ECLI:NL:RBMNE:2016:2683

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
24 februari 2016
Publicatiedatum
18 mei 2016
Zaaknummer
3661232 / LC EXPL 14-5606
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering achterstallig loon en opvolgend werkgeverschap in arbeidsrelatie

In deze zaak vordert de werknemer, die in dienst is geweest bij verschillende werkgevers, achterstallig loon van Appèl B.V. De werknemer is op 2 januari 2007 in dienst getreden bij Catering De Taling CV, dat later is omgevormd tot Catering De Taling B.V. en vervolgens Duko Holding B.V. Na het faillissement van Duko Holding B.V. op 13 juli 2010, is de werknemer op 14 juli 2010 in dienst getreden bij Payroll Specialisten B.V. De werknemer heeft bij Payroll Specialisten drie arbeidscontracten getekend, waarvan de laatste liep van 1 september 2012 tot 1 oktober 2012. Op 1 oktober 2012 heeft Appèl de cateringactiviteiten van Waterschap Zuiderzeeland overgenomen en de werknemer een nieuw contract aangeboden, dat hij onder protest heeft getekend. De werknemer vordert nu betaling van het hogere uurloon dat hij voor 1 oktober 2012 verdiende, op basis van het argument dat Appèl als opvolgend werkgever van Payroll Specialisten moet worden beschouwd volgens artikel 7:668a BW. De kantonrechter oordeelt dat Appèl inderdaad als opvolgend werkgever moet worden gezien, omdat de arbeidsovereenkomsten elkaar opvolgden en de werknemer dezelfde verantwoordelijkheden en vaardigheden behield. De vorderingen van de werknemer worden toegewezen, inclusief het achterstallige loon en de wettelijke rente.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Lelystad
Vonnis van 24 februari 2016
in de zaak met zaaknummer / rolnummer 3661232 / LC EXPL 14-5606 van
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eiser, hierna ook te noemen: [eiser] ,
gemachtigde mr. E.P. Koevoets,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
APPÈL B.V.,
gevestigd te 's-Hertogenbosch,
gedaagde, hierna ook te noemen: Appèl,
gemachtigde mr. Y.Th.B. Litjens.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het incidenteel vonnis van 15 april 2015;
  • de conclusie van repliek;
  • de conclusie van dupliek;
  • akte uitlaten producties na conclusie van dupliek van [eiser] ;
  • akte houdende uitlating producties tevens houdende overlegging productie Appèl.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser] is geboren op [1962] .
2.2.
[eiser] is op 2 januari 2007 voor de duur van zes maanden in dienst getreden bij Catering De Taling CV in de functie van kok, tegen een bruto maandloon van
€ 2.574,00.
2.3.
Op 16 mei 2007 is de naam en rechtsvorm van Catering De Taling CV gewijzigd naar Catering De Taling B.V.
2.4.
Bij brief van 28 juni 2007 is de arbeidsovereenkomst tussen [eiser] en Catering De Taling CV voor zes maanden verlengd, en is [eiser] medegedeeld dat de onderneming een andere rechtsvorm heeft gekregen en de B.V. het lopende contract tot en met 31 december 2007 heeft overgenomen. Die brief is ondertekend door de vertegenwoordiger van Catering De Taling B.V.
2.5.
Catering De Taling B.V. heeft op 15 mei 2008 haar naam gewijzigd naar Duko Holding B.V.
2.6.
Vanaf 1 juni 2008 is de naam Catering De Taling B.V. op de loonstroken gewijzigd in Duko Holding B.V.
2.7.
Bij arbeidsovereenkomst van 12 november 2008 is [eiser] per 1 juli 2008 voor 40 uur per week en voor onbepaalde tijd in dienst getreden bij Catering De Taling B.V. in de functie van Cateringmanager, tegen een bruto maandloon van € 2.888,64.
2.8.
Op 13 juli 2010 is Duko Holding B.V. failliet verklaard.
2.9.
Op 14 juli 2010 schrijft Payroll Specialisten B.V. (hierna: Payroll Specialisten) aan [eiser] :

Arbeidsovereenkomst met uitzendbeding (Fase A)
Het doet ons, […] genoegen met u […] in zake onderstaande opdracht een uitzendovereenkomst te sluiten.
