Op 18 mei 2016 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een 33-jarige vrouw uit Nederhorst den Berg, die werd beschuldigd van dood door schuld van haar vriendin in 2014. De vriendin overleed na een overdosis GHB die door de verdachte was ingeschonken. De rechtbank oordeelde dat de verdachte de hoeveelheid GHB niet nauwkeurig had afgemeten, maar dat er geen strafrechtelijk verwijt gemaakt kon worden omdat er in juridische zin geen sprake was van onvoorzichtig handelen. Voor een veroordeling voor dood door schuld moet de verdachte kunnen voorzien dat haar gedrag tot de dood kan leiden. De verdachte verklaarde niet te weten wat een gevaarlijke hoeveelheid GHB was, maar dacht dat de hoeveelheid die zij gaf aan haar vriendin veilig was. De rechtbank kon niet vaststellen hoeveel GHB de verdachte had ingeschonken of wat de concentratie was, en oordeelde dat de verdachte niet kon voorzien dat de dosering dodelijk was. Daarom werd zij vrijgesproken van de tenlastelegging. De benadeelde partijen, vertegenwoordigd door mr. A.H. Middelkoop, werden niet-ontvankelijk verklaard in hun vordering tot schadevergoeding, aangezien de verdachte werd vrijgesproken.