.
[bedrijf 4] B.V.
Adviesdiensten t.b.v. [bedrijf 4] B.V.
15 december 2011
€ 10.605,00
23 december 2011
D-0863
[bedrijf 1] B.V.
[bedrijf 4] B.V.
Adviesdiensten t.b.v. [bedrijf 4] B.V.
12 januari 2012
€ 9.030,00
14 januari 2012
Totaal:€ 137.165,00
D-0864
[bedrijf 1] / Trade B.V.
[bedrijf 4] B.V.
Adviesdiensten t.b.v. [bedrijf 4] B.V.
16 februari 2012
€ 12.600,00
25 februari 2012
D-0865
[bedrijf 2] B.V.
[bedrijf 4] B.V.
Adviesdiensten t.b.v. [bedrijf 4] B.V.
15 maart 2012
€ 10.535,00
19 maart 2012
D-0866
[bedrijf 2] B.V.
[bedrijf 4] B.V.
Adviesdiensten t.b.v. [bedrijf 4] B.V.
28 april 2012
€ 11.165,00
28 april 2012
D-0867
[bedrijf 2] B.V.
[bedrijf 4] B.V.
Adviesdiensten t.b.v. [bedrijf 4] B.V.
16 mei 2012
€ 11.200,00
21 mei 2012
D-0868
[bedrijf 2] B.V.
[bedrijf 4] B.V.
Adviesdiensten t.b.v. [bedrijf 4] B.V.
15 juni 2012
€ 12.600,00
18 juni 2012
D-0869
[bedrijf 2] B.V.
[bedrijf 4] B.V.
Adviesdiensten t.b.v. [bedrijf 4] B.V.
15 juli 2012
€ 10.465,00
23 juli 2012
D-0870
[bedrijf 2] B.V.
[bedrijf 4] B.V.
Adviesdiensten t.b.v. [bedrijf 4] B.V.
24 augustus 2012
€ 12.600,00
6 september 2012
D-0871
[bedrijf 2] B.V.
[bedrijf 4] B.V.
Adviesdiensten t.b.v. [bedrijf 4] B.V.
14 september 2012
€ 12.600,00
21 september 2012
D-0356
[bedrijf 2] B.V.
[bedrijf 4] B.V.
Adviesdiensten t.b.v. [bedrijf 4] B.V.
14 oktober 2012
€ 12.600,00
25 oktober 2012
D-0357
[bedrijf 2] B.V.
[bedrijf 4] B.V.
Adviesdiensten t.b.v. [bedrijf 4] B.V.
11 november 2012
€ 11.725,00
30 november 2012 [29]
Totaal:€ 118.090,00
BIJLAGE III: de bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte]
Niveau 2
2.
in de periode van 26 januari 2011 tot en met 30 november 2012 in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, telkens aan iemand, te weten [medeverdachte 1] , die anders dan als ambtenaar, optredend als lasthebber van SNS Property Finance BV (in de functie van interim-manager en daarbij belast met het aansturen van nationale en internationale equity participaties van SNSPF alsmede het behandelen van andere door de Directie van SNSPF te bepalen dossiers en/of in de functie van (tijdelijk) bestuurder en/of commissaris en Restructuring Medewerker), naar aanleiding van hetgeen deze [medeverdachte 1] bij de uitvoering van diens last heeft gedaan, telkens een belofte, te weten de toezegging/instemming om een vast gedeelte/bedrag per gewerkt/te declareren uur aan [medeverdachte 1] en/of zijn bedrij(f)(ven) te betalen en giften, te weten geldbedragen tot een totaalbedrag van Euro 255.255,- (exclusief btw), heeft gedaan van die aard en onder zodanige omstandigheden dat hij, verdachte, en zijn mededaders, redelijkerwijs moesten aannemen dat die [medeverdachte 1] deze belofte en giften in strijd met de goede trouw zou verzwijgen tegenover zijn lastgever;
3.
in de periode van 19 januari 2011 tot en met 30 november 2012 in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, opzettelijk voorhanden heeft gehad
dertien (13), facturen van [bedrijf 1] BV gericht aan [bedrijf 4] BV ten bedrage van in totaal circa Euro 137.165,- (exclusief btw) (te weten: D-0177 en D-0355 en D-0853 en D-0854 en D-0855 en D-0856 en D-0857 en D-0858 en D-0859 en D-0860 en D-0861 en D-0862 en D-0863),
en
tien (10), facturen van [bedrijf 2] BV gericht aan [bedrijf 4] BV ten bedrage
van in totaal Euro 118.090,- (exclusief btw) (te weten: D-0864 en D-0865 en D-0866 en D-0867 en D-0868 en D-0869 en D-0870 en D-0871 en D-0356 en D-0357),
zijnde telkens een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, terwijl hij, verdachte, en zijn mededader telkens wisten, dat dat geschrift bestemd was tot gebruik als ware dat geschrift echt en onvervalst, en bestaande die valsheid telkens hierin,
dat op die factuur is vermeld dat door [bedrijf 1] BV en/of [bedrijf 2] BV en/of [medeverdachte 1] werkzaamheden en/of diensten (te weten: "adviesdiensten") zijn verricht ten behoeve van/voor hem, verdachte en/of [bedrijf 4] BV, terwijl in werkelijkheid die werkzaamheden en/of diensten niet door [bedrijf 1] BV en/of [bedrijf 2] BV en/of [medeverdachte 1] zijn verricht ten behoeve van/voor hem, verdachte, en/of [bedrijf 4] BV
en
dat op die factuur een factuurbedrag is vermeld dat in werkelijkheid geen betrekking heeft op de in die factuur vermelde werkzaamheden en/of diensten.

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende FIOD dossier, nummer 51693, bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering (onderzoek Mount Nepal, inhoudende 28 ordners). Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren. AH staat voor ambtshandeling, ZPV staat voor zaaksproces-verbaal, V staat voor proces-verbaal van verhoor verdachte en G staat voor proces-verbaal verhoor getuige. Waar wordt verwezen naar D betreft het andere geschriften als bedoeld in artikel 344, eerste lid, onder 5, van het Wetboek van Strafvordering.
2.AH-020, pagina 2
3.D-1330
4.D-1330
5.V04-05, pagina 10
6.V04-05, pagina 11
7.D-0275, pagina 1 en 2
8.V04-05, pagina 3
9.V01-10, pagina 3
10.V01-10, pagina 4
11.D-0258, pagina 3
12.V15-01, pagina 3
13.D-0230
14.AH-042, pagina 2
15.V04-07, pagina 9
16.V04-07, pagina 10
17.V04-05, pagina 6
18.V09-01, pagina 4
19.D-0756
20.V09-01, pagina 4
21.AH-066, pagina 9
22.V09-01, pagina 4
23.V09-01, pagina 5
24.V09-01, pagina 6
25.V09-01, pagina 7
26.V04-05, pagina 7
27.Bijlage II: bewijsmiddelenoverzicht facturen
28.AH-042, pagina 10
29.AH-042, pagina 10