Aanvangsdatum werkzaamheden 14 juli 2010
Naam opdrachtgever Waterschap Zuiderzeeland
[…]
Arbeidsduur per week 40 uur
Functie Cateringmanager
Brutoloon per uur € 17,44
2.10.
Bij brief van 16 juli 2010 heeft de curator in het faillissement van Duko Holding B.V. h.o.d.n. Catering De Taling B.V., de arbeidsovereenkomst van [eiser] opgezegd.
2.11.
Op 8 februari 2012 is een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd (fase B) tot
31 augustus 2012 gesloten tussen Payroll Specialisten en [eiser] , in de functie van Cateringmanager bij Waterschap Zuiderzeeland te Lelystad, voor 36 uur per week tegen een bruto uurloon van € 17,92.
2.12.
De arbeidsovereenkomst tussen [eiser] en Payroll Specialisten is op
1 september 2012 verlengd voor de duur van één maand, tot 1 oktober 2012.
2.13.
Bij brief van 9 augustus 2012 is [eiser] per 1 oktober 2012 een arbeidsovereenkomst aangeboden door Appèl, voor de duur van één jaar in de functie van Cateringmanager A, tegen een bruto uurloon van € 13,05, voor 36 uur per week.
2.14.
Op 29 augustus 2012 heeft [eiser] aan Appèl geschreven:
‘[…] Gelet op het feit dat de cateringactiviteiten op mijn huidige werklocatie per 1 oktober 2012 door Appèl B.V. wordt overgenomen stel ik mijzelf per 1 oktober 2012 beschikbaar voor het verrichten van de bedongen arbeid en maak derhalve aanspraak op het overeengekomen loon.
Echter wil ik hiermee duidelijk maken dat ik het niet eens ben met de wijziging van mijn huidige salaris én de in het door u aangeboden arbeidsovereenkomst genoemde 2 maanden proeftijd. […]’
2.15.
Op 31 augustus 2012 is door Appèl aan [eiser] geschreven:
‘Gisteren, 30 augustus jongstleden, heeft u aan de heer [A] een niet-getekende versie van onze aanbieding ter hand gesteld met daarbij een begeleidend schrijven. Dit schrijven heeft u na consultatie van de FNV Horecabond opgesteld. […] Indien u onverkort akkoord gaat met bovenstaande aanvulling op uw overeenkomst, en wij mogen rekenen op enthousiaste voortzetting van uw carrière bij het Waterschap zijn we bereid om de proeftijd van 2 maanden te laten vervallen. […]’
2.16.
Omstreeks 11 september 2012 heeft [eiser] de op 9 augustus door Appèl aangeboden arbeidsovereenkomst getekend met daarbij geschreven: ‘onder protest’.
2.17.
Op 10 mei 2013 heeft Appèl aan [eiser] geschreven:
‘Vanaf uw indiensttreding bij Appèl bent u ingeschaald in schaal 5.2 conform de cao voor de contractcateringbranche. Dit conform de bijbehorende functie-inhoud.
Momenteel loopt er een juridische procedure in verband met uw claim met betrekking tot een vermeend eerder ontstaan doorlopend dienstverband en het eerder verdiende hogere salaris. […]
Dit betekent concreet dat wij u met ingang van 1 mei 2013 een maandelijkse persoonlijke toeslag zullen toekennen van € 350,- bruto. Tevens zullen wij u met ingang van 1 januari 2013 met terugwerkende kracht dezelfde toeslag toekennen. […] Mocht het juridisch geschil in uw voordeel worden beslist en uw salaris daardoor worden aangepast naar uw eerder verdiende loon, zal deze toeslag komen te vervallen. Mocht het juridische geschil in uw nadeel uitvallen, zal deze toeslag onverkort van toepassing blijven.’
2.18.
