ECLI:NL:RBMNE:2016:2523
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - meervoudig
- J.G. van Ommeren
- G. Perrick
- M.S. Mehilal
- Rechtspraak.nl
Nietigheid van de dagvaarding wegens onjuiste tenlastelegging in kinderpornozaak
In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland op 4 mei 2016, werd de verdachte beschuldigd van het bezit van kinderporno. De rechtbank oordeelde dat de dagvaarding nietig was, omdat deze niet voldeed aan de eisen van het Wetboek van Strafvordering. De tenlastelegging vermeldde dat de verdachte in de periode van 1 januari 2010 tot en met 15 november 2013 in het bezit was van 63.019 afbeeldingen, waaronder 62.028 foto's en 991 films, die seksuele gedragingen vertoonden. De rechtbank baseerde haar beslissing op een arrest van de Hoge Raad van 17 november 2015, waarin werd gesteld dat een tenlastelegging zich bij voorkeur moet beperken tot een beschrijving van een beperkte selectie van afbeeldingen, bij voorkeur niet meer dan vijf, zonder verwijzing naar een grotere hoeveelheid.
De rechtbank constateerde dat de tenlastelegging niet voldeed aan deze richtlijn, omdat het een zakelijke weergave gaf van alle 63.019 afbeeldingen, wat niet in lijn was met de vereisten van artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering. Bovendien was het onduidelijk welke afbeeldingen op welke gegevensdragers waren aangetroffen, wat de rechtsgang bemoeilijkte. De rechtbank concludeerde dat de tenlastelegging niet voldoende specifiek was en verklaarde de dagvaarding nietig.
Dit vonnis werd uitgesproken door de meervoudige strafkamer van de rechtbank, met mr. J.G. van Ommeren als voorzitter, en mrs. G. Perrick en M.S. Mehilal als rechters. De uitspraak vond plaats op een openbare terechtzitting, waarbij de griffier mr. S. Passchier aanwezig was.