Op 10 september 2014 heeft Appèl aan [eiser] geschreven:
‘Hierbij informeren wij u dat uw arbeidsovereenkomst met ingang van 1 oktober 2014 omgezet wordt in een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. […]’

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert primair samengevat - veroordeling van Appèl:
- tot betaling van het achterstallige loon ter hoogte van € 18.631,39 bruto, over de periode
1 januari 2012 tot 1 november 2014;
  • tot betaling aan [eiser] van een bruto maandloon berekend naar een bruto uurloon van € 18,45 voor 40 uur per week, verhoogd met 8% vakantiebijslag, ingaande op 1 november 2014;
  • tot betaling van de maximale wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW, over de genoemde bedragen, tot de dag dat alles betaald zal zijn;
  • tot betaling van de wettelijke rente over de genoemde bedragen;
  • tot betaling van buitengerechtelijk incassokosten;
  • tot betaling van de proceskosten en de nakosten van dit geding.
Daarnaast heeft [eiser] nog subsidiaire en meer subsidiaire vorderingen ingediend.
3.2.
Appèl voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kern van het geschil is of Appèl via Payroll Specialisten en Duko Holding B.V. de opvolgend werkgever is van Catering De Taling C.V., waarmee [eiser] op
2 januari 2007 een arbeidsovereenkomst heeft gesloten.
Catering De Taling CV naar Duko Holding B.V.
4.2.
Niet ter discussie staat dat [eiser] op 2 januari 2007 met Catering De Taling CV een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd heeft gesloten. Vaststaat dat Catering De Taling CV in juni 2007 is omgezet in Catering de Taling B.V. [eiser] heeft per 1 juli 2008 een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd gesloten met Catering De Taling B.V.
4.3.
Gebleken is dat de naam van Catering De Taling B.V. op 1 juli 2008 reeds was gewijzigd in Duko Holding B.V. Uit het uittreksel van de Kamer van Koophandel d.d.
11 mei 2015 blijkt dat Duko Holding B.V. ook handelde onder de naam Catering De Taling B.V. Ook uit de brief van de curator in het faillissement van Duko Holding B.V. van 16 juli 2010 volgt dat Duko Holding B.V. handelde onder de naam de Catering De Taling B.V.
4.4.
Gelet hierop stelt de kantonrechter vast dat [eiser] op 13 juli 2010 – de datum van het faillissement van Duko Holding B.V. – voor onbepaalde tijd in dienst was van Duko Holding B.V. als Cateringmanager, voor 40 uur per week, tegen een bruto maandloon van
€ 2.888,64.
Duko Holding B.V. naar Payroll Specialisten
4.5.
Vervolgens dient de vraag te worden beantwoord of Payroll Specialisten als de opvolgend werkgever van Duko Holding B.V. kan worden beschouwd, in de zin van artikel 7:668a lid 2 Burgerlijk Wetboek (BW).
4.6.
Daarvan is sprake indien arbeidsovereenkomsten elkaar opvolgen tussen een werknemer en verschillende werkgevers, die ten aanzien van de verrichte arbeid redelijkerwijze geacht moeten worden elkaar opvolger te zijn.
4.7.
Van belang is allereerst of in casu de arbeidsovereenkomsten tussen [eiser] en Duko Holding B.V. en de arbeidsovereenkomst tussen [eiser] en Payroll Specialisten B.V. elkaar hebben opgevolgd.
4.8.
Appèl stelt zich op het standpunt dat de arbeidsovereenkomst tussen [eiser] en Duko Holding B.V. niet door opzegging van de curator is beëindigd omdat [eiser] al op 14 juli 2010 de arbeidsovereenkomst met Payroll Specialisten heeft getekend, en de curator de overeenkomst tussen Duko Holding B.V. en [eiser] pas op16 juli 2010 heeft opgezegd. Nu de arbeidsovereenkomsten van [eiser] met Duko Holding B.V. en Payroll Specialisten, volgens Appèl, naast elkaar hebben bestaan, sluit dit een beroep op opvolgend werkgeverschap reeds uit. Zij kunnen immers redelijkerwijs nooit geacht worden elkanders opvolger te zijn.
4.9.
De kantonrechter overweegt hierover dat [eiser] op 14 juli 2010 de arbeidsovereenkomst met Payroll Specialisten heeft getekend, nadat op 13 juli 2010 het faillissement van Duko Holding B.V. was uitgesproken. Weliswaar was de arbeidsovereenkomst met Duko Holding B.V. formeel nog niet beëindigd maar op dat moment was reeds duidelijk dat beëindiging op korte termijn – dit wordt later ook bevestigd door de brief van de curator op 16 juli 2010 – alsnog zou plaatsvinden. Om de werkzaamheden van [eiser] bij het Waterschap Zuiderzee ook voor langere periode te kunnen blijven continueren heeft [eiser] op verzoek van het Waterschap Zuiderzee, dit heeft Appèl onvoldoende weersproken, de overeenkomst met Payroll Specialisten gesloten. Die overeenkomst is naar het oordeel van de kantonrechter juist aangegaan om de feitelijke arbeidspositie van [eiser] bij het Waterschap Zuiderzee – ondanks het faillissement van Duko Holding B.V. – voort te zetten. Dit volgt ook uit de door Appèl overgelegde verklaring van het hoofd afdeling facilitaire zaken van het Waterschap Zuiderzee. Die schrijft onder meer: ‘De overwegingen na het faillissement voor ons om de cateringmedewerkers via een payroll bedrijf bij ons werkzaamheden uit te laten voeren, was dat de curator de onderneming niet wilde voortzetten en wij ten 1) wel verzekerd wilden zijn van catering en 2) zouden de medewerkers hun werk verliezen. Wij hebben toen e.e.a. laten uitzoeken om zo toch in de voor ons noodzakelijke continuering te kunnen voorzien. […]’. Onder die omstandigheden kan het gegeven dat formeel de arbeidsovereenkomst met Duko Holding B.V. pas door opzegging eindigde nadat de arbeidsovereenkomst met Payroll Specialisten al op 14 juli 2010 was gesloten, aan opvolgend werkgeverschap niet in de weg staan.
4.10.
Ten tweede dient beoordeeld te worden of ten aanzien van de verrichte arbeid Duko Holding B.V. en Payroll Specialisten redelijkerwijze geacht moeten worden elkaar opvolger te zijn. Hierbij stelt de kantonrechter voorop dat de arbeidsovereenkomst met Payroll Specialisten is gesloten voor 1 juli 2015, de datum van inwerkingtreding van de Wet Werk en Zekerheid. Dit leidt ertoe dat, anders dan voor arbeidsovereenkomsten gesloten na
1 juli 2015, wél van belang is of er is voldaan aan de criteria zoals neergelegd in het [achternaam] /Taxicentrale [achternaam] -arrest (HR 11 mei 2012, ECLI:NL:HR:2012:BV9603), dat wil zeggen dat:
in de overeenkomst met Payroll Specialisten dezelfde vaardigenheden en verantwoordelijkheden van [eiser] werden gevraagd als in de overeenkomst met Duko Holding B.V;
tussen Payroll Specialisten en Duko Holding B.V. zodanige banden bestaan dat het door de laatste op grond van zijn ervaringen met [eiser] verkregen inzicht in diens hoedanigheden en geschiktheid in redelijkheid ook moet worden toegerekend aan Payroll Specialisten.
4.11.
Appèl heeft op dit punt aangevoerd dat [eiser] heeft erkend dat er vanuit Duko Holding B.V. sprake was van inhoudelijke aansturing en dat die aansturing vanuit Payroll Specialisten ontbrak. Voorts wijst Appèl erop dat de stelling dat [eiser] vanaf 1 juli 2008 als Cateringmanager werkte wordt tegengesproken door de salarisstrook 2010 (kok) en maand mei (partymanager A). Ook betwist Appèl dat [eiser] alleen voor het Waterschap Zuiderzee als Cateringmanager werkte. Hij was volgens de arbeidsovereenkomst met Duko Holding B.V. gehouden voor verschillende opdrachtgevers en verschillende locaties werkzaam te zijn. Daarnaast kan de kennis die het Waterschap Zuiderzee had over het functioneren van [eiser] niet worden toegerekend aan Payroll Specialisten.
4.12.
[eiser] stelt dat voor en na 14 juli 2010 zijn taken en verantwoordelijkheden dezelfde waren, waar voor 14 juli 2010 de directie van Duko Holding B.V. zich administratief bezig hield met de catering binnen het Waterschap Zuiderzee, was na 14 juli 2010 Payroll Specialisten administratief bezig met de catering binnen het Waterschap Zuiderzee. Hij erkent dat hij marginaal voor andere opdrachtgevers van Duko Holding BV werkzaamheden heeft verricht maar heeft aangevoerd dat hij vanaf juli 2008 primair de verantwoordelijke Cateringmanager was voor de cateringwerkzaamheden bij het Waterschap Zuiderzee.
4.13.
De kantonrechter overweegt hierover als volgt. Wat ook zij van de benamingen van de functies op de loonstroken van [eiser] , op grond van de met Duko Holding B.V. gesloten arbeidsovereenkomst was [eiser] per 1 juli 2008 in dienst als Cateringmanager. 4.14. De kantonrechter begrijpt het standpunt van [eiser] aldus dat hij stelt dat hij vanaf het moment dat zijn functie van kok wijzigde naar Cateringmanager in juli 2008 hij niet langer marginaal voor andere opdrachtgevers werkte maar dat hij alleen nog voor het Waterschap Zuiderzee werkzaam was. Appèl heeft onvoldoende gesteld om aan te nemen dat de functie en locatie van werkzaamheden van [eiser] in de periode na 14 juli 2010 zijn gewijzigd, de enkele vermelding op de loonstroken is onvoldoende. Immers, ook de met Payroll Specialisten gesloten arbeidsovereenkomst van 14 juli 2010 betreft de functie van Cateringmanager bij Waterschap Zuiderzee. Het betoog van Appèl komt er voorts op neer dat de functie van Cateringmanager bij Payroll Specialisten meer omvatten dan de functie van Cateringmanager bij Duko Holding B.V., vanwege het bij Payroll Specialisten ontbreken van inhoudelijke aansturing van [eiser] . Appèl heeft gesteld dat de eindverantwoordelijkheid van [eiser] , bij gebreke van een directie van Duko Holding B.V. onder Payroll Specialisten veel verder ging. De kantonrechter is van oordeel dat weliswaar voldoende vaststaat dat formeel de mate van eindverantwoordelijkheid van [eiser] voor de catering bij Waterschap Zuiderzee, onder Payroll Specialisten, groter was, doch Appèl heeft onvoldoende aangevoerd om te concluderen dat er daadwerkelijk op de werkvloer een verschil is ontstaan in de verantwoordelijkheden van [eiser] . Niet is weersproken dat de kerntaken hetzelfde zijn gebleven. Gelet hierop is de kantonrechter van oordeel dat in voldoende mate dezelfde vaardigenheden en verantwoordelijkheden van [eiser] werden gevraagd door Payroll Specialisten dan door Duko Holding B.V.
4.15.
Tot slot moet worden beoordeeld of tussen Payroll Specialisten en Duko Holding B.V. zodanige banden bestaan dat het verkregen inzicht van Duko Holding B.V. in diens hoedanigheden en geschiktheid in redelijkheid ook moet worden toegerekend aan Payroll Specialisten.
4.16.
De kantonrechter overweegt ten aanzien van dit punt dat formeel Duko Holding B.V. en later Payroll Specialisten de werkgever was van [eiser] doch dat [eiser] zijn werkzaamheden verrichten onder toezicht van Waterschap Zuiderzee. Payroll Specialisten was dan ook voor het inzicht in de hoedanigheden en geschiktheid van [eiser] volledig afhankelijk van hetgeen Waterschap Zuiderzee – uit eigen ervaring of gebaseerd op informatie verkregen via Duko Holding B.V. – daarover aan Payroll Specialisten heeft medegedeeld. [eiser] is ook op verzoek van Waterschap Zuiderzee in dienst getreden van Payroll Specialisten. Daarom bestaat er, naar het oordeel van de kantonrechter, tussen Duko Holding B.V. en Payroll Specialisten via het Waterschap Zuiderzee een zodanige band, die met zich meebrengt dat het door Duko Holding B.V. verkregen inzicht in de geschiktheid van [eiser] ook aan Payroll Specialisten kan worden toegerekend.
4.17.
Nu er aan alle gestelde criteria voor opvolgend werkgeverschap ex artikel 7:668a lid 2 BW is voldaan, is [eiser] op 14 juli 2010 voor onbepaalde tijd in dienst getreden van Payroll Specialisten, tegen dezelfde arbeidsvoorwaarden die hij voor 14 juli 2010 had.
4.18.
Het beroep van Appèl op artikel 7 lid 4 van de ABU CAO, voor zover al van toepassing, maakt dit niet anders. Dit artikel bepaalt - kort gezegd – dat artikel 7:668a lid 2 BW geen toepassing vindt als de uitzendonderneming de toepasselijkheid daarvan niet heeft kunnen voorzien als gevolg van het bewust of anderszins verwijtbaar door de uitzendkracht verstrekken van onjuiste informatie omtrent zijn arbeidsverleden. Appèl wijst in dit verband op een onjuist ingevuld inschrijfformulier bij Payroll Specialisten waar [eiser] ‘nee’ heeft ingevuld bij de vraag of hij eerder voor deze opdrachtgever (Waterschap Zuiderzee) heeft gewerkt. De kantonrechter is van oordeel dat weliswaar voldoende vaststaat dat daarmee onjuiste informatie omtrent het arbeidsverleden is verstrekt doch dat voor de vraag of de uitzendonderneming (Payroll Specialisten) de toepasselijkheid van 7:668a BW had kunnen voorzien, ook andere omstandigheden meewegen. [eiser] is op voordragen van het Waterschap Zuiderzee in dienst is getreden van Payroll Specialisten. Payroll Specialisten heeft zelfs de inschrijfformulier aan de heer [B] van het Waterschap Zuiderzee verstrekt om door [eiser] in te laten vullen, zo volgt uit de bij conclusie van dupliek overgelegde verklaring van de heer [B] . Gelet op die gang van zaken kan niet gezegd worden dat Payroll Specialisten niet op de hoogte was dat [eiser] eerder voor het Waterschap Zuiderzee als opdrachtgever had gewerkt.
4.19.
De kantonrechter gaat er op basis van de loonstrook van de maand mei 2010 (bij Duko Holding B.V.) vanuit dat [eiser] op het moment dat zijn dienstverband overging naar Payroll Specialisten een arbeidsovereenkomst had van 40 uur per week tegen een bruto maandloon van € 3.034,74 (zijnde een bruto uurloon van € 17,44). Dit komt overeen met de arbeidsovereenkomst die met Payroll Specialisten op 14 juli 2010 is gesloten.
Payroll Specialisten naar Appèl
4.20.
Het vorenstaande leidt ertoe dat, in weerwil van hetgeen door Appèl is betoogd, op 30 september 2012 er sprake was van een dienstverband van onbepaalde tijd, zonder uitzendbeding, dat niet op 1 oktober 2012 van rechtswege is geëindigd. Ook is niet gebleken dat de arbeidsovereenkomst met Payroll Specialisten door opzegging of anderszins is geëindigd, zodat er vanuit moet worden gegaan dat deze op 1 oktober 2012 nog bestond.
4.21.
De kantonrechter deelt het standpunt van [eiser] niet dat Appèl de onderneming ‘cateringactiviteiten bij het Waterschap’ van Payroll Specialisten heeft overgenomen, en dat zij op grond daarvan (conform artikel 7:663 BW) de met Payroll Specialisten bestaande arbeidsovereenkomst van [eiser] had dienen te respecteren.
4.22.
Tussen partijen staat immers vast dat Payroll Specialisten zich niet bemoeide met de cateringactiviteiten doch alleen met het uitlenen van [eiser] aan Waterschap Zuiderzee en de daarmee verbandhoudende administratie verzorgde. Indien [eiser] heeft willen betogen dat de rol van Payroll Specialisten groter was, dan heeft hij dit onvoldoende gesteld. Gelet hierop, is het gegeven dat Appèl bij het exploiteren van de catering bij Waterschap Zuiderzee gebruik maakt van [eiser] , die eerder bij Payroll Specialisten onder contract stond, onvoldoende om te concluderen dat ‘een economische eenheid’ is overgegaan van Payroll Specialisten naar Appèl, hetgeen wel vereist is om van een overgang van onderneming in de zin van artikel 7:663 BW te spreken.
4.23.
Gelet hierop dient de vraag of Appèl als opvolgend werkgever kan worden beschouwd, worden beantwoord aan de hand van artikel 7:668a lid 2 BW, en de hiervoor reeds in 4.10 uiteengezette criteria.
4.24.
Ten aanzien van de vraag of tussen Appèl en Payroll Specialisten zodanige banden bestaan dat het door de laatste op grond van zijn ervaringen met [eiser] verkregen inzicht in diens hoedanigheden en geschiktheid in redelijkheid ook moet worden toegerekend aan Appèl, verwijst de kantonrechter naar hetgeen eerder ten aanzien van Duko Holding B.V. en Payroll Specialisten is overwogen (zie 4.16).
4.25.
Voor de vraag of Appèl als opvolgend werkgever in de zin van artikel 7:668a lid 2 BW kan worden gezien, is voorts van belang of de dezelfde vaardigenheden en verantwoordelijkheden van [eiser] onder Appèl worden gevraagd als onder Payroll Specialisten.
4.26.
De kantonrechter overweegt hierover als volgt. [eiser] vervulde zowel onder Payroll Specialisten als thans onder Appèl de functie van Cateringmanager bij het Waterschap Zuiderzee. De functie van Cateringmanager A bij Appèl verschilt op specifieke punten en er heeft ten opzichte van de functie van Cateringmanager onder Payroll Specialisten een aanpassing van verantwoordelijkheden van [eiser] plaatsgevonden, zo is de inkoop onder Appèl centraal geregeld. Dit laat echter onverlet dat de kerntaak van [eiser] , namelijk het leidinggeven aan de Catering bij Waterschap Zuiderzee, ongewijzigd is gebleven. Gelet hierop is de kantonrechter van oordeel dat ook aan dit vereiste voor het aannemen van opvolgend werkgeverschap is voldaan.
4.27.
Zoals hiervoor in r.o. 4.19 is vastgesteld had [eiser] bij de overgang van Duko Holding naar Payroll Specialisten een arbeidsovereenkomst voor 40 uur. Appèl stelt dat [eiser] heeft geaccepteerd dat zijn contract voor 40 uur per week onder Payroll Specialisten is omgezet naar 36 uur per week. De kantonrechter overweegt ten aanzien van dit punt het volgende. Met ingang van 8 februari 2012 is de arbeidsduur van [eiser] omgezet naar 36 uur per week. In punt 61 van de conclusie van repliek erkent [eiser] dat hij hier geen bezwaar tegen heeft gemaakt. Ook in de brief van 29 augustus 2012 heeft [eiser] alleen zijn bezwaren tegen het door Appèl aangeboden loon en de proeftijd kenbaar gemaakt. In de mail van 6 maart 2013 van de gemachtigde van [eiser] aan Appèl wordt door [eiser] aanspraak gemaakt op het volgens hem toekomende salaris op basis van een 36-urige werkweek. De kantonrechter is van oordeel dat in voldoende mate is komen vast te staan dat [eiser] stilzwijgend heeft ingestemd met een aanpassing van zijn arbeidsovereenkomst van 40 uur per week naar een arbeidsovereenkomst van 36 uur per week met ingang van 8 februari 2012. Gelet hierop bestond er tussen [eiser] en Payroll Specialisten op 1 oktober 2012 een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd voor 36 uur per week, tegen een bruto maandsalaris van € 2.795,52, exclusief vakantiegeld.
4.28.
Nu Appèl opvolgend werkgever is in de zin van artikel 7:668a BW is Appèl gehouden het loon aan [eiser] te voldoen conform de voordien onder Payroll Specialisten geldende arbeidsovereenkomst. Die loonbetalingsverplichting van Appèl vangt aan op het moment dat zij redelijkerwijs als de opvolger van Payroll Specialisten moet worden geacht, zijnde 1 oktober 2012. Anders dan als opvolgend werkgeverschap in de zin van artikel 7:663 BW bestaat er geen rechtsgrond om Appèl te veroordelen achterstallig loon (voor zover daarvan sprake is) van haar voorganger te voldoen. Derhalve zal elke loonaanspraak van [eiser] van voor 1 oktober 2012 worden afgewezen.
4.29.
De stelling van Appèl dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat [eiser] zich nog jegens Appèl beroept op een loonvordering gebaseerd op het bestaan van een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd vanaf 14 juli 2010, maakt het vorenstaande niet anders. [eiser] heeft reeds voorafgaand aan het dienstverband met Appèl, namelijk bij brief van 29 augustus 2012, laten weten dat hij aanspraak maakt op hetzelfde loon als hij onder Payroll Specialisten verdiende. Derhalve wist Appèl reeds bij het aanbieden van de arbeidsovereenkomst d.d. 1 oktober 2012, die door [eiser] onder protest getekend is, dat een dergelijke loonvordering van [eiser] te verwachten was.
4.30.
Resumerend is de vordering van [eiser] tot betaling van achterstallig loon vanaf 1 oktober 2012 tot 1 november 2015 toewijsbaar. Onweersproken is gesteld dat het bruto uurloon van € 17,92 conform de CAO Catering per 1 april 2013 en 1 juni 2014 dient te worden verhoogd, en thans € 18,45 bedraagt. Op basis van de bij de dagvaarding als productie 16 overgelegde overzicht komt de kantonrechter tot de conclusie dat Appèl in de periode 1 oktober 2012 tot 1 november 2015 een bedrag van € 20.870,17 te weinig loon heeft uitbetaald. Daartegenover staat dat Appèl gedurende 22 maanden een onverplichte toeslag van € 350,- per maand heeft voldaan, in totaal een bedrag van € 7.700,-. Derhalve is een bedrag van € 13.170,17 toewijsbaar.
4.31.
Voorts vloeit uit het vorenstaande voort dat de vordering om Appèl te veroordelen tot betaling van een bruto maandloon berekend naar een bruto uurloon van € 18,45 voor gemiddeld 36 uur per week, verhoogd met 8% vakantiebijslag, ingaande 1 november 2014 voor toewijzing vatbaar is.
4.32.
[eiser] heeft de wettelijke verhoging ex artikel 7:625 BW gevorderd. Appèl heeft hiertegen verweer gevoerd. De kantonrechter is van oordeel dat nu een substantieel deel van de omstandigheden die tot bovenstaand oordeel hebben geleid zich buiten de invloedsfeer van Appèl hebben afgespeeld, én Appèl onverplicht hangende de procedure [eiser] van een toeslag heeft voorzien, er aanleiding is de wettelijke verhoging te matigen tot 0%.
4.33.
De wettelijke rente is op de wet gegrond en toewijsbaar, te rekenen vanaf elke salarisbetaling.
4.34.
[eiser] heeft onvoldoende gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht. De gevorderde buitengerechtelijke incassokosten zullen worden afgewezen.
4.35.
Appèl zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiser] worden begroot op:
- explootkosten € 93,80
- griffierecht € 462,00
- salaris gemachtigde
€ 750,00
Totaal €1.305,80
4.36.
De gevorderde veroordeling in de nakosten is in het kader van deze procedure slechts toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment reeds kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing vermeld.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt Appèl tegen bewijs van kwijting aan [eiser] te betalen een bedrag van € 13.170,17 bruto, ter zake achterstallig loon in de periode 1 oktober 2012 tot
1 november 2015, vermeerderd met de wettelijke rente, telkens te rekenen over het achterstallige bedrag per maand, vanaf iedere salarisbetaling tot de dag van algehele voldoening;
5.2.
veroordeelt Appèl tot betaling aan [eiser] van een bruto maandloon berekend naar een bruto uurloon van € 18,45 voor gemiddeld 36 uur per week, verhoogd met 8% vakantiebijslag, ingaande 1 november 2014,
5.3.
veroordeelt Appèl in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van [eiser] begroot op € 1.305,80;
5.4.
veroordeelt Appèl onder de voorwaarde dat zij niet binnen 14 dagen na aanschrijving door [eiser] volledig aan dit vonnis voldoet, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
- € 100,00 aan salaris gemachtigde,
- te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis,
5.5.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.M. Berendsen en in het openbaar uitgesproken op
24 februari 2016.